2.2 Kader
Op deze pagina
- Belang van een kader
1.1 Kader
1.2 Geen kader
1.3 Starten met een kader - Toelichting kader
2.1 Het effect van een kader
2.2 Een kader vraagt de leerlingen afzien te zien van storend gedrag
2.3 Leerlingen houden zich aan het kader
2.4 Valkuilen kader
2.5 kader en autoriteit - Kader legt fundament
3.1 Docent neemt initiatief voor kader
3.2 School neemt initiatief voor kader - Reikwijdte van een kader
4.1 Schoolbreed
4.2 In de klas, maar ook daarbuiten
4.3 Werkweken - Opstellen kader
5.1 Kader voor leerlingen én docent
5.2 Kader alleen voor leerlingen - Verband tussen kader en schoolregels
6.1 Algemene toepasbaarheid schoolregels - Kader in historisch perspectief
- Ethisch handelen
- Samenvatting kader
- Video
Een kader geeft docenten en leerlingen een richtlijn voor gedrag. Het beschrijft een na te streven ideaal. Tussen ideaal en praktijk bestaat altijd een zekere spanning. Als het kader een gezamenlijk ideaal is dat duidelijk en bondig is vastgelegd, is de kans groot dat iedereen zich eraan houdt en dat er wederzijds vertrouwen ontstaat.
Ik hang het kader voor iedereen zichtbaar aan de muur. Ik bespreek het kader (b.v. vriendelijk + duidelijk) met mijn leerlingen. Ik houd mijzelf aan het kader en vraag aan mijn leerlingen om zich aan het kader te houden. Door vriendelijkheid met duidelijkheid te combineren voorkom ik dat ik té vriendelijk of te vrijblijvend lesgeef (Laissez faire) én dat ik té streng lesgeef (Autoritair/niet vriendelijk).
He [Hume] also saw a diversity of virtues, and he rejected attempts by some of his contemporaries to reduce all of morality to a single virtue such as kindness, or to do away with virtues and replace them with a few moral laws.”Kinderen herkennen dat regels die het kwetsen van anderen voorkomen, morele regels zijn. Turiel definieert die regels als gerelateerd aan “rechtvaardigheid, rechten, en welzijn die voorschrijven hoe mensen met elkaar om horen te gaan”. Haidt (2012)
Huidige aanpak:
Dit gebruik ik tot op heden als kader:
Toekomstige aanpak:
Mijn toekomstige kader ziet er als volgt uit:
Introductievideo
link naar drie Introductievideo’s
Bekijk ter introductie ook onze tekenfilm
Testimonial
Met VOH hoef je geen strijd meer te voeren met leerlingen.
3.22 Leerlingen weten waar ze aan toe zijn. Door de grenzen af te bakenen weten de leerlingen dat ze elkaar kunnen vertrouwen. Een relatie opbouwen heeft niet alleen te maken met vriendelijk zijn, maar ook met duidelijk zijn.
Nieuwsberichten op deze site over Kader
Voorbeelden van een Kader
Afbeelding 13: kader
Het kader van Vriendelijk Orde Houden roept op om op een vriendelijke en duidelijke manier met elkaar om te gaan.
Afbeelding 28: kader Pieter Nieuwland College
Kader Pieter Nieuwland College in Amsterdam. Meer info over dit kader hieronder bij punt 6.1
Afbeelding 29: Kader Bonhoeffercollege
Vervolg voorbeelden kader
- Ik let op mijn woorden. Ik lach niet om fouten van anderen. Ik let op, straks ben ik aan de beurt. Dit kader is gemaakt door de Stichting Rapucation, en in gebruik genomen op onder andere College de Meer in Amsterdam. Dit is de voorloper van ‘Vriendelijk en Duidelijk’.
- Streng doch rechtvaardig – Karel de Stoute. Deze stelregel komt uit een boek van Bart van Loo met als titel: Bourgondiërs Van Loo (2020) Bart
Voortgezet onderwijs
Bij een schoolbreed kader is het aan te raden jouw persoonlijke en vakgerichte vertaling hiervan te geven. Bespreek aan het begin van het seizoen met je leerlingen welke houding jij van hen vraagt bij jouw vak en waarom dat voor hen van belang is. Als zich gedurende het jaar een nieuw type verstoring voordoet die je graag zien verdwijnen, bespreek dat type verstoring dan met de groep. Je rond dit gesprek af met een positief geformuleerde regel die vanaf dat moment blijft gelden.
