Aansturen en Bijsturen: inleiding
Op deze pagina
- Zes componenten van Aansturen en Bijsturen
1.1 Valkuil als een van deze componenten ontbreekt - Starten met ‘Aansturen en Bijsturen’ in twee periodes
- In vier situaties een leerling of de groep aanspreken op gedrag en inzet
3.1 Tabel werkvorm / aanspreken op gedrag
3.2 Terughoudendheid met Tip en Brief over toekomstig gedrag - Tijdsinvestering aansturen en bijsturen voor docent en leerling
- Gebruik kleuren bij het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet
5.1 Kleuren van een stoplicht
5.2 Kleuren kaarten van een scheidsrechter - Astrid Boon – Belang van orde
- Voorbeelden
- Samenvatting aansturen en bijsturen
- Credits
Met ‘Aansturen en Bijsturen’ spreekt een docent een leerling aan op gedrag of inzet. Met ‘Aansturen’ voorkomt een docent dat een verstoring de les beïnvloedt (Preventief). Met ‘Bijsturen’ lost een docent een verstoring effectief op zodat deze zich niet herhaalt (Curatief).
Vanaf ‘Oefenperiode 1’ spreek ik iedere leerling afzonderlijk aan op gedrag en inzet. Vanaf ‘Oefenperiode 2’ spreek ik ook de groep als geheel aan op gedrag en inzet. Door aan- en bij te sturen, geef ik duidelijk mijn grens aan, los ik verstoringen van de les vriendelijk en duidelijk op en zorg ik ervoor dat mijn leerlingen aan het werk gaan. Met deze manier van ‘Orde Houden’ gaat alle aandacht naar de les en laat ik mij zich niet verleiden tot discussie.
Introductievideo
Voor meer informatie bekijk hier onze overige introductievideo’s.
Huidige aanpak:
Hoe houd ik nu orde?
Toekomstige aanpak:
Hoe spreek ik in de toekomst leerlingen aan op gedrag en inzet?
Inleiding
‘Aansturen en Bijsturen’ is een van de vijf invalshoeken van Vriendelijk Orde Houden (VOH).
Afbeelding 81: Aansturen en bijsturen (overzicht)
VOH deelt alle aspecten van het onderwijs in in vijf invalshoeken. Bij deze afbeelding is van deze vijf invalshoeken een ketting gemaakt. Met de bovenste schakel van deze ketting (A+B) stuur je aan en stuur je bij. De bovenste schakel is te vergelijken met de rem van een auto waarmee je geleidelijk kunt remmen. Heb je geen rem, dan is het niet verstandig auto te rijden. De bovenste schakel van de ketting is ook te vergelijken met de bovenste twee gekleurde lampen van een stoplicht (oranje en rood). De overige vier groene schakels zijn: Observeren, Lesinhoud, Duidelijk en Vriendelijk. Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Elke schakel is onmisbaar in het onderwijs. Bij elke les geef je als docent aandacht aan alle vijf de invalshoeken. Lees meer over de kleuren van de schakels.
Weglaten van de rem
Stel je bent een docent die veel waarschuwt en daar meestal geen consequenties aan verbindt. Bij de zoveelste verstoring krijg je er genoeg van en stuur je een leerling de les uit. Dat moment is te vergelijken met het hard trappen op een de rem.
Met VOH rem je voorspelbaar en geleidelijk (Aansturen en bijsturen in drie stappen). Dat is prettig voor jou én voor je leerlingen. Zij merken dat je planmatig te werk gaat en niet uit je evenwicht raakt als je een leerling aanspreekt op gedrag of inzet. Zij merken dat je weloverwogen handelt en niet uit boosheid of frustratie. De rust die daardoor ontstaat, zorgt ervoor dat alle aandacht naar de les gaat. Die rust maakt de kans groter dat jij je pensioen haalt.
Bij deze invalshoek draait het om het vriendelijk, duidelijk en consequent aanspreken van een individuele leerling op gedrag en inzet én het effectief aanspreken van de hele groep. De informatie over aansturen en bijsturen is op verschillende plaatsen op deze site terug te vinden:
- In de module ‘Aansturen‘ gaat het over hoe je gebaren en Tips gebruik om een leerling aan te sturen
- In de module ‘Bijsturen‘ gaat het over hoe je met een ‘Brief over toekomstig gedrag’ een leerling bijstuurt.
