3.3 Beoordeling

Op deze pagina

  1. Belang van beoordelen
    1.1 Starten met een nieuwe manier van beoordelen
  2. Omgaan met verschillen
  3. Gelijkwaardige beoordeling
  4. Onderwijsdoelen
  5. Beoordelen basisstof en vrije opdrachten
    5.1 Beoordelen basisstof met app
    5.2 Beoordelen vrije opdrachten
    5.3 Valkuilen
  6. Vinkjes – Rapportcijfers baseren op hoeveelheid afgeronde opdrachten
    6.1 Afvinken opdrachten
  7. Samengesteld cijfer
  8. Docent beoordeelt leerling
    8.1 Behandel je leerlingen als gelijken
    8.2 Speuren naar talent
  9. Leerling beoordeelt docent
    9.1 App waarmee je leerlingen vraagt om feedback vraagt over jouw les
    9.2 Leerlingen beoordelen jouw stijl van lesgeven
    9.3 Leerlingen beoordelen de lesstof
    9.4 Valkuil niet vragen om feedback
    9.5 Drie vragenlijsten PO
  10. Docent beoordeelt zichzelf
  11. Leerling beoordeelt zichzelf
  12. Docent en leerling beoordelen samen de prestatie van een leerling
    12.1 Leerling laat jou een nieuw niveau zien
    12.2 Leerling laat jou de uitwerking zien van een zelfgekozen opdracht
  13. Overzicht vorderingen leerlingen
    13.1 Drie groepen
    13.2 Op tijd aan het werk met de basisstof
    13.3 De achterblijvende groep
    13.4 Bonuspunten voor leerlingen die bijles geven
    13.5 Centraal proefwerk
    13.6 Wat moet ik doen als ik klaar ben?
  14. Motiveren door te waarderen en te belonen
  15. Samenvatting

Docenten en leerlingen beoordelen elkaar wederzijds. Dit heeft invloed op het hele onderwijsproces. Docenten die hun leerlingen zelfstandig willen laten werken, kunnen gebruik maken van een alternatieve manier van het geven van rapportcijfers. Daarmee motiveren zij hun leerlingen om in eigen tempo te werken aan voorgeschreven taken en aan zelf gekozen onderwerpen. Bij deze module ligt het accent op het onderwijsdoel Kwalificatie.

Ik beoordeel mijn leerlingen op  verschillende manieren. Enerzijds geef ik met klassikaal lesgeven aandacht aan verplichte onderdelen en beoordeel ik met centrale toetsen. Anderzijds beoordeel ik mijn leerlingen op een manier die hen zelfstandig maakt. Bij deze alternatieve manier van ‘beoordelen vinkjes’, die hieronder staat beschreven, hebben leerlingen vat op hun rapportcijfer. Door zich in te spannen en een opdracht af te ronden, verhogen zij hun rapportcijfer. Dit verhoogt hun intrinsieke motivatie waardoor het resultaat verbetert. Verder vraag ik mijn leerlingen om mijn stijl van lesgeven en mijn lesmateriaal te beoordelen. Daarmee krijg ik waardevolle informatie ter verbetering van mijn lessen.

Huidige aanpak:

Hoe beoordeel ik nu mijn leerlingen?

Toekomstige aanpak:

Hoe beoordeel ik in de toekomst mijn leerlingen?

Introductievideo

link naar drie introductievideo’s

Bekijk ter introductie ook onze tekenfilm

Nieuwsberichten

Voorbeelden

Voorbeelden PO

  1. Een voorbeeld uit het PO, groep 6, van complimenten en beloning. De juf tekent vijf bloemen op het bord. Elke bloem hoort bij een van de vijf tafels waar leerlingen in vijf groepen aan zitten. Elke keer als de leerlingen aan een tafel bij een verandering van activiteit hun tafel snel opruimen, kleurt de juf een bloemblaadje van de bij hun tafel horende bloem in. Hierdoor aangemoedigd proberen de leerlingen steeds snel klaar te zijn zodat de juffrouw weer een bloemblaadje inkleurt. Deze aanpak zorgt ervoor dat de verschillende groepen het als een spel zien om alle bloemblaadjes door de juf te laten inkleuren. Voor deze leerlingen is alleen al het inkleuren van het bloemblaadje de complete beloning.
  2. Je kunt deze aanpak verder verfijnen. Als de hele bloem van een groep is ingekleurd, krijgt deze groep een beloning. Zij mogen dan bijvoorbeeld een “energizer” kiezen (een spel waar leerlingen enthousiast van worden). Het is raadzaam de groep met een volledig ingekleurde bloem daarbij uit drie opties te laten kiezen die jij van tevoren bepaalt. Zodra beloning is uitgedeeld, wis je de volledig ingekleurde bloem en teken je een nieuwe. Deze groep begint dan weer van voren af aan. Zo geef je de andere groepen ook een kans op een beloning. Extra fijn aan deze werkwijze is dat de tafelgroep de directe beloning krijgt, maar de hele groep er ook van meeprofiteert, omdat ze allemaal samen de energizer doen.
  3. Snelle leerlingen beloon je met vrije tijd (golden time). Hoe beter een leerling werkt, hoe meer tijd om zelf iets te kiezen. In deze verdiende tijd mogen zij iets eerder dan de anderen iets voor zichzelf gaan doen.

