Aanspreekbaarheid op gedrag en inzet – Koektrommel en koekje

Orde houden valt bij Vriendelijk Orde Houden (VOH) uiteen in ‘Aansturen en Bijsturen. Met ‘Aansturen en Bijsturen’ spreekt een docent een leerling aan op gedrag of inzet. Daarnaast kan de docent ook de groep als geheel aanspreken op gedrag of inzet.

Johan ’t Hart – 07-07-2024 bijgewerkt 25-01-2025

In dit blog bespreek ik eerst dat jouw reactie op een verstoring of jouw reactie op het niet aan het werk gaan van een leerling bepalend is voor het succes. Daarna volgt een beschrijving van hoe je in twee oefenperiodes start met ‘Aansturen en Bijsturen’ (orde houden). Daarna bespreek ik de beperkingen die je leerlingen oplegt wat betreft verstoringen van de les en ook de beperking die je je leerlingen oplegt als ze niet aan het werk gaan. Ik vergelijk die beperkingen met koektrommels met daarin een beperkt aantal koekjes. Tenslotte laat ik zien welke rol ‘koekjes’ spelen in twee oefenperiodes met ‘Aansturen en Bijsturen‘.

1 Olie op het vuur uitdoven?

Als een leerling de les verstoort of niet aan het werk gaat, is jouw reactie bepalend voor het succes.

  1. Als het een leerling lukt om jou boos te laten reageren en uit de tent te lokken, dan ervaren klasgenoten deze leerling als stoer. Deze stoere leerling neemt het op tegen hun onderdrukker (door eerdere aanvaringen met leraren ervaren sommige leerlingen elke docent als onderdrukker). Dat smaakt naar meer met als gevolg een toename van het aantal verstoringen.
  2. Als jij op een vriendelijke en planmatige manier reageert waardoor de verstoring zich niet herhaalt of waardoor leerlingen voortaan aan het werk gaan, dan zal het geleidelijk minder vaak nodig zijn ‘aan of bij te sturen’. Je lost verstoringen op een duidelijke, congruente en consequente manier op. Direct aan het begin van de les maak je duidelijk dat het de bedoeling is dat leerlingen opletten of hun tijd goed besteden aan opdrachten. Van te voren bespreek je met je leerlingen in welke volgorde jij verschillende stappen zet (Handelingsladder).

2 Gefaseerd invoeren van ‘Aansturen en Bijsturen’

Het gefaseerd invoeren twee types beperkingen met van ‘Aansturen en bijsturen’ is hierbij cruciaal. Bekijkt deze instructievideo’s om te zien hoe je ‘Aansturen en Bijsturen’ – dat bestaat uit zes componenten – gefaseerd introduceert bij je leerlingen.

  1. In ‘Oefenperiode 1‘ beperk je het aantal Tips (positieve adviezen) per leerling per periode tot twee. Daarmee spreek je in die periode elke leerling per werkvorm (frontaal lesgeven én zelfstandig werken) individueel aan op gedrag en inzet. Na twee Tips per leerling is jouw ‘eerste’ professionele grens voor een betreffende periode bereikt voor één betreffende leerling.
  2. In Oefenperiode 2 blijf je elke leerling per periode individueel aanspreken op gedrag en inzet en voeg je er een tweede begrenzing aan toe:
    Per les spreek je een groep aan op gedrag en inzet per werkvorm (frontaal lesgeven én zelfstandig werken).
    Met deze begrenzing geef je een ’tweede’ professionele grens aan: Je spreekt in ‘Oefenperiode 2’ de groep ook per les aan op gedrag en inzet. Ook die grens verdeel je weer over twee werkvormen:
    – Bij frontaal lesgeven is na twee Tips jouw grens bereikt voor de hele groep.
    – Bij zelfstandig werken is na vier Tips jouw grens bereikt voor de hele groep.

3 Koektrommel met koekjes

Om het geven van Tips (positieve adviezen) te onderbouwen, volgt nu een vergelijking met een koektrommel met daarin een beperkt aantal koekjes.

3.1 ‘Zoetigheid’ vergelijken met ‘een verstoring van de les’ of met ‘een leerling die niet aan het werk gaat.

  1. Het koekje in de koektrommel staat in deze vergelijking voor een verstoring door een leerling of voor het niet aan de slag gaan met een opdracht. Zolang er koekjes in de koektrommel zitten, krijgt een leerling bij een verstoring een positief advies, een Tip, en dat advies kost een leerling geen tijd en dat advies is gratis. De leerling ziet aankomen wanneer de koektrommel leeg is.
  2. Het aantal koekjes in de trommel staat dan voor het door jou maximaal aantal toegestane verstoringen dan wel het niet aan het werk gaan. Zitten er nog koekjes in de koektrommel, dan geef je een positief advies (een Tip). De leerling ziet aankomen wanneer zijn trommel leeg is. Is de trommel van een leerling die je aanspreekt op gedrag of inzet leeg, dan vraag je de leerlingen aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven. Het schrijven van die brief kost een leerling tijd.
  3. Per periode krijgt elke leerling twee koektrommels met elk twee koekjes. De ene trommel geeft de grens aan bij frontaal lesgeven en de ander trommel de grens bij zelfstandig werken.

3.2 ‘Gezond eten’ vergelijken met ‘niet storen of niet aan het werk gaan’.

