4. Observeren

Op deze pagina

  1. Belang van observeren
    1.1 Observeren
    1.2 Niet observeren
    1.3 Starten met observeren
  2. Spilfunctie observeren
    2.1 Handelen na observeren
    2.2 Wel of niet reageren
  3. Observeren lichaamstaal
  4. Observeren taalgebruik
    4.1 Voorboden van verstoringen
    4.2 Met welke intentie zeg je iets?
    4.3 Op welke manier redeneer je?
    4.4 Vaktaal – jargon
    4.5 Taalgebruik en ‘Moods’
  5. Observeren bij verschillende werkvormen
  6. Onderzoeksvraag
  7. Elkaar zien
  8. Samenvatting
  9. Credits

‘Observeren’ is een van de vijf invalshoeken van Vriendelijk Orde Houden (VOH). Docenten en leerlingen observeren hun eigen en elkaars lichaamstaal en taalgebruik en krijgen zo snel een beeld van elkaars intenties.

Een positieve leeromgeving ontstaat als iedereen zorgvuldig omgaat met lichaamstaal en taalgebruik. Door elkaars lichaamstaal en taalgebruik te observeren, voelen wij elkaars stemming beter aan en leggen wij gemakkelijker contact.

Een observator moet zich zwaarteloos weten te maken, anders opent niemand zich”. Constantius (2017), Constantin

Introductievideo

Voor meer informatie bekijk hier onze overige introductievideo’s.

Deze twee nieuwsberichten hebben te maken met het weglaten van grove taal.

Huidige aanpak:

Hoe let ik nu op lichaamstaal en taalgebruik?

Toekomstige aanpak:

Hoe let ik in de toekomst op lichaamstaal en taalgebruik?

Voorbeelden

1 Het gebruik van lichaamstaal door leerlingen.

De manier waarop jij zelf non-verbaal aanwijzingen geeft, laat je ook door leerlingen gebruiken als zij in groepen werken. Daarmee bevorder je de samenwerking en cohesie in de groep. Bekijk dit voorbeeld op de site van de Conductors Band (Net als Vriendelijk Orde Houden een initiatief van de Stichting Rapucation).

2 Grove taal

In een artikel van de NRC (18 juni 2019) over toenemend geweld in Duitsland staat een citaat van President Steinmeier: “Waar de taal ruwer wordt, is de strafdaad niet meer ver weg.” Een vertaling hiervan naar de onderwijspraktijk: Door het kader ‘Vriendelijk en Duidelijk’ begrijpt iedereen dat grove taal niet thuishoort in de les.

Afbeelding artikel NRC

Afbeelding met citaat Steinmeier

3 Openheid over emotie in het PO

Met knijpers geven leerlingen ’s ochtends aan hoe ze zich voelen.

Inleiding

‘Observeren’ is een invalshoek van Vriendelijk Orde Houden (VOH).

Afbeelding 77: Observeren (overzicht)

‘Observeren’ is de enige invalshoek die gericht is op waarnemen. De overige vier invalshoeken zijn actiegericht.

Eerst observeer je een leerling. Lichaamstaal en taalgebruik zijn belangrijke indicatoren. Je let niet alleen op wat de leerling zegt, maar juist op de manier waarop een leerling iets zegt. Daarna bepaal je of een leerling een compliment geeft of dat je deze leerling aanspreekt op gedrag of inzet. Door op lichaamstaal en taalgebruik te letten en door in je reactie ook weer lichaamstaal te gebruiken, leg je makkelijker contact.

Door te observeren krijgt cruciale informatie over afzonderlijke leerlingen en over de klas als geheel. In deze module krijg je zowel informatie over het herkennen en oplossen van storend gedrag van een leerling als informatie over hoe je reageert op  leerlingen die goed functioneren. In beide gevallen gebruik je lichaamstaal.

Vriendelijk Orde Houden is ontwikkeld door de Stichting Rapucation. Bekijk op de site  rapucation.eu de pagina Inspiratie met video’s van de activiteiten van de Stichting Rapucation met als voornaamste een ncrv uitzending over taalgebruik.