Voorbeelden VO

  1. Alle leerlingen op onze school maken gebruik van een app waarmee leerlingen hun vaardigheden op muziekgebied toetsen. Bij deze app zien gebruikers elkaars resultaten. Voordat ik de leerlingen met deze app liet werken, maakte ik een account aan en testte ik de app. Alle leerlingen konden zien hoeveel punten ik totaal had behaald. Een aantal leerlingen hielden mijn score scherp in de gaten. Zij willen bovenaan staan. Om de zoveel tijd oefende ik ook met de app en ging mijn puntenaantal omhoog. Dat was dan weer een uitdaging voor ambitieuze leerlingen om ook aan het werk te gaan!
  2. Docent Nederlands Stephanie bespaart tijd: In plaats van een proefwerk, laat zij alle leerlingen tegelijkertijd werken aan de app. Zij staat achteraan op een tafel en overziet of iedereen met de app aan de slag is en daarmee aan het werk blijft. Met de groep spreekt zij af dat als zij tijdens de toets één leerling iets anders ziet doen dan werken met de app, zij helaas toch nog een proefwerk met hen moet afspreken….
  3. Een leerling volgt op school muziekles en kon al voor hij bij mij muziekles volgde steengoed drummen. Als muziekdocent had ik mijzelf leren drummen, maar hij kon het duidelijk beter. Deze leerling had het idee dat de muziekles hem niets had te bieden. Hij verwachtte door even zijn pink op te tillen een 10 te krijgen. Bij de nieuwe aanpak met vinkjes moest hij toch iets doen maar dan op zijn eigen niveau. Hij kon zich niet voorstellen dat hij nog iets zou kunnen leren bij muziekles. Ik vroeg hem: “kun je een patroon spelen waarbij je drie maten hetzelfde speelt en dan in de vierde maat steeds een andere break?” dat bleek hij niet te kunnen. Dat werd zijn eerste opdracht en werd zijn eerste vinkje. De volgende vraag die ik hem stelde was: “Kun je ook in een driekwartsmaat spelen? Ja dat kon hij. “En in een vijfkwartsmaat”? Dat bleek hij niet te kunnen. Dat werd zijn tweede opdracht. enz.

Inleiding

‘Beoordeling’ is een van de vier modules van de invalshoek ‘Lesinhoud’ van Vriendelijk Orde Houden (VOH). Bij deze module ligt het accent op Kwalificatie.

Afbeelding 32: lesinhoud (overzicht)

Nadat je enige tijd frontaal hebt lesgegeven en de leerlingen enige tijd zelfstandig werken hebben gewerkt, is het tijd om je leerlingen te beoordelen. Onderwerpen die je tijdens het frontaal lesgeven behandelt (Docent gestuurd onderwijs), werken je leerlingen met een zekere vrijheid uit tijdens zelfstandig werken (Leerling gestuurd onderwijs). Als je je leerlingen veel gelegenheid geeft om zelfstandig te werken, is het aan te raden te zoeken naar een manier van beoordelen die hen motiveert. In deze module bespreken wij een alternatieve manier van het uitrekenen van rapportcijfers. Daarmee bied je je leerlingen enerzijds structuur en anderzijds geef je hun de ruimte om zelf aan de slag te gaan.

Als je daarnaast je leerlingen vraagt om jouw lessen te beoordelen, valt er altijd iets te leren. In deze module tref je vragenlijsten aan die je kunt voorleggen aan je leerlingen. Beoordelen is dan een wederzijds, gelijkwaardig proces met als doel om zowel jou als de leerlingen beter te laten functioneren.

1 Belang van beoordeling

Hoe beoordeel je of iemand ergens voor gekwalificeerd is? Doorgaans beoordeelt de een de ander. In deze module pleit VOH voor een manier van beoordelen die:

  1. wederzijds is en in dienst staat van de ontwikkeling van alle betrokkenen (docent en leerlingen).
  2. aanvoelt als persoonlijke begeleiding of coaching.
  3. ervoor zorgt dat wij (docent en leerlingen) actief met de lesstof bezig zijn en blijven.

1.1 Starten met een nieuwe manier van beoordelen

Welke manier van beoordelen zorgt ervoor dat leerlingen en docent actief met de lesstof bezig zijn en blijven. Welke manier van beoordelen zorgt ervoor dat verschillen tussen leerlingen geen belemmeringen opwerpen?

Beoordelen met vinkjes stimuleert leerlingen om zelfstandig te werken en geeft ze de kans om zelf te bepalen in welke volgorde zij werken. Deze vorm van beoordeling maakt het voor leerlingen mogelijk in een eigen tempo te werken aan een zelf gekozen route. Bij een leeromgeving die dit mogelijk maakt, hoort een beoordeling op maat. Daarbij maak je onderscheid tussen het beoordelen van basisstof en het beoordelen van door leerlingen zelf gekozen opdrachten.

2 Omgaan met verschillen

Of een leerling nu steengoed is in jouw vak of een beginner, het mooiste is als je alle leerlingen opdrachten kunt geven op hun eigen niveau (Voorbeelden VO 3 en 4).

Er bestaat een afbeelding van een docent die verschillende dieren (vis, olifant, aap, vogel zeehond) vraagt in een boom te klimmen. Duidelijk is dat een aantal dieren daarvoor niet over de juiste capaciteiten beschikken. Dat roept de volgende vragen op:

  1. Hoe ga je om met verschillen in aanleg en capaciteit tussen leerlingen?
  2. Hoe beoordeel je op een manier die recht doet aan capaciteiten van leerlingen? Hoe beoordeel je deze verschillen?
  3. Hoe zorg je er met jouw manier van beoordelen voor dat jouw leerlingen minstens voldoen aan de minimumeisen?
  4. Hoe draagt jouw manier van beoordelen eraan bij dat jouw leerlingen zich maximaal inzetten én ‘zichzelf worden’.

