Aansturen en bijsturen: inleiding

‘Orde Houden’ bestaat bij Vriendelijk Orde Houden (VOH) uit twee componenten: ‘Aansturen en Bijsturen’. Met ‘Aansturen’ voorkomt een docent dat een verstoring de les beïnvloedt (Preventief). Met ‘Bijsturen’ lost een docent een verstoring effectief op zodat deze zich niet herhaalt (Curatief).

Ik spreek iedere leerling afzonderlijk aan op gedrag en inzet (Aansturen en Bijsturen). Ook spreek ik vanaf ‘Oefenperiode 2’ de groep als geheel aan op gedrag en inzet. Door aan- en bij te sturen, geef ik duidelijk mijn grens aan, los ik verstoringen van de les vriendelijk en duidelijk op en zorg ik ervoor dat mijn leerlingen aan het werk gaan. Met deze manier van ‘Orde Houden’ gaat alle aandacht naar de les en laat ik mij zich niet verleiden tot discussie.

Introductievideo

Voor meer informatie bekijk hier onze overige introductievideo’s.

In deze video vergelijken leerlingen twee manieren waarop docenten omgaan met verstoringen:

  1. Een leerling uit de les sturen.
  2. Een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laten schrijven.

Hun conclusie is dat hen eruit sturen niet werkt en laten het schrijven van een ‘Brief over toekomstig gedrag’ (De twee leerlingen noemen de brief in deze video een reflectieverslag) wel effectief is. Om te voorkomen dat ze een brief moeten schrijven zijn ze genoodzaakt zijn om op te letten.

Huidige aanpak:

Hoe houd ik nu orde?

Toekomstige aanpak:

Hoe spreek ik in de toekomst leerlingen aan op gedrag en inzet?

Aansturen en bijsturen is één van de vijf invalshoeken van VOH

VOH deelt alle aspecten van het onderwijs in in vijf invalshoeken. Bij deze afbeelding is van deze vijf invalshoeken een ketting gemaakt.  Met de bovenste schakel van deze ketting (A+B) stuur je aan en stuur je bij. De bovenste schakel is te vergelijken met de rem van een auto. Heb je geen rem, dan is het niet verstandig auto te rijden. De bovenste schakel is ook te vergelijken met de bovenste twee lampen van een stoplicht (oranje en rood). De overige vier schakels zijn: Observeren, Lesinhoud, Duidelijk en Vriendelijk. Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Elke schakel is onmisbaar in het onderwijs. Bij elke les geef je als docent aandacht aan alle vijf de invalshoeken. Lees meer over de kleuren van de schakels.

Afbeelding 2: schakels

Inleiding

‘Aansturen en Bijsturen’ is een van de vijf invalshoeken van Vriendelijk Orde Houden (VOH).

Met ‘Aansturen en Bijsturen’ voorkom je dat je boos uitroept ‘Ik ben het zat’ en vervolgens overgaat tot het uitdelen van strafwerk of tot het eruit sturen van een leerling. Met ‘Aansturen en Bijsturen’ zorg je ervoor dat je goed met je leerlingen kunt opschieten, zij goed aan het werk gaan en de leerlingen de lesstof deels klassikaal en deel zelfstandig onder de knie krijgen. Met deze manier van aansturen en bijsturen zorg je ervoor dat je ongestoord een klassengesprek kan voeren, uitleg kan geven en dat leerlingen zelfstandig aan het werk gaan.

Of je nu frontaal lesgeeft ofwel leerlingen zelfstandig laat werken, beide werkvormen vragen om een aanpak waarbij iedereen zich kan concentreren en zich goed kan inzetten.

Lesgeven en orde houden zijn met elkaar verbonden. Uit ervaring weten docenten dat orde niet vanzelfsprekend is. Aan orde gaat interactie, samenwerking, gesprekken met leerlingen en denkwerk van de docent vooraf.

VOH splitst het hele proces op in:

  1. ‘Orde Maken’ (Effectief lesgeven met de invalshoeken ‘Vriendelijk’, ‘Duidelijk’, ‘Lesinhoud’ en ‘Observeren).
  2. ‘Orde Houden’ valt bij VOH uiteen in ‘Aansturen’ en ‘Bijsturen’.

Dat ‘Orde Maken’ en ‘Orde Houden’ met elkaar zijn verbonden, laat je al in de eerste les zien. Je geeft dan het kader aan (‘Vriendelijk en Duidelijk’ module van Orde Maken) en je geeft aan hoe je dit kader bewaakt (‘Aansturen en Bijsturen’ module van Orde Houden). Ook laat je zien dat ‘Orde Maken’ en ‘Orde Houden’ bij elkaar horen door voordat je start met een nieuwe werkvorm aan te geven welke actie je van je leerlingen verwacht: Luisteren naar de uitleg/deelnemen aan een klassengesprek (frontaal lesgeven- aandacht centraal) of werken aan een opdracht (dat kan zowel bij frontaal lesgeven een oefening zijn als bij zelfstandig werken). Dit alles geef je aan met de ‘driehoek‘ met‘Verwachtingsmanagement’ (Orde Maken). Pas als het kader duidelijk is en als je je verwachtingen per werkvorm duidelijk hebt gemaakt (Orde Maken), spreek je leerlingen aan op gedrag en inzet (Orde Houden).

Het ontwikkelen van een persoonlijke stijl waarmee je orde houdt, kan een langdurig proces zijn dat gepaard gaat met vallen en opstaan. Als een docent of leerkracht moeite blijft houden met orde houden, is lesgeven een zware taak. VOH helpt je dat proces te bespoedigen in twee oefenperiodes van acht lessen. Je hebt dan de tijd om de verschillende componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’ te introduceren bij je leerlingen en je geeft jezelf de gelegenheid te wennen aan de verschillende componenten ervan.

Zowel voor jou als voor je leerlingen is ‘Vriendelijk zijn en blijven’ een streven is, een resultaat van een gezamenlijk leerproces dat tijd kost, van een manier van werken die zich moet ‘zetten’.

Vriendelijk Orde Houden biedt docenten of leerkrachten houvast bij het ontwikkelen van hun eigen (vriendelijke) persoonlijke stijl van lesgeven (Orde Maken) met daarbij een (vriendelijke) manier van orde houden (Aansturen en Bijsturen). Als je een leerling aanspreekt op gedrag of inzet, blijf je vriendelijk en ben je duidelijk doordat je van te voren manier waarop je gaat aansturen en bijsturen met je leerlingen bespreekt. Daardoor zijn alle handelingen waarmee je aanstuurt en bijstuurt voor leerlingen voorspelbaar. In alle omstandigheden ben en blijf je vriendelijk en duidelijk.

Twee kanttekening bij alles wat nu volgt:

  1. In het onderwijs krijg je te maken met zeer verschillende kinderen. Soms is het nodig om je bij bepaalde leerlingen te verdiepen in hun situatie en misschien een uitzondering te maken.
  2. Om goed te kunnen oordelen als docent moet je op het toppunt van je kunnen presteren en zo gezond mogelijk zijn. Start je een les vermoeid, dan raak je sneller geïrriteerd en heb je minder plezier in het lesgeven. Jouw stemming bepaalt het verloop van de les.

Bij deze invalshoek ‘Aansturen en Bijsturen’ zijn er verschillen tussen hoe je leerlingen aanspreekt bij frontaal lesgeven en hoe je ze aanspreekt tijdens zelfstandig werken. Als er verschillen zijn, zie je die terug in twee kolommen met links een afbeelding van een baret (frontaal lesgeven) en rechts een afbeelding van een pet (zelfstandig werken).

Ook zijn er verschillen in wat je van leerlingen in beide werkvormen verwacht. Dat verschil maak je aan je leerlingen duidelijk met de driehoek Verwachtingsmanagement.

Afbeelding 96: aansturen en bijsturen (overzicht)

  1. In Oefenperiode 1 spreek je elke leerling aan op gedrag en inzet.
  2. Vanaf oefenperiode 2 spreek je ook de groep als geheel aan op gedrag en inzet met het ‘telraam‘.

Hoe gebruik je de Handelingsladder in deze verschillende periodes?

Belang van orde

Bekijk hieronder de video van Astrid Boon waarin zij beschrijft welke problemen er ontstaan als het een docent niet lukt om orde te houden en wat daarvan de consequenties zijn voor docent en leerling. Zij geeft in deze video aan dat een docent vaak maar twee manieren van aan en bijsturen heeft: waarschuwen en een leerling uit de les verwijderen. Astrid gaf aan dat tussenstappen ontbreken. Met de Handelingsladder voorziet VOH in die leemte.

Oorzaken verstoringen

  1. De oorzaak van een verstoring van de les kan bij jou liggen: Je ben niet vriendelijk genoeg, je hebt nog geen kader aangegeven, je ben niet duidelijk genoeg (Driehoek), je lesinhoud kan beter: Je legt teveel het accent op ‘Docentgestuurd onderwijs‘ ofwel je legt teveel het accent op ‘Leerlinggestuurd onderwijs‘, je hebt nog geen goede manier gevonden om leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet.
  2. De oorzaak van een verstoring kan ook bij de leerling liggen: Een leerling heeft een leerprobleem, de leerling ervaart de les als te makkelijk of te moeilijk. Ook valt te denken aan deze persoonlijke omstandigheden: verliefdheid, onderlinge conflicten, jaloezie, de manier waarop klasgenoten met elkaar omgaan, spanning thuis, teveel online zijn of tegenvallende prestaties.
  3. Externe factoren zijn de oorzaak: brandalarm, onverwachte lokaalwisseling, pesten (via internet) een nieuwe leerling bij de groep, een verhuizing etc.

Hoe goed je ook lesgeeft, altijd kan er een verstoring plaatsvinden. Of de oorzaak nu bij jou ligt, bij de leerlingen of dat de verstoring een externe oorzaak heeft, het is geruststellen als je weet hoe je een verstoring op kunt lossen. Vriendelijk Orde Houden adviseert docenten om verstoringen van de les op een vriendelijke en duidelijke manier op te lossen.

