Gebruikte termen – Jargon

In de loop der jaren heeft Vriendelijk Orde Houden (VOH) een eigen professionele taal ontwikkeld. Dit zijn de woorden, termen en concepten die ten grondslag liggen aan onze aanpak van leren en lesgeven. Sommige termen hebben we zelf bedacht, zoals ‘Future Behaviour Letter’, ‘Education Medal’ en ‘Ladder of Action’. Andere zijn bedacht door studenten: Tip, ‘Tip Book’, ‘Motivational Coach’ en sommige zijn ons aangereikt door experts: Qualification, Socialization en Subjectivation.
We schrijven sommige termen consequent met een hoofdletter om de lezer eraan te herinneren dat Friendly and Fair Teaching deze term een ​​specifieke betekenis geeft. Hieronder hebben we een lijst met de meest voorkomende termen die we gebruiken, zodat u de specifieke betekenis kunt begrijpen die VOH eraan geeft.

Deze pagina ‘Gebruikte termen – Jargon’ is direct te bereiken via het uitklapmenu van ‘Over ons’.

  1. Algemene termen
  2. Onderwijsdoelen
  3. Termen die VOH gebruikt bij ‘Oefenperiode 1’
  4. Termen die VOH gebruikt bij ‘Oefenperiode 2’
  5. De term ‘Motivatiecoach’

1 Algemene termen

Orde

  • In het algemeen verwijst Orde naar een staat waarin alles bewust is of gaat zoals bedoeld.
  • In een educatieve setting verwijst Orde naar de georganiseerde en gestructureerde omgeving waarin leren plaatsvindt. Het omvat het handhaven van discipline, ervoor zorgen dat regels en procedures worden gevolgd en het creëren van een sfeer die effectief lesgeven en leren ondersteunt. Dit kan van alles omvatten, van klassenmanagement, zoals het gefocust en bij de les houden van studenten, tot de systematische ordening van materialen en schema’s om een ​​soepele, productieve leerervaring te garanderen. Orde helpt studenten en docenten om binnen duidelijke verwachtingen te opereren, afleidingen te verminderen en een omgeving te creëren die bevorderlijk is voor leren.

Grenzen

‘Grenzen’ verwijst naar de marges die de docent heeft vastgesteld waarbinnen studenten fouten kunnen maken in termen van gedrag en inzet. De docent geeft duidelijk de grenzen van acceptabel gedrag aan in zowel Oefenperiode 1 als Oefenperiode 1.

Orde Maken

Orde Maken‘ is een doorlopend proces waarmee u een positieve leeromgeving creëert en onderhoudt. Door ‘Orde Maken’ verbetert u uw lessen, de manier waarop u lesgeeft en hoe u het goede gedrag van leerlingen effectief onderhoudt. In deze positieve leeromgeving gaat alle aandacht naar ‘Onderwijsdoelen‘.

Orde Houden

VOH noemt ‘Orde Houden’ ‘Aansturen en Bijsturen‘. Dit valt uiteen in twee onderdelen: ‘Aansturen binnen grenzen’ en ‘Bijsturen buiten grenzen’.
Met de ‘Aansturen binnen grenzen’ voorkom je dat verstorend gedrag de les beïnvloedt door middel van Gebaren en Tips.
Met ‘Bijsturen buiten grenzen’ los je verstorend gedrag effectief op zodat het niet meer voorkomt door middel van de ‘Brief over toekomstig gedrag’.

Met ‘Aansturen en Bijsturen’ spreek je een individuele leerling of de groep aan op gedrag en inzet.

Frontaal lesgeven

Frontaal lesgeven is een werkvorm die effectief is voor het uitleggen of herhalen van principes, het demonstreren van vaardigheden of geven van informatie die voor iedereen nieuw is. Tijdens de uitleg luisteren leerlingen, maken aantekeningen en stellen soms vragen.

Docenten die methode van ‘Vriendelijk Orde Houden’ gebruiken, tonen tijdens frontaal lesgeven de blauwe kant van de ‘driehoek‘.

Zelfstandig werken

Tijdens zelfstandig werken is er gelegenheid persoonlijke benadering van individuele leerbehoeften, voor interactie tussen leerlingen of tussen leerlingen en docent.

  • Je stelt leerlingen in staat om zonder voortdurende hulp of toezicht taken of werkzaamheden uit te voeren. Je leerlingen nemen verantwoordelijkheid voor de eigen werkomgeving en taken en nemen zelf beslissingen over hoe en wanneer werk moet worden uitgevoerd en gecontroleerd. Dit vraagt van leerlingen organisatievermogen, zelfdiscipline en het vermogen om prioriteiten te stellen.
  • Zelfstandig werken kan ook inhouden dat een leerling problemen zelfstandig oplost en initiatief toont zonder altijd te wachten op instructies van anderen. Het is een waardevolle vaardigheid in zowel werk- als studieomgevingen.

