Leerling als zaadje
Is er in het onderwijs genoeg ruimte om zelf te bepalen wanneer ze aan het werk gaan?
Johan ’t Hart – geactualiseerd augustus 2023
Als leerling op de middelbare school ging mijn aandacht uit naar muziek. School ervaarde ik als ballast en ik nam mij voor om met minimale prestatie, dat was voor mij gemiddeld een 5.8, over te gaan. Het lukte mij vrij precies om dat streefgetal te halen. Alleen voor het eindexamen heb ik iets harder gewerkt zodat ik zeker wist dat ik niet zou zakken. Achteraf gezien ben ik gaan inzien dat ik veel meer had kunnen leren op de middelbare school.
Als docent op een middelbare school zag ik een aantal leerlingen dit patroon herhalen en uiteindelijk vond ik een oplossing waardoor iedereen zich ging inzetten. Op deze site vind je meer over deze oplossing bij Beoordeling met vinkjes.
Voor mijn vak kondigde ik aan dat iedereen per rapportperiode vier opdrachten kon doen en dat men bij vier opdrachten een 10 op het rapport kreeg. Alleen opdrachten die ik voldoende beoordeelde, telden mee. Bij het bepalen of het voldoende was hield ik rekening met het niveau van de leerling. Zo was iedereen in staat om een voldoende voor een opdracht te halen.
Er tekenden zich nu grote verschillen af. Leerlingen gingen als een speer aan het werk en anderen liepen de kantjes eraf. Een voorbeeld uit mijn lespraktijk:
Een leerling kiest ervoor om gitaar te gaan spelen. Hij zit vijf lessen met de gitaar naast zich en kijkt om zich heen naar de andere leerlingen. Hij had iets weg van een boeddha. Hij stoorde niemand. Op dat moment deed Kees van der Meer onderzoek naar mijn lessen en vroeg mij of ik wel gezien had dat deze jongen niets deed. Ik gaf aan dat ik dat wel zag maar dat hij niemand stoorde en dat het mij beter leek om af te wachten tot hij het initiatief nam. Dat gebeurde niet. In de vijfde les sprak ik aan het begin tegen de klas en vertelde dat de meesten al goede resultaten hadden behaald maar dat er nog een paar leerlingen waren die nog geen opdracht hadden gemaakt en dat zou betekenen op het rapport een 1 te moeten geven. Ik gaf aan dat ik deze leerlingen in de laatste drie weken alle aandacht zou geven. Ook vroeg ik aan snelle leerlingen om de leerlingen die achter liepen te helpen. Toen iedereen aan het werk was ging ik naast de achterblijvende leerling zitten en vroeg hem wat er aan de hand was. Ik hielp hem een beetje en de leerling haalde dat blok een 6. In de blokken erna had deze leerling de smaak te pakken en zijn passieve houding verdween.
Ik vergelijk deze leerling met een zaadje. Een zaadje is voorzichtig en ontkiemt alleen als de omstandigheden goed zijn. Het helpt niet als ik het zaadje streng toespreek: ga groeien. Ook helpt het niet als ik er bovenop ga staan. Ik geef het zaadje de tijd.
Een leuk effect van deze manier van beoordelen was dat leerlingen alvast vooruit konden werken voor een volgend blok. Zo kon het gebeuren dat een leerlingen in blok 3 al 15 vinkjes had verzameld en daarmee voor rapport 4 al bijna een 10 stond. Die leerlingen vroeg ik wel naar mijn les te komen, maar ze mochten hun tijd zelf indelen. Ook vroeg ik ze om indien nodig andere leerlingen te helpen. Dit zorgde voor een ontspannen sfeer en goede resultaten voor alle leerlingen.