Maar dat hoekige ‘moet juist niet afgeslepen, het moet juist eerder nog wat ‘worden aangeslepen’. Je moet het niet ‘uit mensenvrees helemaal opgeven’ jezelf te zijn in je ‘meer wezenlijke toevalligheid, waarin je jezelf bent.” Visser (2019), Andries

Als het je lukt om je leerlingen te motiveren en uit eigen beweging constructief te laten werken, houd je energie over om jouw leeromgeving verder te verfijnen. Je leerlingen hebben nu zeggenschap over (een deel van) hun eigen leerproces. De leerlingen zijn intrinsiek gemotiveerd en verrassen jou met steeds nieuwe manieren van leren. Een bijkomend voordeel is dat jij zelf steeds breder op de hoogte raakt van de jouw eigen vak.

Peergroup

De manier waarop snelle leerlingen werken, werkt aanstekelijk. Leerlingen die uit eigen beweging niet meteen aan de slag gaan kijken de kunst af bij snelle leerlingen. De leerlingen die direct gebruik maken van de door jou geboden vrijheid inspireren de overige leerlingen. Zij hebben een voorbeeldfunctie. Bij een volgende rapportperiode gaan steeds meer leerlingen direct aan de slag.

3 Gelijkwaardige beoordeling

Dat jij jouw leerlingen beoordeelt, is inherent aan jouw beroep als docent. Dat jouw leerlingen jou beoordelen is minder vanzelfsprekend. Wellicht schrik je hiervoor terug omdat je kritiek verwacht van leerlingen. In de nu volgende afbeelding zijn vijf vormen van beoordeling opgenomen. Elke pijl is een vorm van beoordeling:

1. Docent beoordeelt prestatie leerling
2. Leerling beoordeelt prestatie docent
3. Docent beoordeelt prestatie docent
4. Leerling beoordeelt prestatie leerling
5. Docent en leerling beoordelen samen prestatie leerling

Afbeelding 50: verschillende soorten beoordelingen

Vijf soorten beoordelingen (en niet zes)

Bij de pijlen met nummer vijf is geen sprake van een gelijkwaardige situatie. De docent coacht de leerling. De omkering is minder vanzelfsprekend. Docent en leerling kunnen hierbij niet volledig van rol wisselen (leerling als coach, docent als leerling): Een leerling komt in eerste instantie op school om te leren en niet om de docent te coachen. Daarom ontbreekt in deze afbeelding een zesde pijl: Leerling en docent beoordelen samen de prestatie van de docent. (Dat neemt niet weg dat een leerling de docent wel feedback kan geven)

Als je ruimschoots tijd maakt voor zelfstandig werken, sluiten deze vijf vormen van beoordelen daarbij aan. Je leerlingen volgen dan hun eigen plan en doen als gevolg daarvan niet meer allemaal hetzelfde. Aan activiteiten die jij voorschrijft, besteden zij op een eigen moment aandacht. Voordat je start met een nieuwe vorm van beoordelen, zoek je antwoorden op deze vragen:

  1. Hoe beoordeel ik mijn leerlingen als ze met verschillende onderwerpen bezig zijn?
  2. Hoe voorkom ik dat vrijheid ontaard in vrijblijvendheid?
  3. Hoe begeleid ik mijn leerlingen zo dat ze hun eindexamen halen?
  4. Hoe zorg ik ervoor dat mijn manier van beoordelen leerlingen motiveert en kwalificeert?

Schoolbreed gelijkwaardig beoordelen?

4 Onderwijsdoelen

Biesta formuleert drie domeinen/onderwijsdoelen: Kwalificatie, Socialisatie en Persoonsvorming. Beoordeel je naast Kwalificatie ook de onderwijsdoelen Socialisatie en Persoonsvorming? Geef je voor Socialisatie en Persoonsvorming net als voor Kwalificatie ook cijfers of zorg je er met jouw manier van lesgeven voor dat Socialisatie en Persoonsvorming voldoende aan bod komen?

5 Beoordelen basisstof en vrije opdrachten

VOH adviseert om tijdens het zelfstandig werken een evenwichtige mix aan te bieden van basisstof en vrije opdrachten. Je geeft je leerlingen de vrijheid om daarin zelf keuzes te maken.
Een beoordeling van de basisstof verschilt van een beoordeling van een vrije opdracht.

  1. Bij de basisstof geef je duidelijk aan aan welke eisen de leerling moet voldoen.
  2. Bij de vrije opdrachten geeft je globaal aan waaraan de opdracht moet voldoen.

In beide gevallen geef je leerlingen de mogelijkheid om in hun eigen tempo te werken.

Als je wilt dat leerlingen kennis en vaardigheden opdoen op het gebied van de basisstof en je wilt dit kunnen meten, zorg er dan voor dat de beoordeling voldoet aan de kenmerken van SMART: Specifiek, Meetbaar, Accuraat, Realistisch, Tijdgebonden. Bespreek dit ook met je leerlingen, dan begrijpen ze waarom je voor deze manier van beoordelen kiest. Als de SMART-specificaties hieronder aan de orde komen, staan deze tussen haakjes vermeld.
Aan het begin van een periode (van acht weken) geef je aan welke basisstof de leerlingen aan het einde van de periode moeten beheersen (SMART/tijdgebonden). Elke leerling bepaalt in die periode zelf wanneer hij of zij met de basisstof aan de slag gaat. Tijdens het werken met de basisstof zorg jij voor apps waarmee jouw leerlingen zelf beoordelen of ze het door jou aangegeven niveau van de basisstof beheersen. Als een leerling een nieuw niveau behaalt op de app, laat hij dat op eigen initiatief aan jou zien. Dat kan tijdens het zelfstandig werken. Aan het einde van een periode geef jij alle leerlingen gezamenlijk een toets over de basisstof (SMART/meetbaar).