1 Zes componenten van Aansturen en Bijsturen

  1. Aansturen en Bijsturen’ doe je gedurende periodes van acht lessen (VO). Afhankelijk van hoeveel uur je een groep per week lesgeeft is die periode langer of korter. In die periode beperk je voor elke leerling en voor de groep de mogelijkheid om de les te verstoren. Zie hieronder (ook voor het PO) hoe je de Lengte van een periode bepaalt.
  2. Meteen bij de start van ‘Oefenperiode 1’ laat je de twee afbeeldingen zien waarmee je aangeeft wat je van de leerlingen verwacht: ‘Graag opletten’ of ‘Graag aan het werk’ (Driehoek – Verwachtingsmanagement).
  3. Jij houdt je aan het kader (Vriendelijk + Duidelijk). Je leerlingen nemen na verloop van tijd jouw voorbeeld over. Zij gedragen zich onderling ook vriendelijk en pesten behoort tot het verleden. Dit proces start met het introduceren en toelichten van het kader (Orde Maken), het introduceren van de driehoek + het bewaken van het kader door leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet (‘Aansturen en Bijsturen – Orde Houden).
  4. In vier stappen spreek je leerlingen aan op gedrag en inzet. Met stap 1 en 2 stuur je aan en met stap 3 en 4 stuur je bij. Deze vier stappen komen samen in de Handelingsladder. Met de nu volgende vier stappen spreek je elke leerling aan op gedrag en inzet.
    Stap 1 – Je gebruikt een aantal gebaren om een leerling te vragen te stoppen met storen of om een leerling te vragen aan het werk te gaan. Die gebaren zijn onhoorbaar en daardoor blijft alle aandacht bij de les. Je bespreekt deze gebaren met je leerlingen zodat zij deze kennen en herkennen. Zie Aansturen met lichaamstaal – stap 1
    Stap 2 – Een leerling die de les verstoort of die een medeleerling stoort, geef je een positieve aanwijzing, een ‘Tip’ b.v.: ‘Graag opletten’, of ‘Graag aan het werk’. Positief betekent hier dat je diens aandacht vestigt op gewenst gedrag (en niet dat je ingaat op het ongewenste gedrag). Met zo’n Tip herinner je een leerling aan wat op dat moment zichtbaar is op een van de twee afbeeldingen van de driehoek. De Tips die je in de klas geeft, noteer je op klassenlijsten. Door Tips te noteren, stel je per leerling een dossier op met als doel zo min mogelijk aan en bij te sturen. Met het tellen van Tips geef je per periode per leerling (zie hierboven punt 1) je grens aan. Met de Tips spreek je elke leerling aan op gedrag en inzet. Zie Aansturen met Tip – stap 2
    Stap 3 – De maatregel waarmee je gedrag bijstuurt is de ‘Brief over toekomstig gedrag’. Een leerling die stoort of die niet aan het werk gaat vraag je aan jou een brief te schrijven. In die brief beschrijft de leerling wat er is gebeurd en hoe dit voortaan beter is op te lossen. Die brief levert de leerling bij jou in. Deze maatregel is effectief omdat:
    – het schrijven van de brief een leerling tijd kost.
    – de leerling meedenkt bij het oplossen van de verstoring.
    – de leerling een handtekening zet onder de brief en jij de brief bewaart. Vanaf dat moment is de brief een contract tussen jullie. Op een later moment kun jij de leerling vragen zich te houden aan de afspraak.
    Zie Bijsturen met brief over toekomstig gedrag – stap 3
    Stap 4 – Je geeft een leerling twee kansen de brief bij jou in te leveren. Gebeurt dat niet, dan vraag je de schoolleiding het inleveren van jou over te nemen. Bespreek met je leidinggevende deze samenwerking voordat je begint met aansturen en bijsturen. Het is belangrijk dat de schoolleiding deze aanpak ondersteunt. Zie Leerling levert opdracht in bij leidinggevende – stap 4
    5) Je streeft ernaar om een leerling per les slechts één Tip te geven. Om dat voor elkaar te krijgen moet je ook weten wat je doet als een leerling blijft storen. Als je een leerling die stoort maximaal één Tip per les geeft, betekent dat dat deze leerling pas na in twee verschillende lessen een Tip te hebben gekregen voor dezelfde werkvorm (frontaal lesgeven of zelfstandig werken) in een derde les een brief moet schrijven.
    6) Met het telraam spreek je vanaf Oefenperiode 2 de groep per les aan op gedrag. Je beperk daarmee het aantal Tips dat je geeft aan de groep per les. Je bent dan ‘strenger’. Advies: Begin niet te snel met het telraam. Pas als iedereen gewend is aan de eerste vijf componenten, is het aan te raden door te gaan met Oefenperiode 2. Neem voordat je start met ‘Oefenperiode 2’ contact op met een coach van VOH.
    – Bij frontaal lesgeven, geef je met het telraam aan wanneer het maximum aantal Tips per les is bereikt. Bij een rode afbeelding weten leerlingen dat jij een van hen een brief kunt laten schrijven. Om te voorkomen dat zij de opdracht krijgen een brief te schrijven, stoppen alle leerlingen doorgaans met storen.
    – Bij zelfstandig werken geef je met het telraam aan dat het te onrustig is om te werken en onderbreek je zelfstandig werken. Je gaat dan verder met frontaal lesgeven. Je doet dit omdat het geen zin heeft om als leerlingenzelfstandig te laten werken als zij zich niet kunnen concentreren. Als de groep langer door wil gaan met zelfstandig werken, zullen ze gezamenlijk het aantal verstoringen moeten beperken. Door de Tips tijdens zelfstandig werken te tellen met het telraam, help je hen zich te concentreren. Tips die je geeft tijdens zelfstandig werken,  noteer je op de lijst voor zelfstandig werken. Door met het telraam een grens te stellen aan het aantal Tips wijs je de groep erop dat ongeconcentreerd werken niet effectief is.

1.1 Valkuil als een van deze componenten ontbreekt

Wat gebeurt er als je één van de componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’ weglaat?

  1. Als je niet werkt in periodes, als je per les – voordat je een maatregel neemt – eerst elke leerling twee keer waarschuwt, dan kun je bij een klas van dertig leerlingen zestig keer waarschuwen zonder dat je een maatregel neemt. Je bent dan voortdurend aan het orde houden. De inhoud van de les gaat dan verloren. Om dat te vermijden werk je in (in het VO) periodes van acht lessen.
  2. Zonder verwachtingsmanagement is het voor leerlingen onduidelijk of jij van hen verwacht dat ze opletten of dat jij van hen verwacht dat ze aan het werk gaan. Daarom geef je per werkvorm aan wat je van leerlingen verwacht.
  3. Zonder kader kan een leerling denken: “onvriendelijk mag ook”. Daarom is het kader zo belangrijk.
  4. Als je de stappen van de handelingsladder niet gebruikt:
    Stap 1 Als je geen gebaren met je leerlingen afspreekt en die gebaren gebruikt om storend gedrag te laten stoppen, zul je al snel terugvallen op verbaal waarschuwen. Je onderbreekt dan je uitleg, of verstoort zelfstandig werken. Verbaal waarschuwen gaat vaak gepaard met fronzen, boos kijken, dreigen, je groot maken of dominant gedrag vertonen. Dit alles maakt de les grimmig en je leerlingen nemen deze manier van communiceren van jou over. Daarom is het aan te raden gebaren in te passen in je communicatie.
    Stap 2 Als je leerlingen geen positieve aanwijzing geeft (Tips) maar waarschuwt (negatief gedrag benoemt), klinkt in je stem irritatie, ongeduld of boosheid door. Om dat te vermijden geef je Tips in plaats van waarschuwingen.
    Stap 3 Als je geen ‘brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven, maar bijvoorbeeld akelig strafwerk geeft (‘strafregels’) of een leerling uit de les stuurt, ontstaat er verwijdering tussen jou en de leerling. Daarom gebruik je in plaats van strafwerk de brief.
    Stap 4 Je werkt niet samen met de schoolleiding. Als een leerling de ‘Brief over toekomstig gedrag’ niet inlevert, kun je ervoor kiezen om daar geen werk te maken, je doet of je vergeet dat je de opdracht hebt gegeven. Je kunt er ook op blijven aandringen dat de leerling de brief bij jou inlevert. Bij deze reacties ervaart de leerling jou als slap dan wel als dwingeland. Daarom is het belangrijk dat je samenwerkt met je leidinggevende, dan zijn beide reacties niet nodig.
  5. – Als je een leerling meer dan één Tip per les geeft, bestaat de kans dat de leerling denkt dat jij speciaal op hem of haar let. Een conflict ligt dan op de loer. Dat conflict voorkom je door vanaf de tweede les van ‘Oefenperiode 1’ niet meer dan één Tip per leerling per les te geven en door pas in de derde les dat een leerling stoort deze leerling een brief te laten schrijven (In eerste les van ‘Oefenperiode 1 ‘deel je wel direct een brief uit). – – Door niet meer dan één Tip per les aan een leerling te geven, vermijd je conflicten.Als je geen limiet stelt aan het aantal Tips dat je geeft per les, kun je veel Tips geven en daardoor verliezen deze positieve aanwijzingen hun kracht. Om dat te vermijden geef je slechts één Tip per leerling per les.
  6. Als je niet met het telraam de Tips binnen een les telt, kan het zijn dat je teveel Tips geeft en dat allemaal moet administreren. Daarom gebruik je vanaf ‘Oefenperiode 2’ het telraam om het aantal Tips per les in te perken.

1.2 Beginsituatie docent, leerkracht of klassenassistent

De manier van introduceren van ‘Aansturen en Bijsturen’ is afhankelijk van je beginsituatie:

  1. Als je nog niet hebt geoefend met ‘Aansturen en Bijsturen’, introduceer je de zes componenten in twee oefenperiodes.
  2. Als jij én leerlingen al ervaring hebben opgedaan met ‘Aansturen en Bijsturen’, herinner je je leerlingen aan het kader, geef je aan wat je van je leerlingen verwacht. Direct daarna kun je beginnen met de complete aanpak van ‘Aansturen en Bijsturen’ (zie Opnieuw toepassen ‘Aansturen en Bijsturen’).