Doorgaans willen ouders graag dat hun kind gezond eet en beperken zij daarom de hoeveelheid zoetigheid die zij hun kinderen aanbieden. Docenten en leerkrachten willen graag dat hun leerlingen de les zo min mogelijk verstoren en dat zij hun tijd goed besteden aan opdrachten. Daarom spreken docenten net als ouders leerlingen aan op gedrag en inzet en beperken zij de mogelijkheid voor leerlingen om de les te verstoren en de mogelijkheid voor leerlingen om hun tijd te verdoen.

3.3 Koektrommels staan bij VOH voor twee door jou ingestelde grenzen

Het idee van de koektrommel komt op twee manieren terug bij ‘Aansturen en Bijsturen’. Op twee manieren beperk voor leerlingen de mogelijkheid om de les te verstoren of om niet aan het werk gaan.

  1. In Oefenperiode 1 geef je elke leerling per periode (bij wijze van spreken) twee eigen koektrommels elk gevuld met twee koekjes:
    – De eerste koektrommel voor frontaal lesgeven.
    – De tweede koektrommel voor zelfstandig werken.
    Per periode kan een leerling totaal maximaal vier Tips krijgen. De praktische uitwerking hiervan is dat je op twee lijsten per leerling noteert hoeveel Tips je hebt gegeven. Op die lijst zie je wanneer een leerling de tweede Tip krijgt.
  2. In Oefenperiode 2 handhaaf je de twee privé koektrommels voor elke leerling én voeg je daar nog twee extra koektrommels aan toe met ieder een ander aantal koekjes:
    – De derde koektrommel voor de hele klas is bij frontaal lesgeven per les gevuld met twee koekjes.
    – De vierde koektrommel voor de hele klas is bij zelfstandig werken per les gevuld met vier koekjes.
    De praktische uitwerking die hoort bij de derde koektrommel is het ‘telraam’.

4 Effect van de eerste professionele grens in oefenperiode 1

In de eerste periode dat je met ‘Aansturen en Bijsturen’ gaat werken (Oefenperiode 1) heeft een leerling twee trommels (frontaal lesgeven en zelfstandig werken. Elke leerling weet precies wanneer een van beide trommels leeg is. Na de tweede Tip denkt een leerling: o.o, Ik moet nu bij deze werkvorm (frontaal lesgeven of zelfstandig werken) goed oppassen, anders gaat mijn gedrag, of mijn niet aan het werk gaan, mij tijd kosten. In de periode dat de beperking geldt, overweegt een leerling zorgvuldig of de volgende Tip gratis is (of er nog koekjes in de privé koektrommel zitten) met als gevolg dat het aantal verstoringen afnemen en meer leerlingen aan het werk gaan.

5 Effect van de tweede professionele grens in oefenperiode 2

Je maakt de groep als geheel verantwoordelijk voor het goede verloop van de les door het aantal Tips per les voor de hele groep te beperken tot een voor jou acceptabel minimum: hiermee geef jij jou professionele grens aan. Je voegt zowel bij frontaal lesgeven als bij zelfstandig werken een extra grens toe. Die grens geef je aan met het ‘telraam‘.

  1. Bij frontaal lesgeven vul je de derde koektrommel voor de hele klas met twee koekjes.
  2. Bij zelfstandig werken vul je de vierde koektrommel voor de hele klas een trommel met vier koekjes.

Als de afbeelding van het telraam rood is, weten de leerlingen dat de betreffende trommel leeg is.

Daarmee spreek je de groep aan op inzet en gedrag. Is de betreffende trommel leeg, dan stoppen doorgaans alle leerlingen met storen of gaan alle leerlingen aan het werk.

De maatregel die je neemt als de trommel leeg is bij frontaal lesgeven, is anders dan de maatregel die je neemt bij zelfstandig werken.

  1. Bij frontaal lesgeven krijgt de hele groep een koektrommel met daarin slechts twee koekjes. Dat betekent dat slechts twee leerlingen ‘gratis’ een greep in de trommel mogen doen. De groep als geheel kan maar twee keer per les tijdens frontaal lesgeven storen of niet meedoen aan een oefening. Bij een verstoring, of bij niet meewerken vraag je een leerling een brief te schrijven. Of je een leerling vraagt een brief te schrijven staat los van het aantal Tips dat deze leerling eerder kreeg. Ook een leerling die nog nooit stoorde kan deze opdracht krijgen. Na de tweede brief onderbreek je de les. Bovendien onderbreek je de les als je de tweede (rode) brief laat schrijven.
  2. Tijdens zelfstandig werken krijgt de groep een koektrommel met daarin vier koekjes – Als het vierde koekje is versnoept is de afbeelding van het telraam rood, dan onderbreek jij zelfstandig werken en ga je verder met frontaal lesgeven (Je ontneemt de groep de gelegenheid om ongeconcentreerd hun tijd te verdoen).

Door op deze twee manieren per groep verstoringen per les te beperken en het niet aan het werk gaan te beperken, geef je aan dat je per les maar een beperkt deel van de tijd aandacht wilt besteden aan het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet. Daarmee zorg je ervoor dat (nog meer dan in oefenperiode 1) alle aandacht gaat naar de les. Met de koektrommels geef je jouw professionele grens aan.