Primair onderwijs
In het PO is het waardevol om jouw- of het aanwezige schoolbrede kader samen met de leerlingen te vertalen naar concreet gedrag. Als de leerlingen deze positief geformuleerde klassenregels zelf hebben gemaakt, zullen ze sneller geneigd zijn om zich hiernaar te gedragen en zijn ze hier makkelijker op aan te spreken. In de loop van het schooljaar kun je deze lijst indien nodig in samenspraak met de groep aanvullen.
Inleiding kader
‘Kader’ is één van de drie modules van de invalshoek ‘Duidelijk’ van Vriendelijk Orde Houden (VOH).
Afbeelding 27: duidelijk (0verzicht )
Met deze module geef je jezelf en je leerlingen een richtlijn voor gedrag en daarmee maak je orde.
Een kader kun je zelf bedenken of je kunt gebruik maken van een schoolbreed kader. Een kader is de richtlijn voor jou en voor je leerlingen. Een goed gekozen kader draagt bij aan een ongestoorde les, zorgt voor wederzijds vertrouwen en maakt samenwerking mogelijk. Een schoolbreed kader heeft het voordeel dat iedereen (binnen jouw lessen en binnen de school) op dit kader aanspreekbaar is.
Je hangt het kader op en bespreekt het met je leerlingen. Het kader geeft dan een aanwijzing zowel voor jezelf als voor je leerlingen welk gedrag wel en niet aan het kader voldoet. Voldoet je eigen gedrag niet aan het kader, dan pas je dit aan. Voldoet het gedrag van je leerlingen niet aan het kader, dan stuur je dit gedrag aan- of stuur je het bij (Aansturen en Bijsturen).
1 Belang van een kader
1.1 Kader
Een duidelijk kader geeft ruimte voor een positieve manier van ontplooien en begrenst een negatieve manier van ontplooien.
- Je ziet direct welk gedrag wel past bij het kader (b.v. Vriendelijk en duidelijk). Wie zich er aan houdt geef je een compliment.
- Een leerling die zich niet houdt aan het kader stuur je aan en indien nodig stuur je deze leerling bij.
Als je het kader voor iedereen zichtbaar aan de wand hangt, is voor iedereen duidelijk welk gedrag wel en niet gewenst is. Een kader biedt vrijheid én begrenst, het maakt iedereen duidelijk wat de bedoeling is. Het kader is op iedereen van toepassing dus ook op jou. Daarom geef jij les op een vriendelijke en duidelijke manier. Daarmee geef je het goede voorbeeld aan je leerlingen.
Als jij een goed sfeer weet te creëren, ontstaat een goed leerklimaat.” Harold Bekkering – Neuropsycholoog in een podcast van de correspondent.
1.2 Geen kader
Als er geen kader is afgesproken, is het voor leerlingen mogelijk elkaar onvriendelijk en onduidelijk te benaderen. Als dat gebeurt en jij grijpt niet in, bestaat de kans dat leerlingen elkaar buitensluiten: Als jij een medeleerling onvriendelijk behandelt, verbreek je het contact. Je zoekt geen toenadering tot een leerling die je eerder onvriendelijk behandelde.
Zonder kader is er ruimte om elkaar in de weg te zitten. De onrust en de verwijdering die daardoor ontstaat, zul je moeten aan- en bijsturen om ervoor te zorgen dat er een krachtige leeromgeving blijft bestaan. Je beslist dan bij elk incident ter plekke hoe en welk gedrag je corrigeert en dan neem je beslissingen die in de ogen van leerlingen willekeurig zijn. Conflicten liggen dan op de loer.
Stress legt de prefrontale cortex plat. Als er stress is zegt het lichaam: je moet iets doen om uit die stress te komen. Vervolgens zorgt het lichaam ervoor dat je niet aan leren toekomt. Die gaat rotzooi schoppen om niet aan leren toe te komen. Besteed daarom drie weken om ervoor te zorgen dat iedereen positief is naar elkaar en dat men elkaar niet uitlacht bij fouten. Juist van fouten kunt je leren.” Harold Bekkering – Neuropsycholoog in een podcast van de correspondent.
1.3 Starten met een kader
Ontvang een groep die je voor het eerst ziet vriendelijk (hoe ze zich ook gedragen). Als een groep erg druk binnenkomt, forceer je geen orde. Je wacht rustig af tot ze aanspreekbaar zijn. Wat je in de tussentijd kunt doen is als een verslaggever in je Tipboek opschrijven welk onacceptabel gedrag leerlingen vertonen. Je kunt ook algemene mededelingen op het bord zetten. Bijv. “Graag aandacht voor het begin van de les”. Door zo te handelen blijf je vanaf het begin vriendelijk en eerlijk.