Docenten die werken met de methode van Vriendelijk Orde Houden tonen tijdens zelfstandig werken de groene kant van de driehoek.

Docentgestuurd onderwijs

Afbeelding 116: Docentgestuurd onderwijs

VOH bepleit een afwisseling van ‘Docentgestuurd onderwijs’ en ‘Leerlinggestuurd onderwijs’. Bij ‘Docentgestuurd onderwijs‘ ben jij sturend (afbeelding baret).

Leerlinggestuurd onderwijs

Afbeelding 115: Leerlinggestuurd onderwijs

VOH bepleit een afwisseling van ‘Docentgestuurd onderwijs’ en ‘Leerlinggestuurd onderwijs’. Bij ‘Leerlinggestuurd onderwijs‘ stuurt elke leerling zichzelf aan (pet).

Onderwijsmedaille

Onderwijs is te zien als een medaille met twee kanten: ‘Docentgestuurd onderwijs‘ en ‘Leerlinggestuurd onderwijs‘. Een docent die beide werkvormen ten volle benut verdient volgens VOH een ‘Onderwijsmedaille’.

Uitzoomen – Inzoomen

  1. Met ‘Inzoomen’ bedoelt VOH het bovenste blauwe deel van de poster met de eerste vier invalshoeken en modules.
  2. Met ‘Uitzoomen’ bedoelt VOH het onderste witte deel van de poster met het vijfde perspectief en (indien mogelijk in visuele taal) een positieve leeromgeving.

Invalshoek – module

Alle informatie op deze site hoort bij ‘Orde Maken‘. Orde maken is onderverdeeld in vijf invalshoeken: Vriendelijk, Duidelijk, Lesinhoud, Observeren en Aansturen en bijsturen. De invalshoeken 1, 2, 3 en 5 zijn onderverdeeld in modules. Vriendelijk staat in deze afbeelding onderaan.
Gert Biesta (zie ook  Credits) heeft VOH op belangrijke momenten van advies voorzien. Door zijn opmerkingen zijn de invalshoeken van VOH nu onderdeel van ‘Orde Maken’. ‘Vriendelijk’ staat bij deze afbeelding onderaan omdat deze invalshoek de basis vormt voor een goede les.

Afbeelding 1: Gert Biesta

2 Onderwijsdoelen

AFWISSELEN
KENNIS EN INSPIREREN
COACHEN EN OBSERVEREN

Onderwijsdoelen Vriendelijk Orde Houden

De Onderwijsdoelen van VOH zijn te zien als een ‘kapstok’ waaraan je je lessen kunt ophangen. Deze doelen maken het mogelijk om op een praktische manier ‘Orde te maken’ en om een invulling te geven aan een positieve leeromgeving. Zie ‘Onderwijsdoelen‘.

  1. AFWISSELING van’Docentgestuurd onderwijs’ en ‘Leerlinggestuurd onderwijs’,

    Afbeelding 114: Afwisseling frontaal lesgeven en zelfstandig werken (overzicht)
  2. KENNIS EN INSPIREREN bij ‘Docentgestuurd onderwijs’. Je draagt kennis over en inspireert leerlingen op een expressieve manier.

    Afbeelding 102: Geest uit de fles
  3. COACHEN EN OBSERVEREN tijdens ‘Leerlinggestuurd onderwijs’. De houding de je aanneemt is kijkend en luisterend. Je geeft helpende suggesties. Een leerling die blijk geeft van talent geef je een individuele aanbeveling.

    Afbeelding 103: Geest in de fles

    Afbeelding 106: Detective op zoek naar talent

Herkomst zoektocht VOH

Rechts onder bij het overzicht zie je het credo van de Stichting Rapucation waar Vriendelijk Orde Houden uit voort is gekomen:

Afbeelding 107: Credo Stichting Rapucation (overzicht)

Leerdoelen per les

De drie abstracte vormen symboliseren samen een kapstok waaraan je je lessen ophangt. Ook staan de drie abstracte vormen voor leerdoelen je per les vaststelt.


afbeelding 108: Leerdoelen (overzicht)

Kwalificatie, Socialisatie en Persoonsvorming

Aangepaste formulering drie doeldomeinen van Biesta door VOH

Kwalificatie

Dit heeft te maken met overdracht en verwerving van kennis, vaardigheden en houdingen die kwalificeren om ‘iets’ te doen, zowel voor een beroep als voor het leven in een complexe moderne samenleving.