5.1 beoordeling basisstof met app

Als leerlingen zelf de basisstof met een app kunnen beoordelen, ontstaat gelijkwaardigheid wat betreft de beoordeling: jij kunt een leerling beoordelen, maar dat kunnen ze ook zelf (Pijl 1 en pijl 4 afb. beoordeling). Met een app stimuleer je zelfsturing van je leerlingen, het bespaart jou tijd én de app is onpartijdig. Zoek daarom naar apps (of maak ze zelf, of zoek iemand om de app voor jou te laten maken) waarmee leerlingen hun basisvaardigheden beoordelen en waarbij jij snel ziet of een leerling een bepaald niveau beheerst.

De moeilijkheidsgraad is bij een app instelbaar: Je kunt bijvoorbeeld instellen hoe lang je over een vraag mag nadenken. Met de app kun je de lat hoog leggen.

Jij noteert welk niveau de leerling met de app behaalt. Deze beoordeling kost jou weinig tijd. Als een leerling jou tijdens zelfstandig werken een nieuw niveau met de app laat zien, voelt dat aan als quality time. Je kunt ervoor kiezen deze beoordeling mee te laten tellen als SO of als bonuspunt. Een app waarmee leerlingen de basisstof samen in spelvorm kunnen toetsen, is voor leerlingen extra aantrekkelijk.

Kunstmatige intelligentie

Beoordeling met kunstmatige intelligentie maakt het mogelijk dat de resultaten die een leerling behaalt bij programmaonderdeel (vergelijkbaar met een app) leiden tot een advies door het programma dat je gebruikt. Algoritmen bepalen dan naar aanleiding van de resultaten van een leerling welke kennis op dat moment ontbreekt. De leerling krijgt via de algoritmen vervolgens een advies een bepaalde oefening te doen om de ontbrekende kennis aan te vullen. Een voorbeeld hiervan is de Khan Academy. Op hun website is te lezen dat bij thuiswerken deze vorm van beoordelen een uitkomst biedt. Een ander voorbeeld van een website die werkt met AI (artificial intelligence) is Leerlevels.nl

5.2 Beoordelen vrije opdrachten

Ook bij de beoordeling van presentaties van zelfgekozen opdrachten streef je naar gelijkwaardigheid. De presentaties van zelfgekozen onderwerpen beoordeel je samen met de leerling (Pijl 5).
Bij een vrije opdracht begint een leerling aan een eigen traject. Jouw beoordeling heeft dan meer weg van coaching dan van een eindbeoordeling
Hoe coach je de eigen ontwikkeling van een leerling? Hoe zorg je ervoor dat de ontwikkeling niet stopt na een beoordeling, maar dat de beoordeling de verdere ontwikkeling juist stimuleert?
Bij vrije opdrachten laat je leerlingen naar keuze zelfstandig werken of in vrijwillig gekozen duo’s. In beide gevallen ronden ze hun werkzaamheden af met een presentatie. Waar let je dan op? Welke aspecten spelen voor de leerling een rol?

  1. Vergaren van kennis
  2. Samenvatten van kennis
  3. Leren organiseren
  4. Leren omgaan met presentatiemiddelen
  5. Zelfvertrouwen verkrijgen
  6. Leren presenteren

Als je merkt dat een leerling hard heeft gewerkt en toch een mager resultaat behaalt, complimenteer je de leerling voor de inspanning. Je vraagt de leerling ter afronding aan één essentieel punt extra aandacht te besteden. Daarmee voorkom je verlies van motivatie en inzet.

5.3 Valkuilen

Te veel aandacht voor de basisstof

Jij beperkt je tot het aanbieden van basisstof. Er valt dan voor leerlingen weinig te kiezen. Als je naast de basisstof geen open opdrachten aanbiedt, lijkt het voor je leerlingen alsof jouw vak ophoudt bij de in de basisstof behandelde onderwerpen. Je leerlingen hebben dan geen toegang tot de volle breedte van jouw vak. Een persoonlijk invulling geven aan jouw vak is voor hen niet mogelijk.

Uitsluitend vrije opdrachten

Als jij een cijfers geeft voor een vrije opdrachten dan is dat cijfer niet gebaseerd op objectieve criteria maar meer op jouw intuïtie. Je weet dan niet zeker of een leerling bepaalde objectief te meten kennis heeft verworven.

Zie ook:

Valkuil docent gestuurd onderwijs
Valkuil leerling gestuurd onderwijs

6 Vinkjes – Rapportcijfers baseren hoeveelheid afgeronde opdrachten

Met de nu volgende manier van beoordelen, leg je de verantwoordelijkheid bij de leerlingen om aan het werk te gaan en om de resultaten aan jou te laten zien. Bij contactmomenten zie je hoe een leerling zich inzet en als waardering geef je een vinkje. Aan het begin van een rapportperiode geef je alle aandacht aan leerlingen die op eigen initiatief naar jou toe komen. Pas aan het einde van een rapportperiode spoor je achterblijvende leerlingen aan. Je geeft daarmee leerlingen de vrijheid om, als ze niet storen, in het eerste deel van een rapportperiode niets te doen. Met deze aanpak leg je de verantwoordelijkheid bij de leerlingen.

Deze manier van beoordelen bespreek je vooraf met je leerlingen. Je geeft aan hoeveel opdrachten zij voor jouw vak per blok moeten maken om een 10 te halen. In dit voorbeeld is gekozen voor vier opdrachten. Vier opdrachten afronden in een rapportperiode is haalbaar als je één uur per week aan leerlingen lesgeeft. Geef je twee uur per week les, dan kun je afspreken met je leerlingen dat acht opdrachten gelijk staat aan een 10. Binnen die reeks opdrachten bepaal je van tevoren hoeveel opdrachten te maken hebben met de basisstof en hoeveel vrije opdrachten leerlingen mogen kiezen.
Als je rapportcijfers op deze manier samenstelt, vergelijken leerlingen de onderlinge resultaten niet met elkaar en ontstaat er geen jaloezie. Leerlingen blijven gemotiveerd. Bij deze aanpak zijn niveauverschillen geen struikelblok maar eerder een uitdaging voor de docent om leerlingen op eigen niveau en met eigen talent te laten presteren.
Tijdens zelfstandig komt een leerling die een opdracht heeft afgerond naar jou toe. Als de opdracht voldoende is, geef jij een vinkje dat je noteert in je cijferlijst. Hoe meer vinkjes, hoe hoger het rapportcijfer. Bij vier opdrachten binnen een rapportperiode krijgt een leerling een 10 op het rapport.