- Een pagina met instructievideo’s.
- Een module over hoe je start met het aanspreken van leerlingen: ‘Oefenperiode 1‘. In de eerste periode introduceer je het kader en de driehoek.
- Een module over hoe je daarnaast ook de groep als geheel aanspreekt: ‘Oefenperiode 2‘ In de tweede periode introduceer je het telraam.
- Een pagina over de ‘Handelingsladder‘ met daarbij een handleiding voor het gebruik daarvan.
Met ‘Aansturen en Bijsturen’ voorkom je dat je boos uitroept ‘Ik ben het zat’ en vervolgens overgaat tot het uitdelen van strafwerk of tot het eruit sturen van een leerling. Met ‘Aansturen en Bijsturen’ zorg je ervoor dat je goed met je leerlingen kunt opschieten, dat zij goed opletten als jij iets uitlegt, dat je ongestoord een klassengesprek voert én dat je leerlingen zelfstandig aan het werk gaan.
Of je nu frontaal lesgeeft ofwel leerlingen zelfstandig laat werken, beide werkvormen vragen om een aanpak waarbij iedereen zich kan concentreren en zich goed kan inzetten. Steeds als er verschillen zijn wat betreft de werkvorm zie je de informatie terug in twee kolommen: frontaal lesgeven en zelfstandig werken. Boven de linker kolom staat een afbeelding van een baret en boven de rechterkolom een afbeelding van een pet.
‘Lesgeven’ en ‘leerlingen aanspreken op gedrag en inzet’ zijn met elkaar verbonden. Uit ervaring weten docenten dat orde niet vanzelfsprekend is. Aan orde gaat interactie, samenwerking, gesprekken met leerlingen en denkwerk van de docent vooraf.
Met VOH creëer je een positieve leeromgeving door orde te maken. In ‘Oefenperiode 1’ introduceer je het ‘kader’ en de ‘driehoek’. In ‘Oefenperiode 1′ introduceer je het ’telraam’. Vanaf het begin bewaak je de orde.
Het ontwikkelen van een persoonlijke stijl waarmee je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet, kan een langdurig proces zijn dat gepaard gaat met vallen en opstaan. Als je moeite blijft houden met het aanspreken van leerlingen, is lesgeven een zware taak. VOH helpt je dat proces te bespoedigen in twee oefenperiodes van acht lessen. In die twee periodes introduceer je bij je leerlingen de zes verschillende componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’. Zowel jij als je leerlingen krijgen in die twee periodes de kans om te wennen aan deze componenten.
Zowel voor jou als voor je leerlingen is ‘Vriendelijk zijn en blijven’ een streven is, een resultaat van een gezamenlijk leerproces dat tijd kost: een manier van werken die zich moet ‘zetten’.
Twee kanttekening bij alles wat nu volgt:
- In het onderwijs krijg je te maken met kinderen die verschillend van aard zijn. Soms is het nodig om je bij bepaalde leerlingen te verdiepen in hun situatie en misschien maak je dan voor die ene leerling een uitzondering. Onderwijs is maatwerk.
- Om goed te kunnen oordelen als docent moet je op het toppunt van je kunnen presteren en zo gezond mogelijk zijn. Start je een les vermoeid, dan raak je sneller geïrriteerd en heb je minder plezier in het lesgeven. Jouw stemming bepaalt het verloop van de les. Zie invloed van een leraar
Oorzaken verstoringen
- De oorzaak van een verstoring van de les kan bij jou liggen: Je ben niet vriendelijk genoeg, je hebt nog geen kader aangegeven, je ben niet duidelijk over wat je per werkvorm van leerlingen vraagt (Driehoek), je lesinhoud is voor verbetering vatbaar: Je legt teveel het accent op ‘Docentgestuurd onderwijs‘ ofwel je legt teveel het accent op ‘Leerlinggestuurd onderwijs‘, je hebt nog geen goede manier gevonden om leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet (Aansturen en bijsturen)
- De oorzaak van een verstoring kan ook bij een leerling liggen: Een leerling heeft dan bijvoorbeeld een leerprobleem of de leerling ervaart de les als te makkelijk of te moeilijk. Ook valt te denken aan persoonlijke omstandigheden zoals verliefdheid, onderlinge conflicten, jaloezie, de manier waarop klasgenoten met elkaar omgaan, spanning thuis, teveel online zijn of tegenvallende prestaties.
