Efficiënt onderwijs

Efficiënt onderwijs kan worden gezocht op het continuüm tussen docentsturing (zoals bij frontaal lesgeven) en leerlingsturing (zoals bij zelfstandig leren/werken). Met onderwijs waarbij je als docent wisselt tussen deze twee werkvormen, spreek je alle leerlingen aan. Iedere leerling heeft soms behoefte aan sturing en soms de behoefte om op eigen initiatief aan de slag gaan.

Johan ’t Hart – 14 februari 2024

Als docent kun je met twee brillen naar het onderwijs kijken. Met de ene bril zie je het als je taak om leerlingen bij de hand te nemen. Met de andere bril zie je het als je taak om leerlingen vrijheid te geven en te laten benutten. Aan het einde van dit blog bespreek ik een ‘multifocale bril’.

Bekijk eerst de definitie van Vriendelijk Orde Houden van docent- en leerlinggestuurd onderwijs. In deze definitie lees je bij ‘Docentgestuurd onderwijs’ dat een docent het onderwerp van de les bepaalt en daar voor de leerlingen het leerdoel en de leeractiviteiten bij bedacht heeft. Je leest bij ‘Leerlinggestuurd onderwijs’ dat een docent leerlingen spelenderwijs laat ontdekken met meer zeggenschap.

Waarom is voor dit blog gekozen voor de titel ‘Efficiënt onderwijs’? Onderwijs is volgens mij efficiënter als beide werkvormen in afwisseling aandacht krijgen.

  1. Onderwijs is niet efficiënt als een docent voornamelijk leerlingen sturing geeft en daardoor leerlingen te weinig vrijheid biedt om mee te denken en keuzes te maken.
  2. Onderwijs is niet efficiënt als de docent voornamelijk leerlingen initiatieven laat nemen en daardoor te weinig sturing geeft.

Eigen ervaring met deze twee stijlen van lesgeven/leren

Ik heb 34 jaar lang voornamelijk docent gestuurd muziekles gegeven op een middelbare school. Als ik daar met collega’s van andere vakken over sprak, kreeg ik twee reacties: “Dat lijkt mij wel een moeilijk vak”, of: “Ja … muziek vinden de leerlingen leuk”. Ik kreeg bij die laatste opmerking dan het gevoel dat men bedoelde: “Mijn vak vonden ze doorgaans niet leuk” of positiever geformuleerd: “Jij boft, muziek is zo leuk dat je daarmee leerlingen goed kunt motiveren”.

Wat ze bedoelden valt nu niet meer te achterhalen. In de tijd dat collega’s dit tegen mij zeiden gaf ik ‘docentgestuurd onderwijs’ en mijn leerlingen gingen het vak muziek steeds leuker vinden. Ik voelde mij een acteur die kon spelen met het publiek. Ik kon dan weer inspelen op hun reacties. Eerst genoot ik daarvan maar na 20 jaar ging mij dat de keel uit hangen. Bovendien stond alles wat ik de leerlingen aanbood steeds in het teken van ‘docentgestuurd onderwijs’, ik had de leiding en dat was op een bepaalde manier vermoeiend. Inmiddels weet ik dat er aan ‘docentgestuurd onderwijs’ meerdere nadelen kleven. Zie ‘Valkuil docentgestuurd onderwijs‘.

Om het eerlijk te houden geef ik jullie allemaal dezelfde opdracht: Klim in deze boom.

Afbeelding 35: Valkuil docentgestuurd onderwijs

Mijn ervaring als kind met ‘leerlinggestuurd onderwijs’.

Nu volgt een autobiografisch deel waarin ik laat zien hoe leren bij mij ‘als vanzelf’ ging (met af en toe een steuntje in de rug van een docent): Mijn leren is spelen.

Voordat ik zes jaar was, kreeg ik twee  instrumenten waarop ik speelde zonder bladmuziek: mondharmonica en blokfluit. Ik leerde door te proberen, te luisteren en te herinneren. Toen ik zes werd kreeg ik pianoles. De docent liet zien hoe je muzieknotatie leest en gaf mij de opdracht van blad te spelen.

Ik heb twee oudere zussen. Die kregen hetzelfde piano programma aangeboden als ik maar dan twee jaar eerder. De stukken die ik moest spelen, had ik mijn zussen vaak horen spelen. Op een gegeven moment ontdekte ik tijdens het spelen: “Hé, dit stuk ken ik”, en vervolgens speelde ik het stuk verder zoals ik het mij herinner van mijn zussen. Dat vond de pianodocent vervelend, want volgens hem “deed ik maar wat”.

Anders geformuleerd: Ik was een leerling met een rugzak die op een andere manier was gevuld. Mijn pianodocent bleek niet in staat om hier flexibel mee om te gaan. Dit flexibel omgaan met de verschillende typen leerlingen die je in de klas krijgt, benoemt Nick Sorensen als ‘The improvising teacher’.

Na zes jaar pianoles van een docent die mij maar bleef corrigeren, vroeg ik mijn moeder of ik mocht stoppen met pianoles. Dat mocht en daarna kon ik weer ‘spelen’ zonder door een docent gecorrigeerd te worden. De eerste taak die ik mij stelde zonder docent was het spelen van alle sinterklaas en kerstliedjes met melodie en akkoorden in alle toonsoorten.