1 Belang van observeren

1.1 Observeren

Door te observeren:

  1. zie je dat een leerling zich goed inzet. Dan geef je een compliment.
  2. merk je dat een leerling de les verstoort of zich niet goed inzet. Dan spreek je deze leerling daarop aan op gedrag en inzet (Aansturen en bijsturen)

Je let op de lichaamstaal van je leerlingen bij het binnenkomen van het lokaal, tijdens de les én als ze het lokaal verlaten. Door deze observaties en door zelf lichaamstaal te gebruiken, spreek je de taal van de leerlingen.

Als zelf lichaamstaal bewust gebruikt tijdens het lesgeven, en als je daarbij rustig opstelt, dan zorgt dat ervoor dat jouw leerlingen de gebaren die jij gebruikt om aan te sturen serieus nemen.

Afbeelding 59: Aansturen met lichaamstaal (overzicht)

Door bewust je eigen lichaamstaal in te zetten, merk je wat een krachtig effect lichaamstaal heeft. Hoe meer ervaring je hebt met je eigen lichaamstaal hoe beter je de lichaamstaal van je leerlingen kunt inschatten.

  1. Als iedereen op zijn woorden let, ontstaat een positieve leeromgeving. Als jij en je leerlingen zorgvuldig formuleren én als jij een leerling die ruwe taal gebruikt direct met een gebaar daarmee kan laten stoppen, verdwijnt ruwe taal uit jouw les en zijn er ook minder verstoringen van de les.

1.2 Niet observeren

Als je nalaat om leerlingen te observeren, weet je niet welke leerling zich goed inzet. Je vergeet dan ook een compliment te geven. Een gemiste kans om een leerling te stimuleren. Als je niet merkt dat een leerling de les verstoort of zich niet goed inzet en je stuurt dan niet aan- of bij, dan is kans groot dat ook andere leerlingen de les gaan verstoren. Jij zet de deur wagenwijd open voor de leerlingen om de les te verstoren en jou uit je concentratie te halen.

Terwijl jij niet let op lichaamstaal, letten leerlingen nauwgezet op jouw lichaamstaal. Geen contact leggen op het niveau van lichaamstaal is een gemiste kans!

1.3 Starten met observeren

Je kunt direct beginnen met observeren van lichaamstaal en taalgebruik van je leerlingen en van jezelf. In ‘Oefenperiode 1‘ start je in les 3 met gebaren om leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet. Door op lichaamstaal en taalgebruik van leerlingen te letten, ben je beter in staat om zowel positieve intenties te herkennen en te waarderen, als om leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet.

2 Spilfunctie observeren

Observeren heeft een spilfunctie bij de invalshoeken van Vriendelijk Orde Houden.

Afbeelding 34: observeren spilfunctie

Randvoorwaarden voordat je kunt gaan lesgeven:

  1. Het kader (Vriendelijk  + Duidelijk) heb ik met de leerlingen besproken.
  2. Met de blauwe en groene afbeeldingen van de driehoek geef ik per werkvorm duidelijk aan wat ik van mijn leerlingen verwacht.
  3. Ik toon een vriendelijke houding naar mijn leerlingen.
  4. Ik beheers de lesstof.

Vervolgens:

  •  geef je een compliment als je ziet dat een leerling zich goed inzet.
  • spreek je indien nodig een leerling aan op gedrag en inzet.

2.1 Observeer jezelf

Met jouw lichaamstaal, taalgebruik en emoties heb je een voorbeeldfunctie voor je leerlingen.

  1. Met jouw eigen lichaamstaal en taalgebruik beïnvloed je de les. Wat betreft emoties: Als jij rustig bent, wordt de groep rustig, als jij energie uitstraalt, neemt de klas die energie over (Toon gewenst gedragReguleer je emoties).
  2. De manier waarop het contact met je leerlingen verloopt, heeft ook te maken met:
    – wat je zegt tijdens het lesgeven,
    – de manier waarop je spreekt (intonatie – timbre),
    – hoe en waar je staat.
    – hoe expressief je met handgebaren je verhaal ondersteunt.