- Ook externe factoren kunnen zijn de oorzaak zijn van een storing: brandalarm, onverwachte lokaalwisseling, pesten (via internet) een nieuwe leerling bij de groep, een verhuizing, conflicten en oorlogen in landen van herkomst etc.
Hoe goed je ook lesgeeft, altijd kan er een verstoring plaatsvinden. Of de oorzaak nu bij jou ligt, bij de leerlingen of dat de verstoring een externe oorzaak heeft, het is geruststellen als je weet hoe je een verstoring oplost. Vriendelijk Orde Houden adviseert docenten om verstoringen van de les op een vriendelijke en duidelijke manier en planmatige manier op te lossen (Aansturen en bijsturen).
1 Zes componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’
Component 1
In het VO adviseert VOH om ‘Aansturen en bijsturen’ toe te passen in periodes van acht lessen. Afhankelijk van hoeveel uur je een groep per week lesgeeft is die periode langer of korter. In die periode beperk je voor elke leerling en voor de groep de mogelijkheid om de les te verstoren. Zie hieronder (ook voor het PO) hoe je de Lengte van een periode bepaalt.
Component 2
Met de ‘driehoek‘ laat je per werkvorm aan je leerlingen zien wat je van ze verwacht: ‘Graag opletten’ of ‘Graag aan het werk’.
Component 3
Jij houdt je aan het kader (Vriendelijk + Duidelijk). Je leerlingen nemen na verloop van tijd jouw voorbeeld over. Zij gedragen zich onderling ook vriendelijk. Als je zowel het ‘kader’ als de ‘driehoek’ hebt geïntroduceerd bij je leerlingen heb je daarmee een positieve leeromgeving gedefinieerd. Daarna spreek je indien nodig een leerling aan op gedrag en inzet: Je bewaakt het kader en de instructies zichtbaar bij de afbeeldingen van de driehoek (Aansturen en bijsturen).
Component 4
In vier stappen spreek je leerlingen aan op gedrag en inzet. Met stap 1 en 2 stuur je het gedrag of de inzet van een leerling aan en met stap 3 en 4 stuur je bij. Deze vier stappen komen samen in de Handelingsladder:
- Stap 1 – Je gebruikt naar keuze een serie gebaren waarmee je een leerling te vragen te stoppen met praten, te stoppen met storen of om een leerling te vragen aan het werk te gaan. Die gebaren zijn onhoorbaar en daardoor blijft alle aandacht bij de les. Je bespreekt deze gebaren met je leerlingen zodat zij deze kennen en herkennen. Zie Aansturen met lichaamstaal – stap 1
- Stap 2 – Een leerling die de les verstoort of die een medeleerling stoort geef je een ‘Tip, een positieve aanwijzing zoals ‘Graag opletten’, of ‘Graag aan het werk’. Positief betekent hier dat je diens aandacht vestigt op gewenst gedrag (en niet dat je ingaat op het ongewenste gedrag). Met zo’n Tip herinner je een leerling aan wat op dat moment zichtbaar is op een van de twee afbeeldingen van de driehoek. Als je een Tip hebt gegeven, noteer je die een klassenlijst. Door Tips te noteren, stel je per leerling een dossier op met als doel zo min mogelijk aan en bij te sturen. Met het tellen van Tips geef je per periode per leerling een zekere marge en geef je duidelijk je grens aan. Binnen die marge kan een leerling fouten te maken en om jouw grenzen verkennen. Met de Tips spreek je elke leerling aan op gedrag en inzet. Zie Aansturen met Tip – stap 2
- Stap 3 – De maatregel waarmee je gedrag bijstuurt is de ‘Brief over toekomstig gedrag’. Een leerling die stoort of die niet werkt aan een opdracht vraag je aan jou een brief te schrijven. In die brief beschrijft de leerling wat er is gebeurd en hoe dit voortaan beter is op te lossen. Die brief levert de leerling bij jou in. Deze maatregel is effectief omdat:
– het schrijven van de brief een leerling tijd kost.
– de leerling meedenkt bij het oplossen van de verstoring.
– de leerling een handtekening zet onder de brief en jij de brief bewaart. Vanaf dat moment is de brief een afspraak tussen jullie. Op een later moment kun jij de leerling vragen zich te houden aan de gemaakte afspraak.