2 Starten met ‘Aansturen en Bijsturen’ in twee periodes

Afbeelding 88: componenten – Oefenperiodes

In twee oefenperiodes komen alle zes de componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’ aan bod.

Oefenperiode 1

De informatie bij Oefenperiode 1 is bestemd voor docenten die nog geen ervaring hebben met ‘Aansturen en Bijsturen’. Als je na de ‘Oefenperiode 1’ tevreden bent over het verloop van je lessen, laat dan ‘Oefenperiode 2’ achterwege. Je herhaalt dan de werkwijze van ‘Oefenperiode 1‘ (De uitleg aan je leerlingen laat je dan weg en je gebruikt de eerste drie stappen van de Handelingsladder in de volgorde 1,2,3).

Oefenperiode 2

Als je merkt dat je teveel tijd besteedt aan het geven en noteren van Tips, overweeg dan om door te gaan met ‘Oefenperiode 2’. Je introduceert dan ook het zesde en laatste component, het telraam.

Bij de twee oefenperiodes horen drie instructievideo’s, twee daarvan volgen hieronder. De instructievideo bestemd voor Oefenperiode 1 is geplaatst de module kader omdat ‘Oefenperiode 1’ staat of valt met het introduceren van een kader.

 

2.1 Lengte periode bepalen

Als je begint met ‘Aansturen en Bijsturen’, bepaal je de lengte van een ‘periode’ waarin je Tips noteert op twee lijsten; een voor frontaal lesgeven en een voor zelfstandig werken. De lengte van de door jou te kiezen periode is afhankelijk van hoe vaak je de leerlingen per week lesgeeft. Beslis zelf welke duur van de periode voor jou in aanmerking komt:

  • Een VO docent die één uur per week lesgeeft, kiest bijvoorbeeld voor een periode van acht weken (met daarin acht lessen).
  • Een VO docent die twee uur per week lesgeeft, kan die periode verkorten tot vier weken (met daarin acht lessen).
  • Een PO leerkracht kan afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen werken in periodes van een dag, een halve week of een hele week.
  • Het aantal uren dat een klassenassistent een klas lesgeeft varieert. Soms geef je samen met een docent les, een andere keer sta je alleen voor de klas. Als wilt deelnemen aan ‘Oefenperiode 1’, noteer dan op lijsten – net als docenten en leerkrachten – gedurende acht lessen hoeveel Tips je geeft. Elke keer dat je alleen voor de klas staat, schrijf je de datum boven de lijst. Je ziet dan aan het aantal keer dat je een datum hebt opgeschreven wanneer je bij les acht bent aangekomen. Afhankelijk van hoe vaak je de klas ziet, ben je bij de ene klas dan sneller bij les acht dan bij de ander. Na de achtste les start je bij een klas met een nieuwe lijsten voor frontaal lesgeven en zelfstandig werken.
    Als je samen met een docent lesgeeft, ondersteun je de aanpak voor klassenmanagement van de docent. Overweeg de docent op de hoogte te stellen van jouw ervaringen met Vriendelijk Orde Houden. In overleg is het dan mogelijk dat jullie komen tot een gezamenlijke aanpak.

In deze instructievideo komt het kiezen van een periode aan de orde.

N.B. Bij groepen die de les maar sporadisch verstoren, kun je de periode op eigen initiatief verlengen. Het verlengen van een periode betekent voor de leerlingen dat je de mogelijkheid om de les te verstoren verder beperkt, je bent dan ‘strenger’, je laat minder toe.

Door in ‘Oefenperiode 1’ een maximum aantal ‘gratis’ Tips per periode hanteren via lijsten (Tips zijn dan gratis omdat zij nog niet leiden tot een maatregel ) en door in ‘Oefenperiode 2’ zowel een maximum in te stellen van het aantal ‘gratis’ Tips periode als per les als een maximum per groep per les (Telraam – Oefenperiode 2) beperk je het aantal Tips zowel voor elke leerling als voor de groep. Je geeft in Oefenperiode 2 op twee manieren je grens aan.

N.B. Na een periode vervallen alle gegeven Tips en begin je weer met lege lijsten.

2.2 ‘Aansturen en Bijsturen’ – Oefenperiode 1

Deze informatie gaat over de eerst acht lessen waarbij je ‘Aanstuurt en Bijstuurt’ en waarbij je nog niet eerder hebt gewerkt met gebaren, Tips en de ‘Brief over toekomstig gedrag’. VOH noemt dit ‘Oefenperiode 1’. De acht lessen zijn hieronder aangegeven met bullets. Per les geeft VOH een advies op het gebied van  ‘Aansturen en Bijsturen’ (Orde Houden). De volgorde van werken zorgt ervoor dat je niet overhaast of uit emotie een maatregel neemt en zorgt ervoor dat je direct begint met het werkzame bestanddeel van ‘Aansturen en Bijsturen’: de ‘Brief over toekomstig gedrag’.

Bekijk eerst de instructievideo over Oefenperiode 1 van acht lessen. Die video is geplaatst bij de module ‘Kader’ omdat ‘Aansturen en Bijsturen’ onlosmakelijk is verbonden met het gekozen kader. Ook het deel over jouw voorbereiding op ‘Oefenperiode 1’ is bij de module ‘Kader’ geplaatst.

Na een individuele cursus

Voordat je start met Aansturen en Bijsturen, bespreek je het volgende met je leidinggevende:
Je geeft aan dat je een verstoring van de les gaat bijsturen met de ‘Brief over toekomstig gedrag’. Je vertelt je leidinggevende dat als een leerling die opdracht niet bij jou inlevert, de opdracht geen effect heeft. Om dat te voorkomen vraag je hulp bij het inleveren van de brief. Je vraagt je leidinggevende daaraan mee te werken.
Als deze afspraak is gemaakt en leerlingen merken dat de schoolleiding het inleveren van de brief ondersteunt, is het niet nodig om als een leerling de brief niet bij jou inlevert, het inleveren maar laat zitten of om op een onvriendelijke manier aan te dringen op het inleveren van de opdracht. Zonder de samenwerking tussen jou en de leidinggevende is de kans dat een leerling de brief bij jou inlevert een stuk kleiner.

Na een Team Training

Voorafgaande aan een Team Training heeft VOH met de leiding van een school dat docent en schoolleiding samen zorg dragen voor het inleveren van de ‘Brief over toekomstig gedrag’. Lees meer bij de implementatie van VOH over de verschillende verantwoordelijkheden van docent en schoolleiding.

Volgorde van werken

In ‘Oefenperiode 1 ‘ start je met ‘Aansturen en Bijsturen’. Je maakt in deze volgorde kennis met de volgende componenten: Hulp leidinggevend, Periode, driehoek (Verwachtingsmanagement), Kader, Brief over toekomstig gedrag, Tips, Aansturen met lichaamstaal.

Voor aanvang van de eerste les, hang je het kader ‘Vriendelijk + Duidelijk’ aan de muur (of heeft de schoolleiding opdracht gegeven het kader in alle lokalen te hangen). Ook toon aan je leerlingen de afbeelding die betrekking heeft op frontaal lesgeven (driehoek).
Omdat je de aanpak van VOH niet in één les kunt introduceren, volg je de aanwijzingen van VOH: in de eerste les vraag je een leerling indien nodig een ‘Brief over toekomstig gedrag’ aan jou te schrijven (de leerlingen weten dan dat jij beschikt over een maatregel), in de tweede les geef je Tips die altijd aansluiten bij de driehoek: “Graag opletten” of “Graag aan het werk”. In de derde les geef je eerst ‘Aanwijzingen met lichaamstaal’ en pas dan een Tip. Vanaf les vier is het dan mogelijk om weer een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te laten schrijven. Een leerling kan dan in les 2 en 3 al twee Tips hebben gekregen.

  • Les 1 van Oefenperiode 1
    Bij deze eerste les maak je je leerlingen duidelijk dat jij beschikt over een maatregel om gedrag of inzet bij te sturen.
    Je ontvang je een groep die je voor het eerst ziet, hoe ze zich ook gedragen, op een vriendelijk manier. Als een groep op een drukke manier de klas binnenkomt, forceer je geen orde. Je wacht rustig af tot ze aanspreekbaar zijn. Als dit te lang duurt, schrijf je als verslaggever in je Tipboek welk onacceptabel gedrag je je leerlingen ziet vertonen. Vraagt een leerling aan jou wat je opschrijft dan geef je aan dat je, wat je opschrijft als het nodig is later met de leiding bespreekt. Je kunt ook deze algemene mededeling op het bord zetten: “Graag aandacht – de les gaat beginnen”. Door zo te handelen blijf je vanaf het begin vriendelijk en duidelijk. Je laat zien dat je je niet laat verleiden tot boos worden als de les niet verloopt zoals jij wilt.
    Aan het begin van de eerste les laat je  zien hoe je met de driehoek aangeeft welke actie je van leerlingen verwacht per werkvorm (frontaal lesgeven en zelfstandig werken). Driehoek en kader licht je als volgt toe:

Driehoek (Verwachtingsmanagement)
In mijn lessen onderscheid ik twee situaties:

  1. ofwel ik geef les (frontaal lesgeven met aansluitend korte oefeningen, klassengesprek) en dan vraag ik jullie op te letten of mee te doen.
  2. ofwel jullie werken zelfstandig aan opdrachten en dan verwacht ik dat jullie aan het werk gaan,

(toon na elkaar beide afbeeldingen). Als een leerling niet doet wat er gevraagd wordt, spreek ik deze leerling aan op gedrag en inzet. Omdat ik nu iets uitleg, toon ik deze afbeelding: (Frontaal lesgeven – Graag opletten tijdens de uitleg / Graag meedoen aan oefeningen die volgen op uitleg). Als ik voortaan iets uitleg toon ik deze afbeelding.