  1. opdracht afgerond = 6 op het rapport
  2. opdrachten afgerond = 8 op het rapport
  3. opdrachten afgerond = 9 op het rapport
  4. opdrachten afgerond = 10 op het rapport

Om te weten hoe goed een leerling presteert, kun je in je cijferlijst naast het vinkje ook per opdracht een cijfer noteren. Met deze manier van beoordelen met vinkjes zie je aan deze extra aantekening (die geen rol spelen voor het rapportcijfer) het werkelijke niveau van elke leerling en kun je bijvoorbeeld bij rapportvergaderingen een zinnig advies geven over een vervolg van de opleiding van de leerling. Deze extra aantekeningen bespreek je met je leerlingen. Als een leerling de voorkeur heeft voor een schooltype dat afwijkt van jouw advies, kan deze leerling jou van mening laten veranderen door een verhoogde inzet en door daarmee goede resultaten te behalen.

Met deze manier van beoordelen van rapportcijfers:

  1. zie je dat je leerlingen geconcentreerd en zelfstandig met jouw vak bezig zijn en blijven.
  2. voelt jouw beoordeling voor de leerlingen aan als coachen. Met jouw beoordeling geef je de leerling inzicht in eigen kunnen.
  3. gaat een deel van de leerlingen na de beoordeling verder met zojuist beoordeelde opdracht.
  4. voorkom je dat de ene leerling zich minder voelt dan de ander.
  5. kan iedere leerling ongeacht niveau toch een 10 halen. Hoge cijfers zijn voor leerlingen een stimulans om zich maximaal in te zetten voor jouw vak.

6.1 Afvinken opdrachten

Hoe werkt het afvinken van opdrachten in de praktijk?

Vanuit het perspectief van de leerlingen: Met elk vinkje verhoog ik mijn rapportcijfer. Deze manier van belonen is vergelijkbaar met een game. Je wilt zo snel mogelijk zoveel mogelijk vinkjes! Dit motiveert leerlingen om doelgericht met opdrachten aan het werk te gaan en als ze daarmee klaar zijn die direct te laten afvinken.

7 Samengesteld cijfer voor een toets

In dit voorbeeld beschrijft een docent Economie een optie die hij zijn leerlingen biedt om alvast 20 procent van het cijfer van de toets te behalen. Daarmee help hij leerlingen in 6 VWO op gang die moeite hebben om discipline op te brengen voor ‘lagere studievaardigheden zoals reproductie’.

PraktijkvoorbeeldVO

Leerlingen konden bij mij punten scoren door voorafgaande aan de toets over de hele stof onderweg toetsjes te maken waarmee ze 20% (2 punten) van het cijfer konden halen. Dat waren dan een aantal reproductievragen (de dingen die je voor 100% moet onthouden om te kunnen toepassen). Voor die toetsen mocht je geen fouten maken. Dus 1 fout geen punten. 0 fouten een 10!

Makkelijk nakijken voor de docent. Het is goed of fout. Als leerling kon je zelf bepalen of je hiervan gebruik maakte. Er was slechts één leerling die dat niet deed. Die haalde bij de eindtoets dan meestal een hoog aantal punten. Dan had hij bijv een 9. Want hij deed niet mee aan de tussentijdse toetsen. Er waren dan ook leerlingen die een 9 haalden met meer fouten, omdat ze 2 punten meenamen van de vrijwillige toetsen. Deze leerling toonde zich altijd enigszins ambivalent hierover. Hij schiep er genoegen in om mij te laten zien dat hij mij kon laten zien dat zijn aanpak werkte (hij was slim). Anderzijds zat het gevoel dat zijn 9 ‘meer waard’ zou zijn dan die van een ander hem ook wel dwars.

Ik hield hem voor de hij een 10 kon halen door de ‘Koninklijke route’ te volgen waartoe ik hem niet verplichtte. Hij koos er zelf voor om dit niet te doen. Terwijl ik hem ook voorhield dat de leerlingen die mijn route volgden op termijn meer kennis opbouwden. Dat heb ik nooit kunnen bewijzen uiteraard, maar als je kijkt naar de vergeetcurve van Ebbinghaus is dit voor grotere groepen wel aangetoond.

8 Docent beoordeelt leerling

Bij het beoordelen van leerlingen maakt het uit hoe je dat doet. Als je hen behandelt als gelijken, voelen je leerlingen zich serieus genomen. Als je direct op zoek gaat naar aanwezig talent in een groep, voelen getalenteerde leerlingen zich serieus genomen en zijn zij bereid jou te helpen bijvoorbeeld met het geven van bijles aan achterblijvende leerlingen.