Zie Bijsturen met brief over toekomstig gedrag – stap 3 - Stap 4 – Je geeft een leerling twee kansen de brief bij jou in te leveren. Gebeurt dat niet, dan zijn er twee mogelijkheden:
- Je vraagt de schoolleiding het inleveren van jou over te nemen.
- Je spreekt met de schoolleiding een andere stap af die volgt op het niet inleveren van de brief.
Component 5
Je streeft ernaar om een leerling per les slechts één Tip te geven. Om dat voor elkaar te krijgen moet je ook weten wat je doet als een leerling blijft storen. Als je een leerling die stoort maximaal één Tip per les geeft, betekent dat dat deze leerling pas na in twee verschillende lessen een Tip te hebben gekregen voor dezelfde werkvorm (frontaal lesgeven of zelfstandig werken) in een derde les een brief moet schrijven.
Component 6
Met het telraam spreek je de groep per les aan op gedrag. Je beperk daarmee het aantal Tips dat je geeft aan de groep per les. Je bent dan ‘strenger’. Advies: Begin niet te snel met het telraam.
- Bij frontaal lesgeven, geef je met het telraam aan wanneer het maximum aantal Tips per les is bereikt. Bij een rode afbeelding weten leerlingen dat jij een van hen een brief kunt laten schrijven. Om te voorkomen dat zij de opdracht krijgen een brief te schrijven, stoppen doorgaans alle leerlingen met storen.
- Bij zelfstandig werken geef je met het telraam bij de vierde Tip aan dat het te onrustig is om te werken en onderbreek je zelfstandig werken. Je gaat dan verder met frontaal lesgeven. Je doet dit omdat het geen zin heeft om leerlingen zelfstandig te laten werken als zij zich niet kunnen concentreren. Als de groep langer door wil gaan met zelfstandig werken, zullen zij als groep het aantal verstoringen moeten beperken. Door de Tips tijdens zelfstandig werken te tellen met het telraam, help je hen zich te concentreren. Tips die je geeft tijdens zelfstandig werken, noteer je op de lijst voor zelfstandig werken. Door met het telraam een grens te stellen aan het aantal Tips wijs je de groep erop dat ongeconcentreerd werken niet effectief is én dat zelfstandig werken een voorrecht is (minder huiswerk).
1.1 Valkuil als een van deze componenten ontbreekt
Wat gebeurt er als je één van de componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’ weglaat?
Weglaten van component 1
Als je niet werkt in periodes, als je per les – voordat je een maatregel neemt – eerst elke leerling twee keer waarschuwt, dan kun je bij een klas van dertig leerlingen zestig keer waarschuwen zonder dat je een maatregel neemt. Je bent dan voortdurend leerlingen aan het aanspreken op gedrag of inzet. De inhoud van de les gaat dan verloren. Om dat te vermijden werk je in (in het VO) periodes van acht lessen.
Weglaten van component 2
Zonder driehoek is het voor leerlingen onduidelijk of jij van hen verwacht dat ze opletten of dat jij van hen verwacht dat ze aan het werk gaan. Daarom geef je zowel bij frontaal lesgeven als bij zelfstandig werken aan wat je van leerlingen verwacht.
Weglaten van component 3
Zonder kader kan een leerling denken: “onvriendelijk mag ook”. Daarom is het kader zo belangrijk.
Weglaten van component 4
Als je de stappen van de handelingsladder niet gebruikt:
- Stap 1 Als je geen gebaren om leerlingen aan te spreken op gedrag of inzet, zul je al snel terugvallen op verbaal waarschuwen. Je onderbreekt dan je uitleg, of verstoort zelfstandig werken. Verbaal waarschuwen gaat vaak gepaard met fronzen, boos kijken, dreigen, je groot maken of dominant gedrag vertonen. Dit alles maakt de les grimmig en je leerlingen nemen deze manier van communiceren van jou over. Daarom is het aan te raden op een vriendelijk manier gebaren te gebruiken bij het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet.
- Stap 2 Als je leerlingen geen positieve aanwijzing geeft (Tips) maar waarschuwt (negatief gedrag benoemt), klinkt in je stem irritatie, ongeduld of boosheid door. Om dat te vermijden geef je op een vriendelijke manier Tips in plaats van waarschuwingen.