2.2 Handelen na observeren

  1. als je ziet dat leerlingen zich goed inzetten geef je een compliment (duim omhoog). Daarmee moedig je ze aan door te gaan op de ingeslagen weg. Nog meer voorbeelden van eenduidige gebaren waarmee je aanwijzingen geeft, komen aan de orde bij de module ‘Aanwijzingen met lichaamstaal‘.
  2. Indien nodig spreek je een leerling aan op  gedrag of inzet. Zie ‘Aansturen met lichaamstaal‘.

Door leerlingen te observeren en door wat je ziet te interpreteren, ben je in staat om sneller en effectiever te handelen. Daardoor verloopt de les beter en zullen verstoringen minder vaak plaatsvinden. Observeren is daarmee een preventieve actie.

2.3 Niet handelen na observeren

Als tijdens een geplande periode waarin leerlingen zelfstandig mogen werken ziet dat een leerling niet aan de slag gaat maar ook de les niet verstoort, dan is het niet direct nodig daar iets aan te doen. Vraag deze leerling pas na enige tijd wat de reden is van het niet aan de slag gaan. Door een leerling niet direct aan te sporen, maak je duidelijk dat het de eigen verantwoordelijkheid van de leerling is om aan het werk te gaan.

3 Observeren lichaamstaal

Het observeren van lichaamstaal betreft zowel je eigen lichaamstaal als die van de leerlingen.

Je eigen lichaamstaal
Door je eigen lichaamstaal actief en bewust te gebruiken, door die als acteur jou lesgeven kracht bij te zetten, beïnvloed je de lichaamstaal van je leerlingen. Als jij langzaam beweegt, zacht praat en neutraal kijkt, straal je rust uit. Die rust nemen leerlingen over. Vermijd druk bewegen, luid praten en boos kijken.

Lichaamstaal van leerlingen

Hoe let je op lichaamstaal, wat zijn de voorboden van een verstoring? Als je een van deze voorbodes ziet, stuur je aan  of bij.

  • Te grote gebaren
  • Elkaar uitlachen
  • Een provocerende houding
  • Wegkijken/geen oogcontact/jou negeren
  • Op een niet-open manier van aankijken (overdreven/uitdagend/boos/plagend/afwezig)
  • Te dichtbij komen
  • Bij handen schudden hard knijpen
  • Gezichtsuitdrukking
  • Ongepaste kleding(attributen)/ongepaste kledingopschriften
  • Opvallende handelingen en ruwe gebaren
  • Rondkijken en daarbij contact zoeken
  • Niet gaan zitten/onderuit zitten/achterover zitten (stoel op twee poten)/ voorover hangen
  • Hoofd op tafel/naar buiten staren
  • Aan andermans spullen zitten
  • Storende geluiden maken (ritselen met papier, klikken met een pen, tikken met een potlood, trommelen op tafel).

4 Observeren taalgebruik

Conflicten komen niet uit de lucht vallen. Conflicten beginnen altijd met woorden. Woorden misbruikt om elkaar te beschadigen, te ontmenselijken, om een eigen doel te bereiken. Om conflicten te vermijden,  observeer je je eigen taalgebruik en dat van je leerlingen. VOH adviseert zorgvuldig te formuleren en vriendelijk te spreken. Haal wat je gaat zeggen door een filter. Met deze manier van spreken, creëer je een positieve leeromgeving. Door op het taalgebruik van je leerlingen te letten, herken je zowel positieve intenties als mogelijke verstoringen in een vroeg stadium.

Hoe let je op taalgebruik?

  1. Je let op de intentie waarmee iemand iets zegt (leerling en docent).
  2. Je let op de manier waarop iemand redeneert (leerling en docent).