Als je de aandacht van de groep hebt, neem dan de tijd om je leerlingen te leren kennen. Bespreek het kader waarmee je gaat werken. Je legt uit dat met een kader iedereen zich kan concentreren en samenwerken. Je bespreekt het kader voor verschillende benaderingen van lesgeven:
- Frontaal lesgeven
“Kijk, ik heb een aankondiging opgehangen: Vriendelijk en Duidelijk (of een ander kader), ik ga zelf proberen me daaraan te houden en als dat niet lukt mag je er iets van zeggen. Omgekeerd, als jij niet vriendelijk of duidelijk bent, zal ik er iets van zeggen. Ik gebruik Tips die ik opschrijf in mijn Tipboek. De eerste twee zijn gratis, de derde gaat je tijd kosten!”
Tijdens die laatste opmerking laat je de de opdracht zien die je dan uitdeelt (een gele tijdrovende opdracht). - Zelfstandig werken
“Je krijgt nu de gelegenheid om zelfstandig te werken. Het kader op de muur geeft aan hoe we werken. Gebruik je vrijheid op een verantwoordelijke manier. In de tijd die jullie vandaag zelfstandig werken, geef ik maximaal vier Tips die ik meteen op deze lijst noteer. Ik laat het aantal Tips zien met het telraam. Als ik vandaag de vierde Tip geef, stoppen we met zelfstandig werken. Dan is het blijkbaar te onrustig om ons op ons werk te concentreren.”
In beide gevallen tel je de Tips op een voor de leerlingen zichtbare manier met het telraam.
Lees meer over het geven van Tips bij frontaal lesgeven en bij zelfstandig werken.
Omdat het kader eerlijk is (het geldt voor leerlingen en voor jou) en omdat jij alle stappen die je zet aankondigt, accepteren leerlingen dat jij aan- en bijstuurt en daarmee het kader bewaakt. Door het kader te bewaken, is het steeds minder vaak nodig om aan- en bij te sturen. Met een kader maak je orde.
In een tweede les geef je een aanvulling op het kader: Je spreekt dan de wens uit dat je leerlingen zorgvuldig formuleren en op een vriendelijke manier met elkaar spreken. Met die wens leg je je leerlingen beperkingen op: je vraagt hun grove taal weg te laten. Vertel je leerlingen dat zij daardoor de gelegenheid krijgen zich ongestoord op een positieve manier te ontplooien en met elkaar samen te werken.
2 Toelichting kader
Ik definieer moraliteit met wat het doet, liever dan te specificeren welke handelingen gelden als moreel” Haidt (2012).
2.1 Het effect van een kader
Een goed kader maakt iedereen duidelijk wat wel mag en maakt impliciet duidelijk wat niet mag. Het is jouw verantwoordelijkheid om het kader toe te lichten, om het te tonen in je gedrag (Toon gewenst gedrag) en het te bewaken (Aansturen en bijsturen). Door het gedrag van leerlingen te observeren en te kijken hoe hun gedrag zich verhoudt tot het kader, zie je direct welk gedrag je wel of niet moet aan- of bijsturen.
Een goed kader brengt iets teweeg waarvan iedereen direct het nut inziet. Daarom houden de meeste leerlingen zich eraan en begrijpt iedereen waarom je gedrag van een leerling die de les verstoort aan- of bijstuurt.
Wie afwijkt van het kader is hier in eerste instantie zelf verantwoordelijkheid voor. Bij afwijkend gedrag is niet ingrijpen geen optie; een onbewaakt kader is ongeloofwaardig. Een kader gaat samen met het bewaken daarvan.
2.2 Een kader vraagt de leerlingen af te zien van storend gedrag
De ervaring is dat de meeste leerlingen zich houden aan het kader. Een klein aantal leerlingen gaat een machtsstrijd aan.
Afbeelding 10: de meeste leerlingen nemen jouw gedrag over
In het boek “Nietsche en Kant lezen de krant” Wijnbergen (2011) gaat Wijnbergen in op de door Nietzsche benoemde altijd aanwezige machtsstrijd. De kunst is om niet aan deze machtsstrijd deel te nemen.