- Stap 3 Als de ‘Brief over toekomstig gedrag’ niet gebruikt, maar bijvoorbeeld akelig strafwerk geeft of een leerling uit de les stuurt, ontstaat er verwijdering tussen jou en de leerling. Daarom gebruik je in plaats van strafwerk de brief.
- Stap 4 Je werkt niet samen met de schoolleiding. Als een leerling de ‘Brief over toekomstig gedrag’ niet inlevert, kun je ervoor kiezen om daar geen werk te maken, je doet of je vergeet dat je de opdracht hebt gegeven. Je kunt er ook op blijven aandringen dat de leerling de brief bij jou inlevert. Als je op deze manieren reageert, ervaart de leerling jou als slap dan wel als een dwingeland. Daarom is het belangrijk dat je samenwerkt met je leidinggevende, dan zijn beide reacties niet nodig.
Weglaten van component 5
Als je een leerling meer dan één Tip per les geeft, bestaat de kans dat de leerling denkt dat jij speciaal op hem of haar let. Een conflict ligt dan op de loer. Dat conflict voorkom je door vanaf de tweede les van ‘Oefenperiode 1’ niet meer dan één Tip per leerling per les te geven en door pas in de derde les dat een leerling stoort deze leerling een brief te laten schrijven (In eerste les van ‘Oefenperiode 1 ‘deel je wel direct een brief uit). – Door niet meer dan één Tip per les aan een leerling te geven, vermijd je conflicten. Als je geen limiet stelt aan het aantal Tips dat je geeft per les, kun je veel Tips geven die na die les vervallen en dan verliezen de Tips hun effect. Om dat te vermijden geef je slechts één Tip per leerling per les.
Weglaten van component 6
Als je niet met het telraam de Tips binnen een les telt, kan het zijn dat je teveel Tips moet geven en die allemaal moet administreren. Daarom gebruik je vanaf ‘Oefenperiode 2’ het telraam om het aantal Tips per les in te perken.
2 Starten met ‘Aansturen en bijsturen’ in twee periodes
Afbeelding 88: componenten – Oefenperiodes
In ‘Oefenperiode 1‘ gebruik je alleen de eerste vijf componenten. Oefenperiode 1 is bestemd voor docenten die nog geen ervaring hebben met ‘Aansturen en Bijsturen’.
In ‘Oefenperiode 2‘ gebruik je alle zes de componenten. Deze informatie is bestemd voor docent die Oefenperiode 1 achter de rug hebben en die minder tijd willen besteden aan het geven en noteren van Tips. Deze docenten introduceren in ‘Oefenperiode 2’ het telraam.
3 In vier situaties een leerling of de groep aanspreken op gedrag en inzet
Eerder kwamen twee werkvormen ter sprake:
- Frontaal lesgeven
- Zelfstandig werken
Ook kwamen twee soorten manieren van aanspreken van leerlingen aan de orde:
- Een leerling individueel aanspreken op gedrag per periode
- De groep aanspreken op gedrag per les
Als je deze twee werkvormen en deze twee manieren van aanspreken van leerlingen combineert, ontstaan er vier situaties waarbij je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet.
In de onderstaande tabel een nadere toelichting op deze vier situaties. De tabel laat je in een oogopslag zien hoeveel Tips je maximaal geeft in vier verschillende situaties en welke stappen je na de Tips neemt. In de tabel staat een advies om in verschillende situaties een ‘Brief over toekomstig gedrag’ uit te delen afgedrukt op verschillende kleuren papier.
3.1 Tabel werkvorm / aanspreken op gedrag
- In Oefenperiode 1 gebruik je alleen het groene deel van de tabel.
- Vanaf Oefenperiode 2 gebruik je zowel het groene als het blauwe deel van de tabel. Je spreekt dan zowel individuele leerlingen aan op gedrag en inzet als de hele groep.
Afbeelding 100: tabel oefenperiodes – aanspreken op gedrag en inzet
3.2 Terughoudendheid met Tips en Brief over toekomstig gedrag
Als je van plan bent een Tip te gaan geven, kun je dat laten zien door de driehoek of het telraam op te tillen, of door je Tipboek te laten zien of door de lijst waarop je Tips noteert bij zelfstandig werken. Dat heeft meestal al effect. Reageert een leerling goed, dan geef je een knikje. Op die manier voorkom je met lichaamstaal het geven van een Tip.