4.1 Voorboden van verstoringen

Hoe herken je een voorbode van een verstoring:

  • Spreken met een bepaald timbre
  • Straattaal
  • Krachttermen
  • Generaliseren
  • Te veel nadruk leggen op
  • Discrimineren
  • Minachtend spreken over anderen

Waarom is het raadzaam grof taalgebruik achterwege te laten? Grof taalgebruik heeft een negatief effect op anderen en dat effect kan niet worden teruggedraaid. Het kan de bron van een conflict zijn. Een schijnbaar voordeel van grof taalgebruik: Je reageert je af, je bent je agressie kwijt. Op de lange termijn krijg je daar echter meer agressie voor terug: wie kaatst kan de bal verwachten.

Welke woorden kies ik uit om jou uit te nodigen om te luisteren naar mijn verhaal?” Tony Scott – Wikipedia

4.2 Met welke intentie zeg je iets?

Met taalgebruik toon je intenties, overtuigingen en emoties. Taalgebruik bestrijkt de inhoud van wat wordt gezegd, inclusief alles wat daarmee tussen de regels door wordt meegedeeld. Daarbij let je op het timbre (de klank) van (je) een stem, de gebruikte woorden en de houding die van de persoon die spreekt. Dit alles samen geeft jou cruciale informatie over wat er bij jezelf, een leerling of bij de hele klas speelt.

4.3 Op welke manier redeneer je?

Bekijk de volgende manieren van redeneren. Hoor je een leerling (of jezelf) op een van deze manieren praten, doe daar dan zelf wat aan of help hen  dit te vermijden. Daarmee verdwijnt wellicht ook het ongewenst gedrag dat hierbij hoort.

Stelt u zich eens voor dat u in een klas zit waar verschillende leerlingen zich gewoonlijk bezighouden met emotioneel redeneren, ze generaliseren en labellen. Het is de taak van de docent in deze situaties om dergelijke reacties voorzichtig te corrigeren. Deze reacties belemmeren allemaal het leren – zowel voor de studenten die op deze manier reageren als voor de andere studenten in de klas.” Lukianoff (2018), Greg en Jonathan Haidt

Nu volgen de 9 meest gangbare cognitieve verstoringen die therapeuten leren herkennen via Cognitive Behavior Therapy (CBT). Ook voor docenten is het belangrijk deze cognitieve verstoringen te herkennen en deze aan- en bij te kunnen sturen.

EMOTIONEEL REDENEREN: De interpretatie van de werkelijkheid door je gevoelens laten leiden: “Ik voel me depressief; daarom werkt mijn huwelijk niet”.

CATASTROFEREN: Focussen op de slechtst mogelijke uitkomst en die als het meest waarschijnlijk zien. “Het zou vreselijk zijn als ik faalde”.

GENERALISEREN: Het waarnemen van een algemeen patroon van negatieven op basis van een enkel incident. “Dit overkomt mij over het algemeen. “Ik schijn vaak te falen”.

ZWART-WIT DENKEN: (ook bekend onder de namen “alles-of-niets denken” en “binair denken”). Gebeurtenissen of mensen bekijken in alles-of-niets termen. “Ik word door iedereen afgewezen.” of “Het was een complete tijdverspilling”.

GEDACHTEN LEZEN: Aannemen dat je weet wat mensen denken zonder voldoende bewijs te hebben van hun gedachten. “Hij denkt dat ik een loser ben.”

LABELLEN: Globale negatieve eigenschappen aan jezelf of anderen toekennen (vaak in dienst van zwart-wit denken). “Ik ben ongewenst,” of “Hij is een slecht mens.”

NEGATIEF FILTEREN: Je richt je bijna uitsluitend op de negatieven en merkt zelden de positieven op. “Kijk eens naar al die mensen die mij niet mogen.”

POSITIEVE ASPECTEN NEGEREN: Beweren dat de positieve dingen die jij of anderen doen onbeduidend zijn, zodat je een negatief oordeel in stand kunt houden. “Dit succes was makkelijk, dus dat doet er niet toe.”