Kader
Ook zien jullie aan de muur een afbeelding. Op die afbeelding staat: Vriendelijk + Duidelijk.
Ik ga proberen in alle lessen vriendelijk en duidelijk te zijn. Mocht dat niet lukken dan kunnen jullie mij daar op elk moment op een vriendelijke manier op aanspreken. Omgekeerd, als jullie niet vriendelijk of duidelijk zijn, dan spreek ik jullie daarop aan. Vriendelijk en Duidelijk’ geldt dus voor ons allemaal en daarom is het eerlijk.

Stel dat een leerling niet vriendelijk en of niet duidelijk is, of de aanwijzingen op de driehoek niet volgt, dan vraag ik deze les de leerling een ‘Brief over toekomstige gedrag’ aan mij te schrijven (toon een brief afgedrukt op geel papier).
Daarin stel ik je twee vragen:
1 Wat is de aanleiding voor deze brief, wat is er gebeurd, wat heb jij zelf gedaan?
2 Wat kun jij veranderen/verbeteren aan je gedrag?
De leerling aan wie ik deze opdracht geef, schrijft deze brief aan mij in zijn/haar eigen tijd en levert die op een afgesproken moment bij mij in.
Ook is het mogelijk dat ik je vraag de brief aan het eind van deze dag in mijn aanwezigheid te schrijven (Als docent beslis je wat jou het beste uitkomt). Ik hoop dat het deze les niet nodig is een brief uit te delen.

Als in de eerste les een leerling zich niet houdt aan het kader of de aanwijzingen van de driehoek, geef je deze leerling de opdracht een ‘Brief over toekomstig gedrag’ aan jou te schrijven. Geef de brief alleen voor een grote overtreding van de aanwijzingen of voor provocerend gedrag. Wees de eerste les spaarzaam met het uitdelen van de brief. Met de brief laat je zien dat jij in staat bent gedrag bij te sturen. Met de brief spreek je een leerling aan op gedrag en inzet. Als de leiding jou hierin steunt is het effect van de brief groot. Bij een zeer drukke klas kun je in de eerste les nog een tweede brief uitdelen. Het advies is om per les niet meer dat twee leerlingen een brief te laten schrijven. Blijft de klas daarna onrustig, onderbreek dan de les.

N.B. Les 1 is de enige les dat je nog geen Tips geeft. Als het nodig is kun je in de eerste les ook verbaal corrigeren of gebaren gebruiken, echter je hebt aangekondigd dat je vriendelijke en duidelijk probeert te zijn, dus het advies is om op een vriendelijk manier gebaren te gebruiken en op een vriendelijke manier te corrigeren. Doe je dat niet dan bestaat de kans dat leerlingen jou daarop aanspreken, daarvoor heb je ze zelf uitgenodigd)

Afbeelding 93: kader en verwachtingsmanagement

  • Met het ophangen van het kader maak je duidelijk hoe je wilt dat iedereen in de les met elkaar omgaat: (Vriendelijk + Duidelijk). Als het kader is besproken, weten je leerlingen dat jij wie zich onvriendelijk (dus storend) gedraagt daarop aanspreekt.
  • Met een van de twee afbeeldingen van verwachtingsmanagement geef je aan welke actie je verwacht van je leerlingen. (Alle Tips die je geeft zijn hiervan afgeleid: Graag opletten of graag aan het werk)

Door toe te zien op de naleving van het kader en de driehoek ben je consequent.

  • Les 2 van Oefenperiode 1
    In de tweede les begin je met het aanbrengen van een ‘buffer’ voordat je de ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven. Vertel je leerlingen dat je, voordat je een brief laat schrijven, een Tip geeft. Je geeft aan dat iedere leerling per periode (in de tweede les zijn er nog zeven lessen te gaan tot het einde van de periode) twee ‘gratis’ Tips kan krijgen. Daarmee geef je jouw grens aan. Als je dezelfde leerling voor de derde keer aanspreekt op gedrag of inzet vraag je die leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven. Als je je vanaf  de tweede les beperkt tot één Tip per leerling per les per werkvorm (frontaal lesgeven of zelfstandig werken), zul je pas in les vier een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laten schrijven. Wat te doen als een leerling na een Tip blijft storen?

Noteren Tips

Tips geef je bij twee werkvormen, bij frontaal lesgeven en tijdens zelfstandig werken. Tips die je geeft bij frontaal lesgeven noteer je in je Tipboek. Na afloop van de lessen schrijf je die Tips over op de lijst voor frontaal lesgeven. Tips die je geeft tijdens zelfstandig werken noteer je direct op een lijst voor zelfstandig werken. Per les kun je aan één leerling twee Tips geven, één tijdens frontaal lesgeven en één tijdens zelfstandig werken. Probeer je te beperken tot één Tip per leerling per les. Ook als je bij beide werkvormen dezelfde leerling een Tip geeft, is het pas in les vier mogelijk om een ‘Brief over toekomstig gedrag’ uit te delen. Met deze aanpak van VOH zul je nooit impulsief een leerling uit boosheid een ‘Brief over toekomstig gedrag’ aan jou laten schrijven.

Afbeelding 94: Tipboek en lijsten om Tips te noteren

Per lijst noteer je per periode (van acht lessen) maximaal twee Tips per leerling per werkvorm. De eerste twee Tips per werkvorm (per lijst) zijn ‘gratis’ (kosten de leerling geen tijd). Als je voor de derde keer per werkvorm een leerling aanspreekt op gedrag of inzet vraag je deze leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven. Die brief kost een leerling wel tijd.

Elke leerling kan twee Tips krijgen tijdens frontaal lesgeven en twee Tips tijdens zelfstandig werken. Als je de twee lijsten combineert, kan een leerling bij deze manier van werken per periode van acht lessen maximaal vier Tips krijgen zonder dat jij daar maatregel aan verbindt. De ervaring leert dat slechts een paar leerlingen binnen een periode vier Tips verzamelen. Om het aantal Tips dat je geeft te beperken, probeer je je per les te beperken tot maximaal één Tip per leerling. Deze beperking zorgt ervoor dat je niet snel uit emotie een leerling zal ‘straffen’. Wat te doen als een leerling blijft storen na een Tip? Overschrijdt een leerling op een van beide lijsten het maximum van twee Tips dan vraag je deze leerling aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven.

afbeelding 95: Aansturen met lichaamstaal – drie series gebaren

De derde serie gebaren: ‘Attentie start bedankt’ gebruik je zowel bij frontaal lesgeven om een leerling aan te sporen mee te doen met een oefening die volgt op jouw uitleg, als bij het aan het werk gaan tijdens zelfstandig werken.

Vanaf de derde les van Oefenperiode 1, en in alle periodes daarna, neem je de eerst drie stappen van de Handelingsladder in de gebruikelijke volgorde: (Aansturen met Lichaamstaal – Tip – Brief over toekomstig gedrag). Deze drie stappen – in die volgorde – zorgen ervoor dat je meestal gedrag aanstuurt zonder dat het nodig is een brief te laten schrijven. Deze drie stappen zie je van onder naar boven terug in de Handelingsladder. Lees ze van onder naar boven, zoals je ook een echte ladder opklimt. Zie afbeelding 96 hierboven.

  • Vanaf les 4 – 8 is het mogelijk dat een leerling in les twee en drie al twee Tips heeft verzameld. Als een leerling voor frontaal lesgeven al twee Tips heeft gekregen, zet je de naam van de betreffende leerling op het bord. Bij zelfstandig werken zie je op je lijst als je een leerling in de twee lessen daarvoor al een Tip hebt gegeven. Een leerling die in de voorafgaande lessen twee Tips kreeg en weer stoort of zich niet goed inzet, vraag je een ‘Brief over toekomstig gedrag’ aan jou te schrijven.

Raakvlakken Oefenperiode 1 met bestaande onderwijspraktijk

Raakvlak 1: Docenten adviseren elkaar om streng te beginnen en daarna de teugels te laten vieren.

  1. In Oefenperiode 1 start je met ‘Aansturen en Bijsturen’. Je begint je gelijk in de eerste les met het laten schrijven aan jou van een ‘Brief over toekomstig gedrag’ als een leerling de les verstoort. Daarmee laat je zien dat je een verstoring van de les kunt oplossen. Het direct uitdelen van een brief is te vergelijken met streng beginnen. Je begint met het werkzame bestanddeel van de Handelingsladder. Bij een aantal groepen (en hopelijk bij alle groepen) zal het in de eerste les niet nodig zijn om een brief uit te delen.
  2. In de tweede les en derde les introduceer je de stappen die je vooraf laat gaan aan ‘Brief over toekomstig gedrag’  in omgekeerde volgorde.(2e les het geven van een Tip, 3e les ‘Aanwijzing met lichaamstaal – Tip’). Met deze stappen voorkom je dat je vaak een brief laat schrijven en beperk jij voor je zelf de mogelijkheid direct een maatregel te nemen. Door vanaf les 3 twee stappen te nemen voordat je een leerling een brief laat schrijven, voorkom je dat je de brief te vaak uitdeelt en daardoor zijn kracht verliest.

Raakvlak 2: In het onderwijs is het gebruikelijk om twee keer te waarschuwen. Daarna neem je een maatregel.
In Oefenperiode 1 waarin je begint met ‘Aansturen en Bijsturen’ geef je vanaf de tweede les Tips die je telt en noteert op lijsten. Vanaf de tweede les kun je (als een leerling zich niet goed gedraagt of zich niet goed inzet) per periode per werkvorm twee ‘gratis’ Tips geven. Bij derde verstoring bij dezelfde werkvorm of bij de derde keer niet aan het werk gaan binnen die periode vraag je een leerling aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven. In de praktijk blijkt dat de meeste leerlingen geen Tip van je krijgen, een aantal krijgt één Tip en maar een paar leerlingen krijgen twee Tips. Het laten schrijven van een brief is dan een uitzondering. Bekijk hoe frequent je de verschillende stappen van de handelingsladder zult gebruiken.

Voordat je overgaat de tot vervolgstappen van ‘Oefenperiode 2′ – het werken met het ’telraam’ – is het belangrijk dat je de eerste vijf componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’ onder de knie hebt. Neem voordat je gaat werken met Oefenperiode 2 contact op met je coach van VOH.