Als je van plan bent om een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te laten schrijven, kun je als vooraankondiging de brief alvast oppakken. Als een leerling door deze zichtbare handeling stopt met storen, leg je de opdracht weer weg. Met een knikje of een compliment (duim omhoog) bedank je de leerling. Met lichaamstaal voorkom je dat je een leerling een brief laat schrijven.
Als je binnen een les een leerling al een Tip hebt gegeven, vermijdt dan diezelfde leerling nog een Tip te geven in dezelfde les. Als je binnen een les meer dan één tip aan dezelfde leerling geeft, krijgt de leerling de indruk dat jij speciaal op hem of haar let. Soms zal een leerling niet reageren op jouw signalen. Wat je dan kunt doen lees je hier: Leerling gaat door met storen.
In uitzonderlijke gevallen kun je een leerling ook meer dan één Tip per les geven. Het geven van één Tip per les is een voornemen van jou. Je belooft dit niet aan je leerlingen.
4 Tijdsinverstering aansturen en bijsturen voor docent en leerling
- ‘Aansturen en bijsturen’ kost jou weinig tijd en energie.
- Als je het gedrag van een leerling aanspreekt met een gebaar of tip, kost het de leerling geen tijd.
- Als je het gedrag van een leerling aanspreekt met een ‘Toekomstige gedragsbrief’, kost het de leerling wel tijd.
Omdat het schrijven van een brief een leerling tijd kost, zijn de vier stappen om studenten aan te spreken effectief. Deze effectiviteit merk je pas nadat je een eerste opdracht hebt meegegeven en deze door een leerling is ingeleverd. Daarom begin je in ‘Praktijkperiode 1’ in de eerste les met het uitdelen van een brief – indien nodig.
Astrid Boon ontdekte dat alleen een opdracht die de leerlng tijd kost effectief is. Haar opdracht is door VOH aangepast als de ‘Brief over toekomstig gedrag’.
5 Gebruik kleuren bij het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet
VOH gebruikt kleuren als signaal naar leerlingen zowel bij het telraam, brieven als in afbeeldingen. De ‘Brief over toekomstig gedrag’ print je in oefenperiode 1 alleen uit op geel papier. Vanaf oefenperiode 2 print je de brief af op geel, rood en wit papier. Je ziet vanaf Oefenperiode 2 aan de kleur van de opdracht tijdens welke werkvorm je de opdracht hebt gegeven. Bij frontaal lesgeven zie je ook in welke fase van de les je de brief hebt gegeven.
Telraam
- De kleuren van de afbeeldingen van het Telraam waarmee je Tips telt, zijn afgeleid van de kleuren van een stoplicht: groen, oranje en rood.
- Wanneer de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, zijn er extra kleuren aan het telraam toegevoegd om een geleidelijke overgang te kunnen maken van groen naar rood: groen, lichtgeel, donkergeel, oranje en rood.
Brief over toekomstig gedrag
- De kleur van de ‘Brief over toekomstig gedrag’ is geel (Vergelijk de gele kaart van een scheidsrechter). Vanaf oefenperiode 2 geeft je tijdens frontaal lesgeven eerst een brief afgedrukt op geel papier en dan een brief afgedrukt op rood papier. Ook deze kleuren zijn afgeleid van de kleuren van kaarten die een scheidsrechter uitdeelt bij voetbal (geel en rood). N.B. op oranje papier is de opdracht beter te lezen dan op rood papier.
- Als leerlingen zelfstandig werken, geef je een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ afgedrukt op wit papier.
5.1 Kleuren van een stoplicht
Kees de Heus zag dat leerkrachten op de basisschool de kleuren van een stoplicht gebruiken als signaal naar hun leerlingen. VOH neemt dit concept over met het telraam.
Waarom is de werking van het telraam te vergelijken met een stoplicht?
Door de Tips te tellen met het telraam geef je voor de hele groep jouw grens aan. Leerlingen zien aan de kleur van een afbeelding van het telraam dat jij de ruimte om te storen of zich niet goed in te zetten beperkt. Doorgaans stoppen leerlingen met storen bij het zien van een rode afbeelding. Met het telraam spreek je de groep als geheel aan op gedrag en inzet.