In zijn boek spreekt Wijnbergen over ‘drie rechten om anderen te kwetsen’. Na het instellen van het kader Vriendelijk + Duidelijk is de impliciete boodschap van het kader: ‘Graag deze vormen van gedrag vermijden’. In deze opsomming specificeert je drie vormen van gedrag waarvan je graag zou zien dat leerlingen deze achterwege laten:
- Anderen beledigen
Op school krijg ik de kans mijn eigen leven vorm te geven als ik mij houd aan twee eenvoudige aanwijzingen: vriendelijk en duidelijk. Om mijn eigen leven ongestoord vorm te kunnen geven, zie ik ervan af anderen te beledigen. - Handelen zonder inmenging van anderen.
Op school leer ik samenwerken. Dit vraagt van mij de bereidheid om mij aan te passen aan wensen van anderen.
Toelichting: Er zijn leerlingen die, op vaak goede gronden, het onderwijs onzin vinden en die zich niet willen laten aan- en bijsturen. Voor deze leerlingen is het belangrijk in te zien dat een school er juist voor is bedoeld om elkaar aan- en bij te sturen. Dit punt maakt deze afwerende houding van bepaalde leerlingen bespreekbaar. - Ingaan tegen het bestaande kader.
Mijn school heeft een kader opgesteld waardoor iedereen meetelt. Het stelt ons in staat samen te werken, onze talenten te ontwikkelen en onze eigenheid te ontdekken. Om dit mogelijk te maken, houd ik mij aan het gestelde kader.
N.B. Deze opsomming is uitsluitend voor jou bedoelt als een aandachtspunt bij het bewaken van het kader. Je benoemt deze punten niet. Zou jij dat wel doen dan verbind je je met negativiteit.
Als je merkt dat een leerling ondanks het kader toch anderen beledigt, handelt zonder inmenging van anderen of ingaat tegen het bestaande kader, volstaat het om een Tip te geven. ‘Graag vriendelijk s.v.p.’ Met het geven van een positief geformuleerde Tip houd jij je aan het kader (Vriendelijk + duidelijk). Een verstoring van de les (die niet past binnen het kader), stuur je eerst aan- en als dat niet helpt stuur je bij. Zo bewaak je het door jou ingestelde kader op een vriendelijke en duidelijke manier.
Je versterkt dit effect als je je leerlingen vraagt om mee te helpen het kader te bewaken en elkaar onderling aan te spreken bij gedrag dat niet past bij het kader. Als leerlingen zich onderling laten aanspreken, dan handelen zij met inmenging van anderen en dat is precies wat je wilt. Dit sluit aan bij het onderwijsdoel Socialisatie.
2.3 Leerlingen houden zich aan het kader
Leerlingen houden zich aan het kader:
- als ze zien dat jij efficiënt bijstuurt.
- als jij rustig blijft tijdens het bijsturen en boosheid weglaat.
- omdat ze geen tijd willen verliezen aan het maken van een ‘Tijdrovende opdracht’.
- omdat ze geen zin hebben om inhoudelijk over hun storende gedrag te schrijven en suggesties te doen voor verbetering van hun gedrag en dit daarna ook nog met jou te bespreken (Een ‘Brief over toekomstig gedrag’ is een voorbeeld van een ‘Tijdrovende opdracht’).
- omdat ze weten dat ze de Tijdrovende opdracht echt moet maken en deze bij jou of bij de leiding moeten inleveren.
- omdat een leerling die een Tijdrovende opdracht krijgt de omvang ervan overdrijft tegenover klasgenoten, vermijden andere leerlingen het krijgen van een Tijdrovende opdracht en houden zij zich aan het kader.
Leerlingen houden zich aan het kader omdat ze het krijgen van een Tijdrovende opdracht willen vermijden en
- omdat ze zien dat aan het geven van een Tijdrovende opdracht voorspelbare stappen voorafgaan en omdat dat er bij het uitdelen van een opdracht geen sprake is van willekeur. Door deze voorspelbaarheid ontstaat rust en duidelijkheid.
- omdat ze zien dat jij de Tijdrovende opdracht zonder rancune en slechts zelden uitdeelt.
- omdat ze merken dat leerlingen die de Tijdrovende opdracht krijgen geen kans krijgen om hun gram te halen in de les.
- omdat ze merken dat het gedrag van degene die de Tijdrovende opdracht heeft gekregen verbetert, waardoor iedereen zich beter kan concentreren.
2.4 Valkuilen
De eerste valkuil is een woud van knellende regels. Wat VOH afraadt, is dat jij (of de school) al op voorhand precies de omgekeerde situatie van vrijheid installeert. Je creëert een woud van knellende, sturende, concrete regels, die het gedrag kortwieken, zonder pedagogische waarde (in deze kale vorm). Als het nodig is om aan of bij te sturen zul je dan moeten zeggen: “zo zijn hier nu eenmaal de regels”. Daarmee creëer je afstand.