8.1 Behandel je leerlingen als gelijken

Onderschat leerlingen niet en beschouw hen als gelijken. Oordeel niet te snel (labelen). Meerdere oorzaken spelen een rol bij slechte resultaten: ontbrekende voorkennis, motivatie- of concentratieproblemen of een persoonlijke beperking. Onderzoek of het mogelijk is een achterblijvende leerling hulp te bieden van een snelle leerling of van een externe begeleider.
Label je in een vroeg stadium een leerling als zwak, dan is het daarna voor jou moeilijk te accepteren als deze leerling zich plotseling snel ontwikkelt. Je bent dan genoodzaakt toe te geven dat jouw beoordeling niet klopte. Labelen voorkom je door minder absolute eisen te stellen aan de groei van je leerlingen. Dat betekent niet dat je niet streeft naar het maximaal haalbare. Wees je er daarbij van bewust dat jij enerzijds globaal de groei van leerlingen aanstuurt en dat anderzijds de leerlingen zelf invulling geven aan hun persoonlijke groei. Om dat mogelijk te maken is het belangrijk dat jij je leerlingen vertrouwt. Je biedt structuur en laat ze binnen die structuur los. Je registreert hun vorderingen én je springt bij als je merkt dat een leerling achterblijft.
Ondanks dit alles ben je je ervan bewust dat niet alles valt te meten en dat je leerlingen van alles leren buiten de vastgestelde leerstof om.

8.2 Speuren naar talent

Ga direct bij het kennismaken met een groep op zoek naar talent op cognitief, sociaal of persoonlijk vlak van leerlingen. Zie jezelf als een scout op zoek naar talent. Iets goed kunnen, en het herkennen daarvan door jou, geeft een leerling zelfvertrouwen en zorgt voor intrinsieke motivatie (Zie ook).

9 Leerling beoordeelt docent

Je kunt zelf jouw manier van lesgeven of jouw lesmateriaal verbeteren. Je kunt je leerlingen bij dit proces van verbeteren betrekken. Vraag je leerlingen om jouw stijl van lesgeven en om jouw lesinhoud te beoordelen. Als je dit doet is er sprake van een gelijkwaardige beoordeling (pijl 1 en 2). Jij laat zien dat ook jij aan het leren bent. Zo ontstaat een voor iedereen aantrekkelijk leerklimaat.

Wel of niet vragen aan je leerlingen om jou te beoordelen:

  1. Wel: Met hun suggesties repareer je onvolkomenheden in jouw stijl van lesgeven en in jouw lesmateriaal. Ook krijg je van je leerlingen suggesties voor andere onderwerpen die jij tot nu toe nog niet aanbood.
  2. Niet: Je vraagt geen feedback aan je leerlingen. Leerlingen in de daaropvolgende jaren krijgen dan te maken met steeds dezelfde onvolkomenheden. Jij tast in het duister over de kwaliteit van jouw aanbod. Een reden voor het niet vragen van feedback kan zijn dat je verwacht dat je leerlingen jouw lesmateriaal negatief zullen beoordelen.

Geschikte momenten om je door leerlingen te laten beoordelen:

  1. Bij het afronden van een rapportperiode, als leerlingen terugkijken op wat ze dit blok hebben gedaan.
  2. Bij het afronden van een schooljaar waarbij je met de groep terugblikt op het hele jaar.

9.1 App waarmee je leerlingen om feedback vraagt over jouw les

Bij ‘Voorbeelden‘ bovenaan staat een link naar een app Survey Monkey, en onzeles.nl waarmee je de benodigde informatie kunt vergaren over jouw lesmateriaal.

9.2 Leerlingen beoordelen jouw stijl van lesgeven

Je geeft je leerlingen een vragenlijst waarbij zij aangeven in hoeverre ze het eens zijn met de onderstaande vier beweringen. Ze scoren per vraag van 1 t/m 5
1 = niet mee eens, 5 = mee eens

  1. De docent geeft op een vriendelijke manier les.
  2. De docent geeft op een duidelijk manier les.
  3. De docent geeft duidelijk aan wat we moeten doen.
  4. Ik doe wat de docent van mij vraagt.

9.3 Leerlingen beoordelen de lesstof

Een vragenlijst ter beoordeling van de lesstof:

  1. Hoe beoordeel je de lesstof?
  2. Welke informatie was het meest waardevol voor jou?
  3. Heb je aanvullingen of verbeteringen voor de lesstof?
  4. Heb je bij deze opdracht informatie gemist?
  5. Zijn er nieuwe onderwerpen die je graag zou willen kiezen?
  6. Wat hebben jullie van mij nodig om nog beter te kunnen werken?

9.4 Valkuil niet vragen om feedback aan leerlingen

Why is it that the only people who never matriculate from their own courses are teachers?” Schafer (1975), R. Murray

Vrij vertaald: Waarom zijn de lessen die docenten geven voor henzelf geen leerschool?

9.5 Drie vragenlijsten PO

Feedbackformulier VO
Klik op de afbeelding om te downloaden.

Afbeelding 51: feedback voor docent

Feedbackformulier PO meester
Klik op de afbeelding om te downloaden.

Afbeelding 52: rapport voor de meester

Feedbackformulier PO juf
Klik op de afbeelding om te downloaden.

Afbeelding 53: rapport voor de juf

10 Docent beoordeelt zichzelf

Je beoordeelt een aantal aspecten van jou manier van lesgeven.
1 = niet mee eens, 5 = mee eens

  1. Ik praat zacht en verstaanbaar als ik lesgeef.
  2. Ik beschouw mijzelf als een vriendelijke docent.
  3. Ik geef duidelijk aan wat ik vraag van de leerlingen.
  4. Bij mij in de les doen leerlingen wat ik van hen vraag.

Het zou mooi zijn als je bij alle groepen die je lesgeeft goed scoort. Als je jezelf ook bij moeilijkere groepen een goede score geeft, dan kun je verder ontspannen lesgeven.
Vergelijkbare vragen stel je ook aan je leerlingen. Jij vergelijkt de antwoorden van beide vragenlijsten. De ervaring leert dat leerlingen positiever over jou denken dan jij over jezelf denkt!

Om jezelf meer in detail te beoordelen gebruik je deze vragenlijst van VOH

11 Leerling beoordeelt zichzelf

De leerling beoordeelt aspecten van het eigen werk:

  1. Beschik ik over voldoende kennis van de basisstof? (app)
  2. Mijn zelfgekozen (vrije) opdracht beoordeel ik samen mijn docent.
  3. Heb ik mijn doel voor deze periode behaald?