Kleurenketting
Alle vijf de perspectieven van VOH zijn van vitaal belang voor het onderwijs. Bij de afbeelding rechts zie je een ketting met de kleuren van een stoplicht. De onderste vier schakels zijn groen. De bovenste schakel heeft twee kleuren:
- geel (oranje) wat staat voor ‘Aansturen’ met gebaren en Tips.
- rood staat voor het ‘Bijsturen’ met een ‘Brief over toekomstig gedrag’.
5.2 Kleuren kaarten scheidsrechter
In oefenperiode 1 gebruik je alleen brieven afgedrukt op geel papier. Vanaf oefenperiode 2 gebruik je brieven afgedrukt op geel, rood en wit papier.
Een gele of een rode kaart is bij voetbal een duidelijk signaal. Als je bijstuurt tijdens frontaal lesgeven, gebruik je deze kleuren om een duidelijk signaal af te geven en leerlingen aan te spreken op gedrag of inzet:
- Een gele kaart bij voetbal, is te vergelijken met het laten schrijven van een Brief over toekomstig gedrag laat schrijven. Deze brief is afgedrukt op geel papier.
- Een rode kaart bij voetbal, is te vergelijken met de tweede keer binnen een les dat je vanaf ‘Oefenperiode 2’ binnen een les een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven. Deze brief is afgedrukt op rood (oranje i.v.m. leesbaarheid) papier. Na het laten schrijven van de rode brief onderbreek je de les.
6 Astrid Boon – Belang van orde
Als orthopedagoog was Astrid Boon zich zeer bewust van de problemen die ontstaan als een leraar de orde niet kan handhaven en wat de gevolgen zijn voor leraar en leerling. Astrid merkte op dat een leraar vaak maar twee manieren heeft om storend gedrag aan te sturen of bij te sturen: een leerling waarschuwen of een leerling uit de les verwijderen. Astrid gaf aan dat er een aantal tussenstappen ontbreken. In haar boeken beschrijft Astrid Boon het belang van orde en legt ze uit waarom zij aanbeveelt om haar ‘Reflectieve schrijfopdracht’ te gebruiken. VOH heeft haar idee om tussenstappen te maken uitgewerkt in de Handelingsladder. VOH adviseert om eerst bij te sturen met een ‘Brief over toekomstig gedrag‘. Als het nodig is om in een volgende periode de leerling nogmaals bij te sturen, dan adviseert VOH een van de alternatieve maatregelen waaronder het reflectieverslag van Astrid Boon.
Astrid Boon is Orthopedagoog. Zij beschrijft in deze video welke problemen er ontstaan als het een docent niet lukt om orde te houden en wat daarvan de consequenties zijn voor docent en leerling.
7 Voorbeelden
In deze video vergelijken leerlingen van het Pieter Nieuwland College twee manieren waarop docenten omgaan met verstoringen:
- Een leerling uit de les sturen.
- Een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laten schrijven.
Hun conclusie is dat hen eruit sturen niet werkt en laten het schrijven van een ‘Brief over toekomstig gedrag’ (De twee leerlingen noemen de brief in deze video een reflectieverslag) wel effectief is. Om te voorkomen dat ze een brief moeten schrijven zijn ze genoodzaakt zijn om op te letten.
8 Samenvatting aansturen en bijsturen
De Handelingsladder bestaat uit vier stappen waarmee je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet.
- Aansturen met lichaamstaal (Aansturen met lichaamstaal kun je zo vaak doen als nodig is, je houdt hier geen administratie van bij).
- Aansturen met Tips (Je noteert Tips op lijsten voor frontaal lesgeven en zelfstandig werken). Door Tips te noteren, zie je wanneer je het maximum aantal Tips voor die periode wat betreft een leerling hebt bereikt en daarmee beperk je het aantal Tips dat je geeft per leerling per periode (VO – van acht lessen).
- Bijsturen met ‘Brief over toekomstig gedrag’
- Als een leerling de brief ook bij een tweede kans niet bij de docent inlever, zorgt de schoolleiding ervoor dat de leerling de brief inlevert.
Bij stap 3 en 4 werk je samen met een leidinggevende. Voordat je kunt starten met ‘Aansturen en Bijsturen’ bereid je die samenwerking voor.
Als je nooit een ‘Brief over toekomstig gedrag’ uitdeelt, verliezen stap 1 en 2 hun kracht. Daarom adviseert VOH om in de eerste les dat je met aansturen en bijsturen begint, indien nodig, een brief uit te delen aan een leerling die je moet aanspreken op gedrag of inzet.