2.3 Oefeningen die horen bij Oefenperiode 1

Gebruik deze pdf om met collega’s te oefenen met gebaren, Tips en de brief. Print deze pfd tweezijdig uit (totaal 11 pagina’s). Op de ene kant van een pagina staat dan de verstoring, op de andere kant hoe je daarop reageert. De collega die de verstoring aan jou toont, ziet op de achterkant het advies van VOH hoe deze verstoring op te lossen en kan dus zien of jij ook voor die benadering kiest.

2.4 Herhalen oefenperiode 1 of doorgaan met oefenperiode 2

Je kunt ervoor kiezen om na de eerste oefenperiode de manier van werken van deze periode te herhalen (zonder uitleg te geven in aan het begin van de eerste drie lessen). Je kunt ook voor kiezen om direct door te gaan met de tweede oefenperiode. Nu volgen argumenten die je helpen bij het maken van deze beslissing.

Herhalen manier van werken van oefenperiode 1

Wanneer is het aan te raden de manier van werken van ‘Oefenperiode 1’ te herhalen?

  1. De ‘Handelingsladder’ start met één van de drie series gebaren (stil, stop, start). Vooral tijdens zelfstandig werken heb je deze gebaren nodig om leerlingen onhoorbaar aan te spreken op gedrag of inzet. Als deze drie series gebaren voor jou nog onwennig aanvoelen, is het aan te raden nog niet met ‘Oefenperiode 2’ te starten.
  2. Het geven van Tips en het administreren van Tips voelt nog vreemd aan.
  3. Je bent tevreden over hoe je lessen verlopen.

Je print dan de lijsten voor Tips opnieuw uit. Aan het begin van de volgende periode is het niet meer nodig iets uit te leggen. Je begint direct met stap 1, 2 en 3.

Doorgaan met oefenperiode 2

Wanneer is het aan te raden te starten met ‘Oefenperiode 2’?

  1. Je merkt dat je de brief eerder in wilt zetten, maar dat niet kunt omdat je eerste elke leerling eerst twee Tips moet geven. Als je start met ‘Oefenperiode 2’ kunt je de brief eerder inzetten. Je gaat dan sneller over tot het laten schrijven van een brief en jouw Tips hebben daardoor meer effect.
  2. Je merkt dat je de eerste vijf componenten onder de knie hebt en je merkt dat de leerlingen goed reageren én je merkt dat je bij sommige klassen teveel Tips moet geven voordat je een brief kunt laten schrijven.

Dan is het tijd om te starten met ‘Oefenperiode 2’ Zie hieronder de aanwijzingen daarvoor.

N.B. Als je de cursus individueel hebt gevolgd, kun je ook advies vragen aan de coach van Vriendelijk Orde Houden.

2.5 ‘Aansturen en Bijsturen’ – Oefenperiode 2

Overeenkomsten met Oefenperiode 1

Je begint in Oefenperiode 2 met twee lege lijsten.
De manier van werken lijkt op die van Oefenperiode 1: Eerst geef je aanwijzingen met lichaamstaal, dan geef je Tips en dan vraag je een leerling een brief te schrijven. Aan de muur hangt al het kader, je gebruikt de driehoek, je hebt je Tipboek bij de hand. In ‘Oefenperiode 1’ telde je Tips per periode. Dat doe je ook in de tweede periode. De Tips uit de vorige periode vervallen. Elke leerling begint weer met een schone lei.

Verschillen met Oefenperiode 1

Als je start met met Oefenperiode 2, heb je al positieve ervaringen met gebaren, Tips en de Brief. Je weet hoe je Tips geeft en noteert en je hebt een of meer van je leerlingen al een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laten schrijven.

  1. Jij wilt het aantal verstoringen per les verder wilt verlagen en de inzet van de leerlingen wil je nog meer verhogen, dan begin je met ‘Oefenperiode 2’. In ‘Oefenperiode 2’ ben jij strenger omdat je een maximum aantal Tips per les instelt. Je geeft leerlingen minder ruimte om zich niet goed te gedragen of zich niet goed in te zetten.
  2. Met het telraam ga je eerder over tot het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet. Overweeg of je je leerlingen daarnaast meer ruimte wilt geven om zich over de manier waarop jij hen aanspreekt uit te spreken. Je kunt dan deze vraag toevoegen aan de ‘Brief over toekomstig gedrag’: Heb je nog een Tip – positief advies – voor de docent? Download de brief met extra vraag

Nu volgt instructie over hoe je je voorbereidt op de lessen van ‘Oefenperiode 2’. Deze instructie eindigt met een instructievideo.

Voorbereiding op Oefenperiode 2

Voorafgaande aan Oefenperiode 2 print je (net als in Oefenperiode 1), per groep twee klassenlijsten uit om Tips te noteren. In Oefenperiode 2 voeg je een nieuwe component van Aansturen en Bijsturen toe: het ‘Telraam’. Met het telraam tel je Tips per les zowel bij frontaal lesgeven als tijdens zelfstandig werken. Met de afbeeldingen van het telraam, die met het telraam aan je leerlingen laat zien, voeg je een extra mogelijkheid toe om ook de groep als geheel aan te spreken op gedrag en inzet. Met de afbeeldingen van het telraam laat je aan je leerlingen zien hoeveel Tips je per les hebt gegeven aan de groep als geheel. Jij vertelt je leerlingen voordat je hiermee gaat werken dat jij hiermee een (tweede) grens aangeeft. Ook vertel je welke acties je neemt bij de twee rode afbeeldingen (Tip 2 bij frontaal lesgeven en Tip 4 bij zelfstandig werken).

Telraam

Met het telraam

  1. beperk je het aantal Tips dat je geeft aan de groep per les.
  2. spreek je de hele groep aan op gedrag en inzet.
  3. Met het telraam geef je – zowel bij frontaal lesgeven als bij zelfstandig werken – jouw professionele grens aan.

Het telraam bestaat uit een aantal afbeeldingen die je m.b.v. een ‘dakstandaard’ (type map) kunt laten zien:

Afbeelding 97: alle afbeeldingen van het telraam

Telraam – Wat doe je bij een rode afbeelding, als het maximale aantal Tips is bereikt per werkvorm?

Het aantal in een les gegeven Tips per werkvorm (frontaal lesgeven – zelfstandig werken) toon je met het Telraam aan de groep.

  1. Wat doe je bij frontaal lesgeven als de groep binnen een les het maximale aantal Tips van twee Tips is gekregen? (linker kolom)
  2. Wat doe je tijdens zelfstandig werken als voor de groep binnen een les het maximum van vier Tips is gekregen? (rechter kolom)

Afbeelding 98: telraam frontaal lesgeven

Bij frontaal lesgeven tel je met het telraam tot twee. Je hebt dan twee Tips gegeven aan twee verschillende leerlingen. Tips die je geeft tijdens frontaal lesgeven spreek je duidelijk uit, ze gelden voor iedereen. De leerlingen weten dan wat jij van ze verwacht. Een derde leerling die stoort of die niet aan het werk gaat, geef je de opdracht aan jou een brief te schrijven. Door het telraam ga je sneller over tot het uitdelen van de brief. Daarmee maak je aan je leerlingen duidelijk dat het echt belangrijk is dat zij opletten tijdens jouw uitleg. Omdat bij frontaal lesgeven na de tweede Tip elke leerling de brief kan krijgen, stoppen alle leerlingen doorgaans met storen. Het effect van het telraam is dat iedereen die de rode afbeelding ziet, oplet.

Afbeelding 99: telraam zelfstandig werken

Tijdens zelfstandig werken vraag je als je de vierde Tip hebt gegeven,  je leerlingen om op te ruimen en ga je verder met frontaal lesgeven. Dit doe je om de volgende reden: Als vier leerlingen vier medeleerlingen storen, zijn er al acht leerlingen betrokken bij het verstoren van zelfstandig werken. Het is dan te onrustig om geconcentreerd te kunnen werken. Dit valt ook eenvoudig uit te leggen aan een groep. Door Tips te tellen tijdens zelfstandig werken gaat de groep duidelijk dat zelfstandig werken een voorrecht is waarvan zij alleen gebruik kunnen maken als ze het maximum van 3 Tips per les niet overschrijden. Na de vierde Tip onderbreek je zelfstandig werken. In tegenstelling tot frontaal lesgeven laat je nu geen brief schrijven maar ga je verder met frontaal lesgeven. Door te wisselen van werkvorm voorkom je dat je leerlingen hun tijd verdoen in een onrustige omgeving waarin ze zich niet kunnen concentreren. Met het telraam vraag je de hele groep om geconcentreerd te blijven werken.

2.6 Voorbereiding en video – Oefenperiode 2

  • Print nieuwe klassenlijsten uit om Tips op te noteren voor frontaal lesgeven en voor zelfstandig werken.
  • Print de ‘Brief over toekomstig gedrag’ uit op geel en oranje papier (voor frontaal lesgeven) en wit papier (voor zelfstandig werken). Je bewaart de brieven en ziet dan aan de kleur van de brief in welke werkvorm je de brief hebt uitgedeeld.
  • Maak een telraam met een ‘Dakstandaard’ (type map) waarmee je afbeeldingen kunt laten zien) en toon met het telraam de afbeeldingen die je aantreft in deze PowerPoint.
  • Blijf gebruik maken van de ‘Driehoek‘ (Verwachtingsmanagement) en van het kader.

Nu volgt een instructievideo waarvan het eerste fragment alleen bestemd is voor de docent. Daarna volgen twee fragmenten van elk twee minuten, die je in twee lessen aan je leerlingen laat zien:

  1. Met het eerste fragment laat je aan je leerlingen zien hoe je het telraam gebruikt bij frontaal lesgeven. Door het telraam te gebruiken tijdens frontaal lesgeven, kun je al na twee Tips een leerling de ‘Brief over toekomstig gedrag’ laten schrijven ook al heeft deze leerling nog nooit eerder een Tip gekregen!
  2. Met het tweede fragment laat je aan je leerlingen zien hoe je het telraam gebruikt om de groep aan te spreken op gedrag en inzet tijdens zelfstandig werken. Door de groep met het telraam aan te spreken op gedrag en inzet kan iedereen zich concentreren en begrijpen leerlingen dat zelfstandig werken een voorrecht is.