Als een leerling zichzelf kan beoordelen, kan de leerling ook progressie maken zonder jouw coaching. Vraag daarom aan het begin van een periode aan een leerling een doel te formuleren. Bij de start van de volgende periode vraag je een leerling te beoordelen in hoeverre het doel dat de vorige periode is vastgesteld, is behaald. Bij die vraag geef je aan dat jij, als er weinig resultaat is geboekt, adviseert om bij de volgende periode een bescheiden, haalbaar doel te kiezen. Bij succes kan de leerling in een volgend blok een ambitieuzer doel stellen. Door de haalbaarheid van het gestelde doel steeds na afloop te beoordelen, is een leerling na verloop van tijd in staat realistische doelen te stellen (SMART/realistisch).

12 Docent en leerling beoordelen samen de prestatie van een leerling

Tijdens zelfstandig werken komen leerlingen naar jou toe met twee type opdrachten. Leerlingen presenteren:

  1. een nieuw niveau dat ze hebben behaald met de basisstof.
  2. afgeronde zelfgekozen opdrachten.

12.1 Leerling laat jou een nieuw niveau zien met de basisstof.

De leerling laat met een app zien welk niveau is behaald. Dit duurt gemiddeld ongeveer een minuut. Jij noteert na afloop het behaalde niveau (blog Quality time).

12.2 Leerling laat jou een uitwerking zien van een zelfgekozen opdracht

Als een leerling een zelfgekozen onderwerp aan jou presenteert, vraag je aan de leerling om zichzelf voorafgaande aan de presentatie een cijfer te geven. Na afloop van de presentatie bespreek je het cijfer dat de leerling zichzelf gaf en je vergelijkt dat met het cijfer dat jij in gedachten hebt. Beide cijfers leiden tot één cijfer dat jij bepaalt. Het voordeel hiervan is dat jij ziet hoe een leerlingen zichzelf inschat. Er kan dan sprake zijn van onderschatten maar ook van overschatten. In beide gevallen is het aan te raden om dit met de leerling te bespreken.

  1. Als een leerling zichzelf een 2 geeft en jij zou een 7 geven, dan geef je aan dat de leerling niet zo bescheiden hoeft te zijn. Daarmee help je een leerling bij het verkrijgen van zelfvertrouwen.
  2. Als een leerling zichzelf een 10 geeft en jij vindt het een 4, vraag dan de leerling het onderwerp opnieuw en beter te bestuderen, geef aan dat je van de leerling verwacht nogmaals de presentatie te geven op een later tijdstip. Voor de zojuist gegeven presentatie geef je geen vinkje. Deze leerling merkt dan dat er met te weinig inspanning niet loont.

Als je een twee studenten beoordeelt die samen hebben gewerkt aan een zelfgekozen onderwerp, vraag je beide leerlingen zichzelf onafhankelijk een cijfer te geven. Tijdens het overleg vraag je wie welk aandeel heeft gehad in de opdracht.

Noteren resultaten

Voorafgaande aan een presentatie beoordeelden leerlingen zichzelf met behulp van een formulier (zie gele en groene formulier).

  1. Groen (presentatie alleen voor jou)
  2. Geel (presentatie voor de hele klas)

Bij deze aanpak is een presentatie pas afgerond als jij ziet dat er genoeg aandacht aan is besteed. Jouw rol bij deze vorm van beoordelen lijkt meer op coachen dan op de traditionele rol van een docent die iets overdraagt.

13 Overzicht vorderingen leerlingen door docent

Nu komen deze vragen aan de orde: Hoe zorg je ervoor dat leerlingen op tijd aan het werk gaan? Hoe voorkom je dat leerlingen achterblijven? Hoe krijg je genoeg informatie over het niveau van elke leerling?

13.1 Drie groepen

Als je werkt met deze vorm van beoordelen en begeleiden, vertoont niet iedere leerling direct dezelfde inzet. Direct valt de groep leerlingen uiteen in drie delen:

  1. Een groep snelle leerlingen die zoveel mogelijk opdrachten wil halen en daarmee zo snel mogelijk een hoog cijfers wil halen
  2. Een middengroep die op eigen kracht voldoet aan de minimumeisen
    Een groep die achterblijft
  3. De ervaring leert dat als je beoordeelt met ‘vinkjes’, je bij elke nieuwe rapportperiode een grotere groep leerlingen ziet die direct gemotiveerd aan de slag gaan.

13.2 Op tijd aan het werk met de basisstof

Jouw aanbod bestaat uit voorgeschreven opdrachten die horen bij de basisstof en vrije opdrachten. Uit dit aanbod kiezen de leerlingen. Geef van tevoren aan wat je minimaal van je leerlingen verwacht op het gebied van de basisstof. Om te voorkomen dat leerlingen achterblijven, verdeel je een rapportperiode in drie delen:

  1. Week 1-3
  2. Week 4-5
  3. Week 6-8

Er is altijd een groep snelle leerlingen die direct resultaten aan jou willen laten zien. Die groep geef je de eerste vijf weken alle aandacht. Vanaf de zesde week gaat jouw aandacht vooral uit naar de achterblijvende leerlingen.

Als een leerling in de eerste drie weken een opdracht met basisstof afrondt, kun je voor het tijdig aan het werk gaan een bonuspunt geven. Die bonuspunten zijn een extra stimulans voor leerlingen om vroegtijdig aan het werk te gaan met de basisstof.
Bij het noteren van resultaten van leerlingen geef je aan wie bij het snelle deel hoorde, het middelste deel en het achterblijvende deel.