De tweede valkuil is om slecht één principe ten grondslag te leggen aan een kader. Dit brengt gevaren met zich mee:
Hij (David Hume) zag ook een diversiteit van deugden en hij wees pogingen van sommigen van zijn tijdgenoten af om moraliteit te reduceren tot één enkele deugd zoals ‘Vriendelijkheid”, of om alle deugden weg te doen en ze te vervangen door een paar morele wetten.” Haidt (2012), Jonathan
Precies deze eenzijdige keuze voor vriendelijkheid, of juist de eenzijdige keuze voor té duidelijk, zijn de valkuilen die naar voren komt in de tekenfilm van Vriendelijk Orde Houden. Docent Koen beperkt zich in deze film tot alleen (té) vriendelijk. De andere docent in deze tekenfilm, Inge, beperkt zich tot té duidelijk (streng).
Eigen kader als leidend nemen
Het gevaar van een te persoonlijk kader is dat je al snel anderen, die een ander kader hanteren dan jij, afkeurt. Dit komt naar voren in het volgende citaat:
Turiel, daarentegen, definieerde moraliteit als “rechtvaardigheid, rechten en welzijn”. Maar elke poging om moraliteit te definiëren door een paar zaken aan te wijzen als de werkelijk morele zaken en de rest af te doen als “sociale conventie” is gedoemd parochiaal te zijn. Het is een morele gemeenschap die zegt: “Dit zijn onze centrale waarden, en wij definiëren moraliteit als iets wat over onze centrale waarden gaat; naar de hel met de rest van jullie.
Wanneer je één duidelijk principe hebt, kun je beginnen met oordelen over verschillende culturen. Sommige culturen krijgen een hogere score dan andere, wat betekent dat ze moreel superieur zijn.
Dat binden gaat meestal gepaard met enige verblinding – als een persoon, boek of principe eenmaal heilig is verklaard, dan kunnen de aanhangers het niet meer in twijfel trekken of er helder over nadenken“. (Haidt (2012)
2.5 Kader en autoriteit
Als leerlingen het nut van een kader inzien, verlangen zij van jou dat jij het kader bewaakt onder de voorwaarde dat jij je er ook aan houdt. Plaats je jezelf buiten het kader, dan maak je het kader ongeloofwaardig en zullen jouw leerlingen jou het recht om het kader te handhaven betwisten.
Leerlingen die de school als vrijheidsbeperkend ervaren zullen ondanks jouw goede bedoelingen jouw autoriteit betwisten. VOH adviseert stug vol te houden en de juiste stappen na elkaar te zetten: Aansturen met lichaamstaal, aansturen met Tips, bijsturen met Tijdrovende opdracht, bijsturen met hulp van de schoolleiding. Juist bij drukke klassen kan het werken met aan- en bijsturen op de manier van VOH voor protest zorgen. Een verklaring hiervoor is dat bij drukke klassen leerlingen gewend zijn om docenten als marionet kwaad te kunnen maken. Als jij met het instellen van een kader, het tonen van gedrag dat erbij past en het bewaken ervan je niet meer als marionet laat aansturen, zullen zij zoeken naar de zwakke plekken van de nieuwe aanpak. Geduld en volhouden is hier het devies. Op den duur verkrijg je met de aanpak van VOH gezag, je dwingt gezag niet af.
3 Kader legt fundament
Een kader geeft richting. Het beschrijft een ideaal waar iedereen het eigen gedrag steeds naar kan richten-, aan kan toetsen en aan kan bijstellen. Het geeft iedereen een rechtvaardiging om elkaar voor gewenst gedrag te waarderen en op ongewenst gedrag aan te spreken. Het geeft je ook de rechtvaardiging en onderbouwing voor jouw manier van aansturen en voor jouw doelgerichte maatregelen waarmee je het gedrag van leerlingen bijstuurt (Tijdrovende opdracht) en voor procedures die deze maatregelen borgen (Hulp leidinggevende).
3.1 Docent neemt initiatief voor kader
Als jij vindt dat de school geen duidelijk kader heeft (maar wel een knellend woud van regels), stel dan zelf een kader op. Met jouw kader verwoord je dan de richting die jij als docent op wilt. Voordat jij jouw kader inzet in je lessen bespreek je het met jouw leerlingen. Als het in jouw praktijk goed werkt, bestaat de kans dat andere docenten het overnemen.