Introductievideo groep aanspreken op gedrag en inzet – telraam – Oefenperiode 2

2.7 Samenvatting van de twee oefenperiodes

In de Oefenperiode 1 laat je leerlingen in stappen kennismaken met de driehoek, het kader, met de ‘Brief over toekomstig gedrag’, met het geven, noteren en tellen van Tips, met aansturen met lichaamstaal en met het beperken van het aantal Tips per periode.

In de tweede periode, als je leerlingen weten dat je Tips administreert en dat jij een brief kunt uitdelen, voeg je een tweede beperking toe door Tips die je in één les geeft te tellen met het telraam. Met het telraam erbij vraag je je leerlingen nog duidelijker zich goed te gedragen en zich goed in te zetten. Doordat je de mogelijkheid om te storen verder beperkt, zoeken leerlingen de grens niet meer op omdat ze de opdracht, de ‘Brief over toekomstig gedrag’ niet willen krijgen. Met het telraam geef je bij frontaal lesgeven ongestoord uitleg, voer je moeiteloos een klassengesprek en doen alle leerlingen mee met oefeningen te doen die horen bij jouw uitleg. Door het telraam kunnen alle leerlingen tijdens zelfstandig geconcentreerd werken.

2.8 Opnieuw toepassen Aansturen en Bijsturen

Deze informatie is bestemd voor docenten die al eerder gewerkt hebben met ‘Aansturen en Bijsturen’.

Als jij in twee oefenperiodes ervaring hebt opgedaan met ‘Aansturen en Bijsturen’ en je gaat daarna werken met een nieuwe groep die de aanpak van ‘Aansturen en Bijsturen’ al kent, dan herinner je je leerlingen bij een nieuwe start aan het kader (Vriendelijk + Duidelijk). Met de driehoek maak je duidelijk wat je van leerlingen verwacht. Meteen vanaf de eerste les tel je Tips op twee manieren:

  1. Je spreekt elke leerling aan op gedrag en inzet. Tips noteer je zoals je gewend was op twee klassenlijsten en je telt ze per periode. Als een leerling het maximum van twee Tips per periode overschrijdt, vraag je deze leerling een brief aan jou te schrijven. Dit doe je zowel bij frontaal lesgeven als tijdens zelfstandig werken.
  2. Je spreekt de groep aan op gedrag en inzet door Tips per les te tellen met het telraam, zowel bij frontaal lesgeven als tijdens zelfstandig werken.

Je print voor elke groep weer twee lijsten uit: een lijst voor frontaal lesgeven en een lijst voor zelfstandig werken. Elke les geef je per werkvorm duidelijk aan welke actie je van je leerlingen verwacht (Verwachtingsmanagement).

3 Handelingsladder – tips per periode

Deze video is alleen voor de docent. In deze video zitten geen fragmenten die je aan leerlingen laat zien.

Deze video geeft algemene informatie over de Handelingsladder en de bijbehorende periode. Je gebruikt de Handelingsladder om een leerling aan te spreken op gedrag en inzet. Bekijk de bovenstaande video in zijn geheel voor je verder gaat.

3.1 Preventief – curatief

De Handelingsladder bevat zowel preventieve als curatieve stappen:

  1. Preventief: Met de eerste twee stappen van de Handelsladder (aansturen met lichaamstaal en Tips) stel je het moment van het uitdelen van een ‘Brief over toekomstig gedrag’ uit (buffer). Daardoor is het niet nodig om deze opdracht vaak uit te delen. Als je de brief niet vaak uitdeelt, behoudt deze zijn waarde. De eerste stappen van de Handelingsladder noemt VOH daarom ‘preventief’.
  2. Curatief: Door bij te sturen met een ‘Brief over toekomstig gedrag’, los je een probleem op. Het probleem zal zich daarna in de meeste gevallen niet meer voordoen. Waarom heeft deze opdracht effect? Omdat deze de leerling tijd kost. Astrid Boon heeft ontdekt dat een opdracht die tijd kost effectief is. De keerzijde is dat een opdracht die een leerling (nooit) tijd kost niet effectief is. De brief heeft bovendien effect omdat de leerling zelf meehelpt bij het bedenken van een oplossing en daarmee een gelijkwaardige partner is bij het oplossen van een probleem. De genezende werking die de brief heeft, noemt VOH ‘curatief’.

3.2 Handleiding aan- en bijsturen bij twee werkvormen

De onderstaande instructie is bestemd voor docenten die beide oefenperiodes achter de rug hebben en vertrouwd zijn met de zes componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’.

Aan- en bijsturen bij frontaal lesgeven en tijdens zelfstandig werken: overeenkomsten en verschillen

Aansturen en bijsturen bij frontaal lesgeven

Bij Docentgestuurd onderwijs / frontaal lesgeven wil je zonder onderbrekingen uitleg kunnen geven, een klassengesprek kunnen voeren en wil je dat leerlingen meedoen aan de oefeningen die volgen op jouw uitleg. Wat doe je als een leerling de les verstoort? Wat doe je als een leerling niet meewerkt aan een oefening?

Stap 1: Aansturen met lichaamstaal (onhoorbaar)

a. Onderbreek je uitleg. Sta (ontspannen) stil en kijk een leerling die stoort, of die niet meewerkt een oefening, op een vriendelijke manier aan. Als de leerling het gedrag verbetert, maak je het gebaar ‘compliment’. Zo niet:
b. Neem één stap in de richting van de leerling die stoort of niet meewerkt aan een oefening en kijk de leerling vragend aan (wenkbrauwen omhoog). Als de leerling het gedrag verbetert, maak je het gebaar ‘compliment’. Zo niet:
c. Maak afhankelijk van de verstoring of het niet aan de slag gaan één van deze drie series gebaren: Attentie – stil(stop met praten), Attentie – stop (stop hiermee) of attentie – start (met dit gebaar geef je aan ‘doe mee aan de oefening’ of ‘graag aan het werk’). Als de leerling doet wat je vraagt, maak je het gebaar ‘compliment’. Zo niet:

Stap 2:  Aansturen met Tip (vanaf Oefenperiode 2)

Zet het telraam één pagina verder (tot maximaal twee Tips), loop naar de leerling toe, ga naast de leerling staan (niet tegenover de leerling) en geef duidelijk verstaanbaar voor iedereen een Tip (‘graag opletten’ of ‘graag meedoen aan de oefening’) en noteer deze Tip in je Tipboek.

Als je alleen ervaring hebt met ‘Oefenperiode 1’ laat je de opmerkingen over het telraam voor wat het is. De rest van de instructie hierboven geldt ook als je alleen ervaring hebt met ‘Oefenperiode 1’. VOH adviseert (vanaf de tweede les van de oefenperiode 1) per les een leerling slechts één Tip per les per leerling te geven. Wat doe je als een leerling blijft storen?

Stap 3: Bijsturen met ‘Brief over toekomstig gedrag’

Bij ‘Oefenperiode 1’ : Bij het overschrijven van de Tips uit je Tipboek op de lijst zie je dat een leerling twee Tips heeft gekregen. De volgende les zet je de naam van de leerling op het bord. Als die leerling zich die les niet goed gedraagt of inzet, vraag je die leerling een aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven afgedrukt op geel papier (in Oefenperiode 1 zijn alle brieven die je geeft afgedrukt op geel papier).

Kies een van deze twee opties:

  1. Vraag een leerling die stoort aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ te schrijven. Vraagt de leerling de opdracht in de tas te doen. De leerling maakt de opdracht buiten de les en levert deze in op een afgesproken moment in.
  2. Geef aan wanneer de leerling zich bij jou moet melden om de brief te schrijven.

Kies hier wat jou het beste uitkomt.

Bij ‘Oefenperiode 2’:

idem +

Je deelt de brief ook uit als je tijdens frontaal lesgeven al twee verschillende leerlingen een Tip hebt gegeven. De derde leerling die je aanspreekt op gedrag heeft de rode afbeelding van het Telraam dan genegeerd. Deze leerling laat je een brief schrijven ook al heeft deze leerling nog niet eerder een Tip gekregen.

Kleur van het papier waarop de brief is afgedrukt:

  1. De eerste brief je uitdeelt tijdens frontaal lesgeven is afgedrukt op geel papier.
  2. De tweede brief de je uitdeelt tijdens frontaal lesgeven is afgedrukt op rood (oranje) papier.

Als je de tweede brief hebt uitgedeeld, stop je met lesgeven en vraag je je leerlingen om zonder te praten huiswerk te maken. Zou je doorgaan met het uitdelen van brieven dan verliest de brief zijn kracht.

Stap 4:  Bijsturen met hulp leidinggevende

Als een leerling ook de tweede kans voorbij laat gaan om de opdracht bij jou in te leveren, vraag je je leidinggevende het inleveren van jou over te nemen.

N.B. Als je niet op de medewerking van een leidinggevende kunt rekenen, en een leerling levert de brief niet in, dan kan deze aanpak als een kaartenhuis instorten.

Aansturen en bijsturen tijdens zelfstandig werken

Bij zelfstandig werken wil je dat alle leerlingen ongestoord kunnen werken. Wat doe je als een leerling niet aan het werk gaat, wat doe je als een leerling een medeleerling stoort?

Terwijl je leerlingen zelfstandig werken, observeer je je leerlingen en loop je rond met in je hand de lijst voor zelfstandig werken.

1 Aansturen met lichaamstaal

Je loopt (langzaam en ontspannen) naar de leerling die stoort toe en kijkt de leerling aan. Op de achterkant van het plankje waarop de klassenlijst zit geklemd, staat de afbeelding die ook te zien is bij de driehoek die te maken heeft met zelfstandig werken.