ANDEREN DE SCHULD GEVEN: De ander als de bron van je negatieve gevoelens zien; je weigert de verantwoordelijkheid te nemen om jezelf te veranderen. “Zij is de schuld van hoe ik me nu voel,” of “Mijn ouders hebben al mijn problemen veroorzaakt.”

4.4 Vaktaal – jargon

Let op de woorden die je zelf gebruikt: Als bij je uitleg jargon hoort, leg die woorden dan aan het begin van de les uit. Doe je dat niet, dan werken deze moeilijke woorden als een rookgordijn voor leerlingen. Gebruik daarom alleen jargon als leerlingen de betekenis kennen. Besteed je hier geen aandacht aan dan creëer je afstand tussen jou en je leerlingen. Bekijk de lijst met het jargon van VOH met daarbij de uitleg van deze termen. Bij deze methode schrijven we een aantal van deze termen met een hoofdletter.

4.5 Taalgebruik en ‘Moods’

Bij de module Reguleer je emoties komen ‘Moods’ aan de orde (stemmingen, emoties). Hoe vertalen deze stemmingen zich in woorden?


Afbeelding 24: 4Moods-Assenstelsel

Wat betreft taalgebruik vereist de ‘Mood’ rechtsonder onze aandacht. Deze ‘Mood’ heeft de hoogste energie (Zwaar + druk). In deze stemming praat je hard en bestaat de kans dat je grove taal gebruikt. Als je een conflict met een leerling op een boze manier uitvecht, bevind je je in deze energietoestand. Als jijzelf of de leerling bij een conflict in het heetst van de strijd grove taal gebruikt, ontstaat er verwijdering die daarna moeilijk is op te lossen. Het advies is om bij een potentieel conflict zelf op je energie, emotie en je taalgebruik te blijven letten en ook op dat van je leerling. Zo blijf je met elkaar in contact en is het vinden van een oplossing eenvoudiger.

5 Observeren bij verschillende werkvormen

In twee kolommen staan een aantal aandachtspunten die specifiek gelden voor frontaal lesgeven en zelfstandig werken. De lijst met opmerkingen over zelfstandig werken is langer. Beide lijsten beginnen met het niet storen van anderen.

Frontaal lesgeven

Tijdens frontaal lesgeven let je zowel op de hele groep als op de individuele leerling:

  1. Verstoort een leerling de les?
  2. Verstoort een leerling een medeleerling?
  3. Heeft een leerling aandacht voor de les?
  4. Stelt een leerling zich coöperatief op tijdens oefeningen?
  5. Is er wederzijds vertrouwen?

In deze lijst staat een verstoring van de les bovenaan. Een leerling die stoort of zich niet goed inzet spreek je aan op gedrag (Aansturen en Bijsturen).

Zelfstandig werken

Bij zelfstandig werken richt je je op de individuele leerling. Je kijkt of een leerling:

  1. niemand stoort.
  2. zich bescheiden opstelt.
  3. is te vertrouwen, initiatief neemt, taakgericht en intrinsiek gemotiveerd is.
  4. voldoende kennis opdoet wat betreft de basisstof.
  5. een minimale inspanning levert.
  6. zichzelf toetst.
  7. vorderingen aan jou laat zien.
  8. onderwerpen kiest op jouw vakgebied die aansluiten bij eigen wensen en eigen leerstijl.
  9. een onderwerp afrondt met een presentatie.
  10. eigen talent ontdekt.
  11. nieuwe aspecten van jouw vak ontdekt of expertise opdoet die voor jou nieuw is.

Belangrijk bij zelfstandig werken is dat leerlingen elkaar voldoende ruimte geven om geconcentreerd te werken. Vandaar dat (net als bij frontaal lesgeven) ‘niet storen’ in deze kolom boven aan staat. Een leerling die stoort, stoort meerdere leerlingen en ook jij hebt last van deze verstoring. Het aanspreken van een leerling op gedrag en inzet is bij zelfstandig werken je primaire taak. Als je een verstoring snel en efficiënt oplost, kan iedereen geconcentreerd werken. Als geen enkele leerling stoort, kun je volledig richten op het coachen van leerlingen.