Na de eerste les van de eerste les van oefenperiode 1 probeer je zo min mogelijk gebruik te maken van stap 3 en 4, je probeert zo min mogelijk bij te sturen.
Met het telraam beperk je (vanaf Oefenperiode 2) het aantal Tips per les per groep.
- Met stap 1 en 2 voorkom je dat je de ‘Brief over toekomstig gedrag’ (stap 3) te vaak uitdeelt. Stap 1 en 2 werken als een buffer (Zie einde video over de Handelingsladder).
- Door Tips te noteren op lijsten beperk je het aantal verstoringen en zorg je ervoor dat leerlingen aan het werk gaan.
- Door de Tips per les te tellen (vanaf Oefenperiode 2), geef je minder Tips per les.
- Doe er zelf alles aan om geen onrust te veroorzaken (Orde Maken: Reflecteren op jouw manier van lesgeven)
- Begrens de mogelijkheden voor leerlingen om de les te verstoren (Orde Houden: Aansturen en Bijsturen).
Als je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet en als je je professionele grens aangeeft, is het niet meer nodig om boos te worden.
Tenslotte
Misschien krijg je de indruk dat je met ‘Aansturen en Bijsturen’ altijd bezig bent met het geven van Tips en het door leerlingen laten schrijven van brieven en met het administreren daarvan. De ervaring leert dat je in het begin moet wennen aan deze manier van werken maar dat al snel het aantal verstoringen afneemt. Je krijgt in de praktijk ook goed werkende groepen waarbij ‘Aansturen en Bijsturen’ niet of nauwelijks nodig is. Als je te maken krijgt met een onrustige groep, dan is dit een manier om ook met die groep een goede band te krijgen, je geeft lessen met minder ordeverstoringen en je leerlingen letten beter op en presteren beter. Hoe mooi is het als je met elke groep waarmee je werkt een goede band krijgt?
Door vriendelijk aan te sturen en bij te sturen blijft de relatie met leerlingen goed. Sterker nog, na het bespreken van een brief die een leerling aan jou heeft geschreven, verbetert jullie relatie (omdenken). Lees meer bij ‘Inleveren en nabespreken ‘Brief over toekomstig gedrag’. Bekijk de video waar leerlingen het effect van de brief beschrijven.
Kom je op een school waar leerlingen al gewend zijn aan deze aanpak, dan is het voor jou eenvoudig om je bij je collega’s aan te sluiten.
9 Credits
Rense Houwing -Redacteur Vriendelijk Orde Houden
Rense heeft het onderscheid gemaakt tussen aansturen en bijsturen. Sindsdien gebruiken we ‘Aansturen en Bijsturen’ als naam voor het hoofdstuk over orde houden. Dankzij Rense is ‘Observeren’ nu een aparte, op waarneming gerichte, invalshoek van Vriendelijk Orde Houden. Waarneming gaat vooraf aan Aansturen en bijsturen.
Astrid Boon – Orthopedagoog
Als orthopedagoog heeft Astrid op basis van talloze gesprekken met leerlingen ontdekt wat de meest effectieve maatregelen zijn om gedrag bij te sturen. Zij ontdekte dat leerlingen een opdracht die hun tijd kost serieus nemen en een ‘goed gesprek’ of ‘waarschuwen en een leerling uit de les verwijderen’ doorgaans niet. Zij schreef hierover twee boeken: ‘Straf/Regels’ en ‘Te gezellig in de les’. Zij maakte ook duidelijk dat een leerling uit de les sturen een uiterst middel is. Zij adviseerde een aantal kleinere stappen te nemen voorafgaande aan de inzet van dit uiterste middel. In samenspraak met Astrid Boon heeft VOH haar suggestie vormgegeven met de vier stappen die docenten nemen om aan- en bij te sturen. Die vier stappen komen samen in de Handelingsladder. Het werkzame bestanddeel van de Handelingsladder is de ‘Brief over toekomstig gedrag. Zie hierboven ‘Astrid Boon – Het belang van orde‘. Zie ook ‘Alternatieve maatregelen‘ met daarbij een beschrijving van haar ‘reflectieve schrijfopdracht’ en een video over toepassing van haar aanpak op meerdere scholen.
Peter Teitler
Zie Handelingsladder (in plaats van escalatieladder).