  • Als je oogcontact hebt en de leerling stopt met storen, of aan het werk gaat (doordat jij er heen bent gelopen) geef je een knikje en ga je verder met het observeren van de overige leerlingen.
  • Wat je ook kunt doen is: Beweeg de lijst waarop je Tips noteert speciaal voor zelfstandig werken. Dit heeft meestal al effect. Reageert de leerling goed dan geef je een knikje.

Reageert de leerling niet goed dan gebruik je deze serie gebaren:
attentie – start. Daarmee vraag je de leerling aan het werk te gaan. Door dit gebaar is het niet nodig de leerling te vragen te stoppen met storen. Dat geef je impliciet aan.

Verbetert een leerling het gedrag dan geef je een compliment, zo niet:

2 Aansturen met Tip

Dan ga je naast de leerling staan die stoort (ga niet recht voor de leerling staan). Je geeft met zachte stem (zodat de andere leerlingen het niet horen en door kunnen werken) een positief geformuleerde Tip: Graag aan het werk.
Je noteert je Tip direct op een lijst met namen speciaal voor zelfstandig werken. Wat te doen als een leerling doorgaat met storen?

Als je bij het noteren van de Tip op de lijst ziet dat de leerling al eerder deze periode een Tip kreeg (de leerling heeft nu twee Tips), geef je aan dat als je de leerling weer moet aanspreken op gedrag of inzet, je een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven.

Vanaf de oefenperiode 2, tel je met het telraam de Tips die je geeft tijdens zelfstandig werken. Met de afbeeldingen 0,1,2 en 3 laat je aan de groep zien of zij door kunnen gaan met zelfstandig werken. Blijft de hele groep binnen de marge van drie Tips, dan mogen ze doorwerken. Overschrijdt de groep het maximum (bij de vierde Tip), dan heeft zelfstandig werken geen zin omdat het te onrustig is. Je gaat dan verder met frontaal lesgeven.

3 Bijsturen met ‘Brief over toekomstig gedrag

Als een leerling die in vorige lessen al twee Tips heeft gekregen deze les weer stoort, vraag je de leerling een ‘Brief voor toekomstig gedrag uit’ aan jou te schrijven afgedrukt op wit papier.

Kleur papier waarop de brief is afgedrukt:

  1. Heb je alleen ervaring met oefenperiode 1, dan is de kleur van het papier geel (alle brieven zijn dan geel)
  2. Heb je ook ervaring met oefenperiode 2, dan is de kleur van het papier wit (Zie je in je archief een witte brief, dan heb je die gegeven tijdens zelfstandig werken).

Wat te doen als een leerling doorgaat met storen?

4 Bijsturen met hulp leidinggevende

Idem linker kolom.

3.3 Hoe vaak stuur je aan, hoe vaak stuur je bij?

Zie overzicht

Ook komt de frequentie waarmee je aan- en bijstuurt terug aan het einde van deze video

4 In vier situaties een leerling of de groep aanspreken op gedrag en inzet

Eerder kwamen twee werkvormen ter sprake:

  1. Frontaal lesgeven
  2. Zelfstandig werken

Ook kwamen twee soorten manieren van aanspreken aan de orde:

  1. Een leerling individueel aanspreken op gedrag
  2. De groep aanspreken op gedrag

Als je deze twee werkvormen en deze twee manieren van aanspreken combineert, ontstaan er vier situaties waarbij je gedrag van leerlingen ‘Aanstuurt en Bijstuurt.

In de onderstaande tabel een nadere toelichting op deze vier situaties. De tabel laat je in een oogopslag zien hoeveel Tips je maximaal geeft in vier verschillende situaties en welke stappen je na de Tips neemt. Ook zie je welke kleur de brief heeft die je door een leerling laat schrijven.

4.1 Tabel werkvorm / aanspreken op gedrag

Afbeelding 100: tabel oefenperiodes – aanspreken op gedrag en inzet

In Oefenperiode 1 gebruik je alleen het groene deel van de tabel. Vanaf Oefenperiode 2 spreek je zowel individuele leerlingen aan op gedrag en inzet als de hele groep. Je gebruik dan zowel het groene als het blauwe deel van de tabel.

4.2 Terughoudendheid met Tips en Brief over toekomstig gedrag

Als je van plan bent een Tip te gaan geven, kun je dat laten zien door de driehoek of het telraam op te tillen, of door je Tipboek te laten zien of de lijst waarom je Tips noteert bij zelfstandig werken. Dat heeft meestal al effect. Reageert een leerling goed, dan geef je een knikje. Met lichaamstaal voorkom je het geven van een Tip.

Als je van plan bent om een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te laten schrijven, kun je als vooraankondiging de brief alvast oppakken. Als een leerling door deze zichtbare handeling stopt met storen, leg je de opdracht weer weg. Met een knikje of een compliment (duim omhoog) bedank je de leerling. Ook nu heb je met lichaamstaal gesuggereerd dat je iets kunt gaan doen, je doet het echter niet (het uitdelen van de brief).

Als je binnen een les een leerling al een Tip hebt gegeven, vermijdt dan diezelfde leerling nog een Tip te geven in dezelfde les. Doe je dat wel, dan krijgt deze leerling de indruk dat jij speciaal hem of haar moet hebben. Soms zal een leerling niet reageren op jouw signalen. Wat je dan kunt doen lees je hier: Leerling gaat door met storen. Daarbij de kanttekening dat je daar in uitzonderlijke gevallen een leerling ook meer dan één Tip per les kunt geven. Het geven van één Tip per les is slechts een voornemen, je belooft dit niet aan je leerlingen.

5 Tijdsinvestering aansturen en bijsturen voor docent en leerling

  1. ‘Aansturen en Bijsturen’ kost jou weinig tijd en energie.
  2. Als jij een leerling aanstuurt, kost dat een leerling geen tijd,
  3. Als jij een leerling bijstuurt, kost dat die leerling wel tijd.

Omdat bijsturen met een ‘Brief voor toekomstig gedrag’ een leerling tijd kost, zijn de vier stappen waarmee je aanstuurt en bijstuurt effectief. Die effectiviteit is pas merkbaar nadat jij een eerste opdracht hebt uitgedeeld en deze door een leerling is ingeleverd. Vandaar dat je in Oefenperiode 1, als je voor het eerst met een groep start met ‘Aansturen en Bijsturen’, in de eerste les – indien nodig – een leerling die stoort een ‘Brief over toekomstig gedrag’ aan jou laat schrijven.

Het idee dat alleen een opdracht die de leerling tijd kost effectief is heeft Astrid Boon ontdekt. Haar idee is door VOH uitgewerkt als de ‘Brief over toekomstig gedrag’.

6 Gebruik van kleuren bij aan- en bijsturen

VOH gebruikt kleuren als signaal naar leerlingen zowel bij het telraam, brieven als in afbeeldingen. De ‘Brief over toekomstig gedrag’ print je in oefenperiode 1 alleen uit op geel papier. Vanaf oefenperiode 2 print je de brief af op geel, rood en wit papier. Je ziet vanaf Oefenperiode 2 aan de kleur van de opdracht tijdens welke werkvorm je de opdracht hebt gegeven. Bij frontaal lesgeven zie je ook in welke fase van de les je de brief hebt gegeven.

Telraam

  1. De kleuren van de afbeeldingen van het Telraam waarmee je Tips telt, zijn afgeleid van de kleuren van een stoplicht: groen, oranje en rood.
  2. Wanneer de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, zijn er extra kleuren aan het telraam toegevoegd om een geleidelijke overgang te kunnen maken van groen naar rood: groen, lichtgeel, donkergeel, oranje en rood.

Brief over toekomstig gedrag

  1. De kleur van de ‘Brief over toekomstig gedrag’ is geel (Vergelijk de gele kaart van een scheidsrechter). Vanaf oefenperiode 2 geeft je tijdens frontaal lesgeven eerst een brief afgedrukt op geel papier en dan een brief afgedrukt op rood papier. Ook deze kleuren zijn afgeleid van de kleuren van kaarten die een scheidsrechter uitdeelt bij voetbal (geel en rood). N.B. op oranje papier is de opdracht beter te lezen dan op rood papier.
  2. Als leerlingen zelfstandig werken, geef je een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ afgedrukt op wit papier.

6.1 Kleuren van een stoplicht

Kees de Heus zag dat leerkrachten op de basisschool de kleuren van een stoplicht gebruiken als signaal naar hun leerlingen. VOH neemt dit concept over met het telraam.

Waarom is de werking van het telraam te vergelijken met een stoplicht?

Door de Tips te tellen met het telraam geef je voor de hele groep jouw grens aan. Leerlingen zien aan de kleur van een afbeelding van het telraam dat jij de ruimte om te storen of zich niet goed in te zetten beperkt. Doorgaans stoppen leerlingen met storen bij het zien van een rode afbeelding. Met het telraam spreek je de groep als geheel aan op gedrag en inzet.

Kleurenketting

Alle vijf de perspectieven van VOH zijn van vitaal belang voor het onderwijs. Bij de afbeelding rechts zie je een ketting met de kleuren van een stoplicht. De onderste vier schakels zijn groen. De bovenste schakel heeft twee kleuren:

  1. geel (oranje) wat staat voor het gebruik van lichaamstaal en het geven van Tips.
  2. rood wat staat voor het uitdelen van een ‘Brief over toekomstig gedrag’.

Afbeelding 2: schakels

6.2 kleuren kaarten van een scheidrechter

In oefenperiode 1 gebruik je alleen brieven afgedrukt op geel papier. Vanaf oefenperiode 2 gebruik je brieven afgedrukt op geel, rood en wit papier.

Een gele of een rode kaart is bij voetbal een duidelijk signaal. Als je bijstuurt tijdens frontaal lesgeven, gebruik je deze kleuren om een duidelijk signaal af te geven en leerlingen aan te spreken op gedrag of inzet:

  1. Een gele kaart bij voetbal, is te vergelijken met de eerste keer dat je bij frontaal lesgeven een Brief over toekomstig gedrag laat schrijven. Deze brief is afgedrukt op geel papier.
  2. Een rode kaart bij voetbal, is te vergelijken met de tweede keer dat je bij frontaal lesgeven een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven. Deze brief is afgedrukt op rood (oranje i.v.m. leesbaarheid) papier.