3.2 School neemt initiatief voor kader
Doorgaans heeft een school een kader. De schoolleiding formuleert met het team een kader en geeft aanwijzingen over de bewaking ervan. Het kader bepaalt dan voor de hele school de manier van omgaan met elkaar. Aan het begin van het jaar presenteren alle docenten dit kader aan de leerlingen en bespreken zij dit met hen. De leidinggevenden ondersteunen docenten als een leerling zich niet door een docent laat bijsturen.
4 Reikwijdte van een kader
Wat is het bereik van een kader? Geldt het alleen in de klas, op de hele school en op de werkwerken?
4.1 Schoolbreed
Een kader geldt voor iedereen; net zo goed voor jezelf als voor de leerlingen. Het is het ijkpunt en de toetssteen voor al het gedrag van elke leerling én jezelf. Als het schoolbreed is ingesteld, dan geldt het voor alle leerlingen en het team, de schoolleiding en het onderwijsondersteunend personeel.
4.2 In de klas, maar ook daarbuiten
Een kader geldt in alle situaties waarin jij je met de leerlingen bevindt. Dat is wel even iets om bij stil te staan. Als jij met je leerlingen een kader afspreekt, dan geldt dat tussen jullie overal waar je volgens en namens de school verantwoordelijk bent voor de instandhouding van een leerklimaat. Daar verwacht de school immers dat jij het kader handhaaft.
Dat is natuurlijk tijdens jouw les en in jouw lokaal, maar ook bij ontmoetingen in de aula en de gangen, tijdens contact bij projecten en voorstellingen en excursies, bezoek aan schooltuinen en musea of tijdens een werkweek. Hieraan kun je zien dat het voor iedereen veel beter is om een kader schoolbreed in te stellen. Dan dragen alle collega’s hun steentje bij en kunnen zij elkaar hierop aanspreken en versterken zij samen het effect van het kader.
4.3 Werkweken
Ook als het kader niet schoolbreed is vastgesteld, kun je je eigen kader (je ‘morele contract’ met je leerlingen) buiten je eigen les en klaslokaal overeind houden. Ten eerste voorkom je daarmee dat leerlingen zich buiten je les en lokaal buiten het kader plaatsen en zich met rechtvaardiging gaan misdragen. Dat is iets wat je heel vaak ziet gebeuren. Een werkweek kan bij afwezigheid van een kader snel ontaarden.
Ten tweede voorkom je dat er bij je leerlingen het beeld ontstaat dat het kader slechts een betrekkelijke, beperkte waarde en werkelijkheid heeft, waardoor ook de werkzaamheid ervan binnen je les en lokaal vermindert.
Ten derde zou het kader je ook buiten je eigen les en lokaal juist moeten helpen om het gedrag van je leerlingen te reguleren, anders schort er iets aan de formulering.
En ten slotte zou het kader wegens zijn ‘vanzelfsprekende aanvaardbaarheid’ óók een steun moeten zijn bij het reguleren van leerlingen die niet in jouw klas zitten – zelfs al zou een leerling het kader voor het eerst horen, dan nog zou het kader direct een appèl moeten doen op gewenst gedrag.
Kortom, het is van groot belang dat je met je leerlingen afspreekt dat het kader overal geldt waar jullie onder schoolverantwoordelijkheid bij elkaar zijn.
5 Opstellen kader
De formulering van het kader moet zo breed zijn dat deze betrekking heeft op alle soorten van gedrag in alle situaties. Tegelijkertijd moet het echter zo bondig geformuleerd zijn, dat je er altijd gemakkelijk aan kunt denken en naar kunt verwijzen. De taal moet (daarom) ook goed aansluiten bij de doelgroep. Dat pakket van eisen is niet gemakkelijk verenigbaar. Daarom loont het de moeite om goed over de formulering na te denken.
Bij het opstellen van een kader zoek je naar aanwijzingen die richting geven voor gedrag en zoek je naar een richtlijn waar gedrag aan getoetst kan worden. Je zoekt naar aanwijzingen met een algemene strekking. Hoe duidelijker en bondiger geformuleerd, hoe sneller je het kader uitlegt. Die bondigheid vergroot de kans dat je leerlingen de aanwijzingen van het kader opvolgen.
5.1 Kader voor leerlingen én docent
Bij het opstellen van een kader houd je rekening met de algemene geldigheid ervan. Het geldt zowel voor de leerlingen als voor jou.