Na verloop van tijd wordt het voor leerlingen normaal om tijdens zelfstandig werken niemand te storen en zich goed in te zetten. Hoe beter dat lukt, hoe meer vertrouwen er ontstaat en hoe leuker je leerlingen jouw vak gaan vinden.

6 Onderzoeksvraag

Het rechterdeel van onze hersenen stuurt (o.a.) motorische functies aan en het linkerdeel stuurt (o.a.) verbale functies aan. Als beide hersenhelften tegelijkertijd actief zijn, reageer je beter en sneller op leerlingen.

Jonge kinderen reageren primair met het non-verbale rechterdeel van hun hersenen. Voor een beter contact met je leerlingen richt je je aandacht en waarneming op de lichaamstaal van leerlingen. Door dit te doen gebruik je, net als je leerlingen, het rechter-. motorische deel van je hersenen. Hierdoor maak je beter contact. Misschien denk je dat door aandacht te besteden aan lichaamtaal, je minder goed na kan denken. Ervaring wijst uit dat je juist beter kunt nadenken!

Door zowel het rechter motorische deel van je hersenen als het linker verbale deel van de hersenen actief te gebruiken, formuleer je beter, reageer je direct op wat er gebeurt, onthoud je beter en kom je in het ‘nu’. Je merkt dat je vaker iets intuïtief oplost en dat je minder vaak iets oplost door te redeneren.

“Door beide hersenhelften te gebruiken, maak ik sneller verbinding met mijn leerlingen”. Kan deze bewering door onderzoek worden bevestigd? Neem dan contact op met Vriendelijk Orde Houden.

Hoe belangrijk het is elkaar te zien, vertelt Freddie, docent Engels:

Freddie geeft aan dat het niet alleen in het onderwijs maar ook in het leven gaat om elkaar zien en ook om door elkaar gezien worden. Als je goed naar je leerlingen kijkt en goed op hen reageert, ben je voor hen een spiegel waarmee zij zichzelf leren kennen.

Lees meer bij credits

8 Samenvatting

Je let op lichaamstaal en op taalgebruik van jezelf en van je leerlingen. Daardoor kun je jezelf corrigeren, begrijp je je leerlingen beter en kun je sneller reageren met het geven van een compliment of een leerling effectief aanspreken op gedrag of inzet.

9 Credits

Rense Houwing – Redacteur Vriendelijk Orde Houden Rense merkte op dat het perspectief ‘observeren’ het enige perspectief is dat gericht is op waarneming. Nu heeft dit perspectief een spilfunctie voor de andere vier perspectieven van Vriendelijk Orde Houden.
Enero Moestalam – Kwaliteitszorg HkA / Docent dans Enero gaf Johan ’t Hart de opdracht een les alleen maar op lichaamstaal te letten. Voor Johan ’t Hart ging er een wereld open. Hij zag direct hoe zijn leerlingen zich voelden en kon daardoor beter op hen reageren. Zijn manier van kijken is opgenomen in de invalshoek Observeren. Enero is een oud-leerling van Johan ’t Hart
Tony Scott – Rapper (Peter van der Bosch – The Chief) De rapper Tony Scott staat aan de wieg van Rapucation en daarmee ook aan wieg van Vriendelijk Orde Houden. Tony is een oud-leerling van Johan ’t Hart. Het handelsmerk van Tony is aandacht besteden aan eigen taalgebruik en aan dat van anderen. Nu promoot VOH de houding van Tony bij de invalshoek ‘Observeren’. Bekijk de pagina met informatie over Peter van der Bosch / Tony Scott en zijn inbreng op het gebied van Rap en taalgebruik bij Rapucation. Waarom de naam Rapucation?