Oefenperiode 1

Als je bij frontaal lesgeven twee  brieven afgedrukt op geel papier, hebt laten schrijven, stop je met lesgeven en vraag je aan alle leerlingen om in stilte huiswerk te gaan maken. Hiermee voorkom dat je nog meer brieven uitdeelt met de bijbehorende escalatie.

In deze eerste periode is de afspraak dat je pas als een leerling in twee verschillende lessen een Tip heeft gekregen, een brief uitdeelt. Met jezelf spreek je af dat als je de tweede gele brief uitdeelt, je stopt met lesgeven.

Oefenperiode 2

Als je bij frontaal lesgeven een gele en een rode de rode brief hebt uitgedeeld, stop je met lesgeven en vraag je aan alle leerlingen om in stilte huiswerk te gaan maken. Hiermee voorkom dat je nog meer brieven uitdeelt met de bijbehorende escalatie.

In deze tweede periode zien je leerlingen aan het telraam dat je de ruimte voor Tips is verspeeld, dan kan iedere leerling een brief krijgen. Je gaat dus sneller over tot het uitdelen van een brief. Als je al een brief afgedrukt op geel papier hebt uitgedeeld, deel je daarna een brief uit afgedrukt op rood papier. Gelukkig neem je deze ingrijpende maatregel (geef je de rode brief) slechts sporadisch. Leerlingen passen er echt voor op om de rode brief te krijgen (Zie frequentie stappen Handelingsladder).

N.B. Als een leerling tijdens frontaal lesgeven de rode brief krijgt, blijft de leerling gewoon in de les. Je geeft duidelijk aan dat het de bedoeling is dat alle leerlingen  zonder overleg huiswerk maken. Doen zij dat niet, dan zet je ze apart. Is er geen ruimte om leerlingen apart te zetten, dan stuur je een leerling uit de les. Zie uitzonderingen wat betreft het uit de les verwijderen van leerlingen.

N.B. Bij zelfstandig werken is de maatregel die je neemt na vier Tips minder ingrijpend: Je onderbreekt dan zelfstandig werken. Je doet dat in het belang van alle leerlingen, het is dan te druk om zich goed te kunnen concentreren. Je wisselt dan naar frontaal lesgeven. De reden waarom je niet alle leerlingen met een maatregel confronteert, is omdat er altijd leerlingen zijn die wel goed werken. Met het wisselen naar frontaal lesgeven dupeer je hen niet.
Nog een klein verschil: De ‘Brief over toekomstig gedrag’ is bij zelfstandig werken afgedrukt op wit papier (Door de kleur, geel, rood of wit weet je wanneer je de brief hebt uitgedeeld).

7 Astrid Boon – Belang van orde

Als orthopedagoog was Astrid Boon zich zeer bewust van de problemen die ontstaan ​​als een leraar de orde niet kan handhaven en wat de gevolgen zijn voor leraar en leerling. Astrid merkte op dat een leraar vaak maar twee manieren heeft om storend gedrag aan te sturen of bij te sturen: een leerling waarschuwen of een leerling de klas uit sturen. Astrid gaf aan dat er een aantal tussenstappen ontbreken. In haar boeken beschrijft Astrid Boon het belang van orde en legt ze uit waarom zij aanbeveelt om haar ‘Reflectieve schrijfopdracht’ te gebruiken. VOH heeft haar idee om tussenstappen te maken uitgewerkt in de Handelingsladder. VOH adviseert om eerst bij te sturen met een ‘Brief over toekomstig gedrag‘. Als het nodig is om in een volgende periode de leerling nogmaals bij te sturen, dan adviseert VOH een van de alternatieve maatregelen waaronder het reflectieverslag van Astrid Boon.

Astrid beschrijft in deze video welke problemen er ontstaan als het een docent niet lukt om orde te houden en wat daarvan de consequenties zijn voor docent en leerling.

8 Samenvatting aansturen en bijsturen

De Handelingsladder bestaat uit vier stappen waarmee je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet.

  1. Aansturen met lichaamstaal (Aansturen met lichaamstaal kun je zo vaak doen als nodig is, je houdt hier geen administratie van bij).
  2. Aansturen met Tips (Je noteert Tips op lijsten voor frontaal lesgeven en zelfstandig werken). Door Tips te noteren, zie je wanneer je het maximum aantal Tips voor die periode wat betreft een leerling hebt bereikt en daarmee beperk je het aantal Tips dat je geeft per leerling per periode (VO – van acht lessen).
  3. Bijsturen met ‘Brief over toekomstig gedrag’
  4. De schoolleiding zorgt ervoor dat de leerling de brief inlevert.

Bij stap 3 en 4 werk je samen met een leidinggevende. Voordat je kunt starten met ‘Aansturen en Bijsturen’ bereid je die samenwerking voor.

Als je nooit een ‘Brief over toekomstig gedrag’ uitdeelt, verliezen stap 1 en 2 hun kracht. Daarom adviseert VOH om in de eerste les dat je met aansturen en bijsturen begint, indien nodig, een brief uit te delen aan een leerling die stoort of aan een leerling die niet aan het werk gaat.

Na de eerste les van de eerste les van oefenperiode 1 probeer je zo min mogelijk gebruik te maken van stap 3 en 4, je probeert zo min mogelijk bij te sturen.

Met het telraam beperk je (vanaf Oefenperiode 2) het aantal Tips per les per groep.

  • Met stap 1 en 2 voorkom je dat je de ‘Brief over toekomstig gedrag’ (stap 3) te vaak uitdeelt. Stap 1 en 2 werken als een buffer (Zie einde video over de Handelingsladder).
  • Door Tips te noteren op lijsten beperk je het aantal verstoringen en zorg je ervoor dat leerlingen aan het werk gaan.
  • Door de Tips per les te tellen(vanaf Oefenperiode 2), geef je nog minder Tips.
  1. Doe er zelf alles aan om zelf geen onrust te veroorzaken (Orde Maken: Reflecteren op jouw manier van lesgeven)
  2. Begrens de mogelijkheden voor leerlingen om de les te verstoren (Orde Houden: Aansturen en Bijsturen).

Door aan en bij te sturen geef je je professionele grens aan en is het niet meer nodig om boos te worden.

Tenslotte

Misschien krijg je de indruk dat je met ‘Aansturen en Bijsturen’ altijd bezig bent met het geven van Tips en het door leerlingen laten schrijven van brieven en met het administreren daarvan. De ervaring leert dat je in het begin moet wennen aan deze manier van werken maar dat al snel het aantal verstoringen afneemt. Je krijgt in de praktijk ook goed werkende groepen waarbij ‘Aansturen en Bijsturen’ niet of nauwelijks nodig is. Als je te maken krijgt met een onrustige groep, dan is dit een manier om ook met die groep een goede band te krijgen, je geeft lessen met minder ordeverstoringen en je leerlingen letten beter op en presteren beter. Hoe mooi is het als je met elke groep waarmee je werkt een goede band krijgt?
Door vriendelijk aan te sturen en bij te sturen blijft de relatie met leerlingen goed. Sterker nog, na het bespreken van een brief die een leerling aan jou heeft geschreven, verbetert jullie relatie (omdenken). Lees meer bij ‘Inleveren en nabespreken ‘Brief over toekomstig gedrag’. Bekijk de video waar leerlingen het effect van de brief beschrijven.

9 Credits

Rense Houwing -Redacteur Vriendelijk Orde Houden

Rense heeft het onderscheid gemaakt tussen aansturen en bijsturen. Sindsdien gebruiken we ‘Aansturen en Bijsturen’ als naam voor het hoofdstuk over orde houden. Dankzij Rense is ‘Observeren’ nu een aparte, op waarneming gerichte, invalshoek van Vriendelijk Orde Houden. Waarneming gaat vooraf aan Aansturen en bijsturen.

Astrid Boon – Orthopedagoog

Als orthopedagoog heeft Astrid op basis van talloze gesprekken met leerlingen ontdekt wat de meest effectieve maatregelen zijn om gedrag bij te sturen. Zij ontdekte dat leerlingen een opdracht die hun tijd kost serieus nemen en een ‘goed gesprek’ of ‘waarschuwen en een leerling uit de les verwijderen’ doorgaans niet. Zij schreef hierover twee boeken: ‘Straf/Regels’ en ‘Te gezellig in de les’. Zij maakte ook duidelijk dat een leerling uit de les sturen een uiterst middel is. Zij adviseerde een aantal kleinere stappen te nemen voorafgaande aan de inzet van dit uiterste middel. In samenspraak met Astrid Boon heeft VOH haar suggestie vormgegeven met de vier stappen die docenten nemen om aan- en bij te sturen. Die vier stappen komen samen in de Handelingsladder. Het werkzame bestanddeel van de Handelingsladder is de ‘Brief over toekomstig gedrag. Zie hierboven ‘Astrid Boon – Het belang van orde‘. Zie ook ‘Alternatieve maatregelen‘ met daarbij een beschrijving van haar ‘reflectieve schrijfopdracht’ en een video over toepassing van haar aanpak op meerdere scholen.

Peter Teitler

De term escalatieladder is afkomstig van Peter Teitler. Deze ladder gebruiken docenten om gedrag van leerlingen bij te sturen. Vriendelijk Orde Houden neemt het idee van een ladder over van Peter Teitler. VOH laat het idee van escalatie weg. Dit woord suggereert: Hoe vaker je waarschuwt, hoe bozer je wordt tot je zo boos bent dat je een leerling uit de les verwijderd. Bij VOH voer je alle ‘handelingen’ op een vriendelijke manier uit. De nieuwe naam van VOH is nu Handelingsladder. Bij Vriendelijk Orde Houden, hebben alle stappen van de Handelingsladder een vriendelijk én duidelijk karakter. Wel is het zo dat het gewicht van de handeling voor een leerling bij elke volgende stap toeneemt. Omdat je vriendelijk blijft, voelt het voor de leerlingen niet als escaleren.