5.2 Kader alleen voor leerlingen
In zijn boek Lessen in orde bespreekt Teitler ook het gebruik van een kader (Teitler 2017). Hij schrijft daarover het volgende:
Houd daarbij in je achterhoofd een kader waaraan je het gedrag van leerlingen altijd kunt toetsen: Zó wil ik dat er gewerkt wordt: Optimaal en Ongestoord. Zó wil ik dat we omgaan met elkaar en het materiaal: Veilig, Vriendelijk en Verantwoordelijk.”
Zijn gebruik van de term kader wijkt in enkele belangrijke opzichten af van de manier waarop VOH ermee werkt. Ten eerste benoemt hij het als iets wat in het achterhoofd van de docent blijft. Ten tweede: Bij de manier waarop hij docenten aanraadt aan- en bij te sturen, ontbreekt de zelfregulerende werking van het kader dat altijd zichtbaar aan de muur hangt.
Moreel contract
Hij benoemt zijn kader ook als iets waaraan de docent het gedrag van leerlingen kan toetsen. Dat is op zichzelf prima, maar zo blijft het gedrag van de docent buiten schot. De kracht van het expliciet gemaakte kader is nou juist dat het werkt als een moreel contract tussen alle betrokkenen: tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en docent (vanuit de leerlingen gezien) en tussen docent en leerlingen (vanuit de docent gezien). Die wederkerigheid, die ‘eerlijkheid’, is een sterk, vertrouwenwekkend en scheppend aspect.
6 Verband tussen kader en schoolregels
Bij veel scholen hangt er aan de muur een lijst met schoolregels. Een schoolregel kan schools overkomen en daarom juist overtreding van de regel uitlokken. Als het kader kort en bondig is én algemeen geldend, dan is het voldoende om alleen deze bondige formulering op affiches te tonen in de school.
6.1 Algemene toepasbaarheid schoolregels
Een kader stel je op met positieve steekwoorden. Schoolregels expliciteren deze steekwoorden. Let daarbij op de algemene toepasbaarheid van schoolregels.
Als voorbeeld een bespreking van kader en schoolregels van het Pieter Nieuwland College.
Het kader van het Pieter Nieuwland College (zie afbeelding hiernaast) is: “Aardig, waardig, vaardig”. Het is opgesteld met positieve steekwoorden.
De afzonderlijke termen van het kader worden in de schoolgids aangevuld met een lijst schoolregels.
In de jaargids 2020-2021 van het Pieter Nieuwland College staan een uitwerking van de termen aardig, waardig en vaardig. Nu volgt een bespreking door Vriendelijk Orde Houden van de algemene geldigheid van deze regels.
- Onder het kopje Waardig:
“Geen pet in school en geen jas in het lokaal” – Deze regel geldt zowel voor leerlingen als voor docenten. Zou je deze regel niet opstellen, dan geef je leerlingen een vrijbrief om met pet en jas permanent een signaal uitzend te zenden: ik bepaal zelf wat ik doe, ik vind het hier niet leuk, als ik zin heb kan ik meteen de deur uitlopen. Omdat deze regel voor iedereen geldt, werkt deze ook goed.
- Onder het kopje Aardig:
“Wij volgen aanwijzingen van schoolpersoneel op.” In deze schoolregel staat vermeld voor wie deze regel geldt en hij benadrukt de gezagsverhoudingen. Daarom is deze aanvulling geen algemeen geldende regel en doet deze aanvulling afbreuk aan het algemeen geldende kader.
- Onder het kopje Waardig:
“Wij vertonen geen pestgedrag richting medeleerlingen/docenten”. Bij deze schoolregel lijkt het alsof een leerling aan het woord is. Vermoedelijk onbedoeld geeft deze regel een signaal dat docenten leerlingen ongestraft mogen pesten. Wellicht is deze aanpassing daarom zinvol: “Wij vertonen geen pestgedrag richting leerlingen en docenten” of misschien nog beter: “Wij vertonen geen pestgedrag.”
7 Kader in historisch perspectief
Het is belangrijk dat iedereen profiteert van het kader. Een andere naam voor kader is imperatief. Het woord imperatief kennen we bij taal als de gebiedende wijs. Een andere naam voor een kader is een zedelijk gebod. De filosoof Kant noemt aanwijzingen voor gedrag van algemene strekking een categorisch imperatief. Een imperatief is categorisch als het onvoorwaardelijk en onder alle mogelijke omstandigheden voor iedereen van kracht is.
