Als superkracht kies ik compassie

Wietske Tijssen – Geactualiseerd augustus 2023

Deze week hadden twee leerlingen in mijn klas ruzie met elkaar. Ze hadden elkaar uitgescholden en dit probeerden we uit te praten op de gang. Ik vroeg ze het met elkaar op te lossen. Een van de twee zag vrij snel in dat ze het allebei niet handig hadden aangepakt en besloot het op te lossen door zijn excuses aan te bieden. De ander weigerde zijn excuses aan te bieden. Ook toen ik hem uitlegde dat het niet erg is als er conflicten ontstaan en je dus fouten mag maken, als je ze maar met elkaar oplost. Hij bleef erbij, wilde geen sorry zeggen en wilde ook niet uitleggen waarom niet.

Het eerste beetje machteloosheid kroop in mijn lichaam wat altijd gebeurt als leerlingen niet willen doen wat ik vraag. Die machteloosheid kan in een split second overgaan in boosheid, waardoor je via strengheid en soms zelfs met straf hoopt dat de leerling alsnog doet wat jij wilt. Omdat jij dat nou eenmaal zo hebt bedacht en dat horen leerlingen toch te doen?

Wat je met boosheid laat zien is dat je machteloos staat. Dat de leerling niet doet wat jij wil en dat jíj nu weigert mee te bewegen. Want misschien heb jij onbewust wel bijgedragen aan dit conflict. Wat mij op zo’n moment helpt is die machteloosheid om te zetten in compassie: Wie compassie voelt, lijdt als het ware met iemand mee. Letterlijk betekent compassie dan ook ‘medelijden’. Com- betekent in het Latijn ‘samen’ of ‘met’, en passie – in het Latijn passio – ‘het lijden’. Oftewel, hoe kunnen we dit samen oplossen?

Eerst heb ik hem even laten afkoelen. Ik bracht hem een kruk en vroeg hem op een rustige plek even na te denken over een oplossing. En nogmaals benadrukte ik dat we pas weer met elkaar aan de slag kunnen als we de ruzie hebben opgelost. Na een half uur kwam ik terug en ging ik naast hem zitten. Zijn boosheid was nu ook veranderd in machteloosheid wat zich uitte via kleine tranen. Hij vertelde dat hij het gevoel had dat ik altijd alleen hem iets zag doen, altijd alleen hem aansprak en dat hij daarom weigerde zijn excuses aan te bieden.

‘Natuurlijk doe ik dit niet’, dacht ik, ‘toch?’ Snel doorliep ik in gedachte de dag en besefte ik dat ik hem inderdaad veel had aangesproken en dat ik in zijn groepje vaak eerst naar hem kijk. En dus was ík degene die iets moest oplossen! Meteen bood ik mijn excuses aan en vertelde ik hem dat ik het vervelend vond dat ik hem dit gevoel had gegeven. Dat dat nooit mijn bedoeling is geweest en dat ik voortaan beter zal opletten wie ik aan moet spreken. ‘Dit is mijn oplossing, heb je dat door?’ vroeg ik hem. 

Hij keek me aan en veegde zijn tranen weg. ‘Mag ik nu mijn excuses aanbieden in de klas juf?’