Mijn oudste zus had mij horen oefenen en vertelde de muziekdocent van de middelbare school dat ik binnenkort in de brugklas zou komen. Hij deed speciaal voor mij een test en daarna vroeg hij mij of ik voortaan ‘de aula wilde begeleiden’. Dat deed ik graag. Ik was van af dat moment te vergelijken met een organist in een kerk; die begeleidt ook liedjes. Ik kreeg de sleutel van de aula zodat ik voordat iedereen kwam alvast mocht oefenen op de grote Bechsteinvleugel. De muziekdocent gaf mij bladmuziek van alle liedjes die in de aula gezongen werden. Op die bladmuziek stond alleen de melodie. De akkoorden mocht ik zelf verzinnen. Dat was ik gewend van de Sinterklaas en kerstliedjes dus dat lukte. Ook nodigde de muziekdocent mij uit om op de piano zangers te begeleiden bij voorstellingen en organiseerde ik in de vijfde klas een afscheidsvoorstelling voor hem.

Terugkomend op ‘mijn leren is spelen’: Van mijn vierde jaar tot mijn 18e leerde ik mijzelf muziek maken met tijdelijk een docent die mij mijn zelfsturing beperkte. Op mijn 18e besloot ik muziekdocent te worden. Voor mij was de grote vraag: Hoe ontwikkelen kinderen zich op het gebied van muziek? Steeds ben ik, met mijn eigen ontwikkeling als referentie, op zoek gegaan naar een model waarmee mijn leerlingen op een vergelijkbare manier konden leren. Op het conservatorium las ik de ‘Maximes van Murray Schafer‘ in een van zijn dunne boekjes Schafer (1975).  Zij adviezen gaven mij als docent houvast.

Onderzoek welke bewegingen je doorgaans maakt. Verzin een aantal nieuwe bewegingen.

Eindelijk durf ik mijn leerlingen vrij te laten

Als docent wilde ik mijn leerlingen wel vrij laten, maar uit angst voor chaos deed ik dat niet. Pas na 34 jaar maakte ik de sprong van een frontaal lesgevende docent naar een docent die leerlingen de kans gaf zich zelfstandig te ontwikkelen. Die sprong is groot en mijn collega’s voorspelden dat die sprong zou mislukken. Vanaf de eerste dag dat ik deze sprong waagde, verliepen mijn lessen naar mijn volle tevredenheid. Het concept om leerlingen zelfstandig te laten werken is bij Vriendelijk Orde Houden benoemd als: ‘leerlinggestuurd onderwijs’. Inmiddels weet ik (dankzij Biesta) dat er meerdere nadelen kleven aan het eenzijdig aanbieden van ‘leerlinggestuurd onderwijs’: Zie ‘Valkuil leerlinggestuur onderwijs’.

Door mijn ervaring ben ik erachter gekomen de nu volgende twee werkvormen een specifieke aanpak vragen van de docent. Op deze site staat informatie die voor de twee werkvormen verschillend is steeds naast elkaar in twee kolommen: ‘Frontaal lesgeven’ (docentgestuurd onderwijs) in de linkerkolom  en ‘Zelfstandig werken’ (leerlinggestuurd onderwijs) in de rechterkolom:

Frontaal lesgeven

Zelfstandig werken

Mijn advies aan docenten en docenten in opleiding is om eerst de definitie van beide begrippen (zoals VOH die formuleert op deze site) te bestuderen. Volgens die definitie heeft efficiënt onderwijs twee kanten, twee kanten van dezelfde ‘onderwijsmedaille’.

Nadat je de definitie hebt gelezen, onderzoek je eerst waar jouw huidige stijl van lesgeven het meeste op lijkt. Vervolgens gebruik je de informatie die past bij je huidige stijl van lesgeven. Als je merkt dat je lessen beter verlopen, kun je je daarna verdiepen in de andere kant van de medaille om daarmee alle leerlingen aan te spreken. Dat de onderwijsmedaille twee kanten heeft en dat beide kanten noodzakelijk zijn voor efficiënt onderwijs, daarvan ben ik inmiddels overtuigd. Aan het begin van dit blog noemde ik twee brillen: Een docent met een multifocale bril, waarmee de docent zowel leerlinggestuurd onderwijs als docentgestuurd onderwijs kan blenden, is volgens mij in staat leerlingen optimaal te begeleiden. Dat dat niet eenvoudig is beschrijf ik in dit blog: Wolk

Nog een laatste opmerking over de titel: met ‘efficiënt’ bedoel ik dat sommige leerlingen maar een klein beetje ondersteuning nodig hebben om daarna op eigen kracht verder te kunnen gaan (dat was mijn eigen ervaring, mijn referentie). Een docent die probeert leerlingen zoveel mogelijk doelen te laten bereiken, niet alleen voorgekookte, maar ook hun eigen doelen, is in mijn ogen een efficiënte docent. Bij de ene leerling kost die persoonlijke begeleiding veel tijd en bij een andere maar heel weinig. Het goed inschatten of je een leerling zelf de weg kan laten vinden of dat je daar de nodige hulp bij moet bieden is volgens mij de kwaliteit van een ‘improvising teacher‘.

Lees ook mijn blog over het Meervoudig continuüm van Evert Bisschop Boele