[Kant] merkt op dat een goede theorie over opvoeding een prachtig ideaal is, en dat het helemaal niet erg is wanneer we niet direct in staat zijn dat ideaal te realiseren. Je moet de idee erachter dan niet meteen als een hersenschim beschouwen, of als een mooie maar niet te verwezenlijken droom, juist als er allerlei hindernissen (in jezelf of van buitenaf) bij de uitvoering ervan optreden. En dan zegt hij: ‘Een idee is niets anders dan een begrip van een volkomenheid die in de ervaringswerkelijkheid nog niet wordt gevonden, bijvoorbeeld een volkomen volgens regels van de rechtvaardigheid geregeerde republiek! Maar is die daarom onmogelijk?’ In ieder geval is het zaak je idee helder te krijgen, om dan zo mogelijk de hindernissen uit de weg te ruimen.” Visser (2017)
Net als Kant zoek je, of zoekt de school naar een kader met algemene strekking.
8 Ethisch handelen
Als je ziet dat jouw leerlingen in het leven verstandige keuzes maken en dat ze hun verantwoording nemen in de maatschappij dan stemt dat tot tevredenheid. Welke rol speel jij bij het handelen van je leerlingen? Hoe zet je leerlingen aan tot ethisch handelen?
- Een eerste aanzet is het maken van een kader. In hun schooltijd bepaalt het kader hoe leerlingen zich in jouw lessen en in school gedragen. Je hoopt dan dat zij ook na hun schooltijd zich op de manier van het kader blijven gedragen.
- Door de manier waarop jij lesgeeft, ben jij een voorbeeld voor je leerlingen.
- Niet alleen jouw voorbeeld is bepalend: “Alleen als je zelf iets goed vindt, zul je het doen” Wijnbergen (2011), Rob. ‘Je’ betreft in deze uitspraak zowel de leerling als de leraar.
- Na geruime tijd krijgen leerlingen eigenaarschap over hun eigen handelen. Dit is bepalend voor hun identiteit: Waarom ik handel is wie ik ben (Kant).
9 Opstellen kader
Immanuel Kant bedacht een aantal termen die te maken hebben met dit onderwerp. Die termen staan hieronder dikgedrukt.
- Een aanwijzing voor gedrag valt niet onder een kader als het een persoonlijke stelregel is. Een ander woord voor persoonlijke stelregel is maxime
- Een aanwijzing voor gedrag die niet altijd of slechts onder bepaalde voorwaarden geldt, kan niet gebruikt worden voor een kader. Een ander woord voor een regel die slechts onder bepaalde voorwaarden geldt is een hypothetisch imperatief.
Het is de kunst om een kader voor iedereen te laten gelden en altijd te laten gelden. Alleen dan ontstaat een hechte groep waarbij iedereen welkom is.
10 Samenvatting kader
Een kader geeft richting aan gedrag. Zowel aan gedrag van jezelf als aan dat van je leerlingen. Jij toont gedrag dat past bij het kader en geeft daarmee het goede voorbeeld. Vervolgens profiteer je van het feit dat leerlingen jouw gedrag overnemen. Als jij je gedraagt op een manier die past bij het kader, zie je dat als vanzelf terug in het gedrag van je leerlingen. Bovendien geeft jouw voorbeeldfunctie jou het recht om een leerling die gedrag vertoont dat niet past bij het kader aan- en indien nodig bij te sturen. De ervaring leert dat leerlingen zich moeiteloos schikken in een gemeenschappelijk kader, mits dat kader iedereen voordelen biedt én als de leidinggevenden dit kader laten zien in eigen gedrag én als leidinggevenden het kader bewaken.
- Stel in een les gebeurt iets onverwachts dat de les verstoort. Als je wilt dat je leerlingen dit voortaan achterwege laten, wees daar dan duidelijk over. Maak aan het begin van de volgende les je leerlingen duidelijk wat voortaan niet meer de bedoeling is en hoe dat voortvloeit uit het kader.
- De formulering van jouw kader kan woorden bevatten waarvan niet alle leerlingen weten wat ze precies betekenen. Je kunt goede redenen hebben om die woorden toch te willen gebruiken, maar je zult die betekenissen dan wel goed moeten uitleggen bij de introductie ervan. Als je gedrag benoemt, zoek dan naar concrete aanknopingspunten met de termen die deel uitmaken van het kader.
- Formuleer je kader positief. Gebruik bij het opstellen uitsluitend positieve steekwoorden. Negatief geformuleerde regels brengen leerlingen op verkeerde gedachten: Blijkbaar zijn er leerlingen die deze regels overtreden, anders waren ze niet nodig.