Deze aantekening zeggen iets over:

  1. het niveau van een leerling
  2. de snelheid van werken van een leerling
  3. de werkhouding van een leerling
  4. de interesse van een leerling
  5. keuzes van een leerling
  6. de prestatiegerichtheid/ambitie van de leerling

13.3 De achterblijvende groep

In het laatste deel van een periode, (week 6-8) noem je de namen van leerlingen die nog geen enkel vinkje hebben. Je geeft aan dat je deze leerlingen voorrang geeft. De anderen zullen even moeten wachten tot jij weer tijd hebt. Jij geef aan dat jij met deze leerlingen in gesprek gaat en dat jij indien mogelijk, een snelle leerling bijles laat geven. Tijdens het gesprek met de achterblijvende leerling coach je de leerling.
Je onderzoekt dan waarom de leerling niet optimaal functioneert. De reden hiervoor kan uiteenlopen: ontbrekende voorkennis, een taalachterstand, gebrek aan concentratie, een handicap, niet weten hoe te beginnen, niets durven te vragen, geen aanleg voor dit onderwerp of geen belangstelling voor het onderwerp. Ook is het mogelijk dat de problemen op een ander vlak liggen. Overweeg dan hulp te zoeken voor de leerling.

De kans bestaat dat een achterblijvende leerling door alle aandacht al snel een vinkje krijgt. Dan geef je aan: als je nog een beetje je meer best doet, haal je misschien ook nog een tweede vinkje.
Vervolgens bestaat de kans dat een leerling die jij bij de hand hebt genomen, in de volgende periode wel weet hoe aan de slag te gaan. Vanaf dat moment is het niet meer nodig deze leerling aan te sporen.
Zo zorg je ervoor dat iedere leerling de benodigde aandacht krijgt, dat iedereen de basisstof beheerst én dat iedereen leert plannen en op tijd klaar is met oefenen voor het proefwerk aan het einde van de rapportperiode(SMART/tijdgebonden/realistisch).

13.4 Bonuspunten voor leerlingen die bijles geven

Als het een snelle leerling die een achterblijvende leerling bijles geeft, lukt om de achterblijvende leerling een vinkje te laten halen, dan geef je de snelle leerling daarvoor een beloning (bonuspunt). Het advies is om alleen een bonuspunt te geven aan een snelle leerling die jij de opdracht hebt gegeven om bijles te geven. Doe je dat niet dan komen leerlingen vragen om bonuspunten terwijl jij niet kunt inschatten of ze wel of niet een andere leerling bijles hebben gegeven.

13.5 Centraal proefwerk

Voordat je aan het einde een periode de basisstof afsluit met een centraal proefwerk, zie je aan je aantekeningen dat meeste leerlingen goed zullen scoren. Nog voordat je het proefwerk hebt nagekeken, ben je er zeker van dat vrijwel alle leerlingen de basisstof goed beheersen (SMART/Tijdgebonden).

13.6 Wat moet ik doen als ik klaar ben?

Wat doet de leerling die vier opdrachten afmaakt en dus een 10 krijgt voor één periode? Geef deze leerling de gelegenheid een extra opdracht te maken die meetelt voor de volgende rapportperiode. Met vier blokken per jaar kan een snelle leerling al drie vinkjes verzamelen voor het vierde rapport. Als in de vierde periode een leerling het laatste vinkje heeft gekregen, geef deze leerling dan de rol van assistent in het laatste blok. Deze leerling kun je in het laatste blok ook de vrijheid geven om voor andere vakken te werken. Met deze aanpak hoeft geen enkele leerling zich te vervelen.

14 Motiveren door waarderen en belonen

We reageren beter op positieve prikkels dan op negatieve. Als je een collega, vriend of familielid vertelt dat hij of zij een fout heeft gemaakt of niet goed genoeg is, heeft dat een negatieve weerslag. Als je mensen aanvalt, reageren ze defensief en rebels. Maar als je iets zoekt wat te prijzen of te bewonderen valt, stimuleer je het gedrag dat je op prijs stelt en dat je hoopt aan te moedigen.Ghandi (2017)

Victor Lamme geeft aan hoe beloning zou moeten werken:
Vertaal een beloning in de toekomst naar een beloning in het nu. Dat is het recept voor een betere wereld…Beloning werkt als het individueel, direct, eerlijk en met controle is over het eigen lot.Lame (2016), Victor

15 Samenvatting

Beoordeling is een sterk middel waarmee je de motivatie van leerlingen beïnvloedt. Tijdens zelfstandig werken maken leerlingen zelf keuzes, stellen zij doelen en werken zij in eigen tempo. Hoe meer opdrachten leerlingen afronden, hoe hoger hun rapportcijfer. Met de beoordeling met vinkjes geef je iedere leerling de kans een 10 te halen. Dat motiveert leerlingen ongeacht hun niveau. Hierdoor gaan zij direct gericht aan het werk. Deze manier van werken draagt bij aan het onderwijsdoel Persoonsvorming.

Aan het onderwijsdoel Socialisatie dragen twee aspecten bij:

  1. Tijdens zelfstandig werken bepalen leerlingen zelf met wie ze samenwerken.
  2. Wederzijdse beoordeling (docent beoordeelt leerling en leerling beoordeelt docent) zorgt voor gelijkheid en zorgt voor vertrouwen in elkaar waardoor het mogelijk is om samen te werken. Als docent maak je duidelijk dat iedereen naar school komt om zich te ontwikkelen, ook de docent.

Doordat leerlingen jouw lesmateriaal en lesstijl beoordelen, komen voor jou mogelijkheden voor verbetering aan het licht. Suggesties van leerlingen zetten je op een nieuw spoor, bijvoorbeeld van het toevoegen van een nieuw actueel onderwerp waar je zelf niet aan had gedacht. Met deze manier van beoordelen blijft het onderwijs voor iedereen een avontuur en een uitdaging.