Socialisatie

Dit heeft te maken met inleiding in- en verbinding met bestaande tradities en praktijken – zowel sociaal-culturele, politieke, religieuze en levensbeschouwelijke praktijk, als beroeps- en professionele praktijken.

Persoonsvorming

Daarbij kun je denken aan kwaliteiten als zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en ook volwassenheid.

Bron: Lees meer

Autonomie, Competentie, Verbondenheid

Psycholgische basisbehoeften Ryan & Deci

De ‘Psychologische basisbehoeften’ van Ryan & Deci beschrijven wat er nodig is om als mens goed te kunnen functioneren:

Competentie

(de noodzaak om effectief om te gaan met de omgeving)
Competentie is een term die wordt gebruikt als je voldoende kwaliteiten hebt om een ​​bepaalde taak uit te voeren of om een toestand te beschrijven waarin je voldoende intellect, vormogen om te oordelen vaardigheid en/of kracht bezit.
Wanneer je je competent voelt, voelt je je in staat om effectief te interacteren binnen jouw omgeving en bezit je de vaardigheden die nodig zijn om succesvol te bereiken. Je  voelt je meester over je omgeving.
Als taken te uitdagend zijn of een persoon negatieve feedback ontvangt, kunnen gevoelens van competentie afnemen. Gevoelens van competentie worden daarentegen versterkt wanneer de eisen van een taak optimaal zijn afgestemd op jouw vaardigheden of wanneer je positieve feedback ontvangt.

Verbondenheid

(de noodzaak om nauwe, liefdevolle relaties te hebben)
Verbondenheid is zowel het vermogen om je te hechten aan andere mensen als een gevoel van verbondenheid met andere mensen te ervaren.
Verbondenheid omvat gevoelens van nabijheid en het gevoel verbonden te zijn aan een sociale groep. Zonder verbondenheid is zelfbeschikking moeilijker te bereiken, omdat je dan geen toegang hebt tot zowel hulp als ondersteuning.
Gevoelens van verbondenheid worden versterkt wanneer individuen elkaar respecteren en verzorgen, en individuen deel uitmaken van een inclusieve omgeving. Aan de andere kant worden gevoelens van verbondenheid ondermijnd door concurrentie met anderen, buitensluiting en door kritiek van anderen.

Autonomie

(behoefte om zich je zelfsturend en onafhankelijk te voelen)
Autonomie is het vermogen om controle te hebben over je gedrag en lot, en omvat zelfinitiatie en zelfregulering van je eigen gedrag. Autonomie behelst het kunnen nemen van eigen beslissingen en wordt geassocieerd met gevoelens van onafhankelijkheid.
Gevoelens van autonomie worden versterkt wanneer je keuzes kunt maken en eigen gedrag kunt bepalen, en wanneer andere mensen jouw gevoelens erkennen. Aan de andere kant mis je autonomie als je je gecontroleerd of bedreigd voelt door anderen, of moet opereren volgens deadlines.
Tastbare beloningen kunnen ook gevoelens van autonomie verminderen. Als je een extrinsieke beloning krijgt voor reeds intrinsiek gemotiveerd gedrag, dan ondermijnt dat jouw autonomie (aangezien de extrinsieke beloning waarschijnlijk de aandacht afleidt van autonomie). Het wordt nog erger als het gedrag wordt herhaald: omdat jouw gedrag steeds meer wordt gecontroleerd door externe beloningen in plaats van jouw autonomie. Zo vermindert intrinsieke motivatie als bron waaruit motivatie voortkomt zich wijzigt en vermindert je geloof in je eigen persoonlijke kwaliteiten.

Bron

Deze drie psycholgische basisbehoeften kun je als docent vertalen in onderwijsdoelen.

3 Termen die gebruikt worden in Oefenperiode 1

Oefenperiode 1

Oefenperiode 1 is een serie van acht aaneengesloten lessen (periode) waarin je de eerste vijf componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’  introduceert.  Zie ‘Zes componenten van Aansturen en Bijsturen‘.

Binnen die periode bepaal jij een marge waarbinnen leerlingen wat betreft gedrag en inzet fouten kunnen maken en jouw grenzen kunnen verkennen. Die marge geeft je in oefenperiode 1 aan door per leerling in een periode Tips te noteren en te tellen. De marge is – zowel bij frontaal lesgeven als zelfstandig werken – voor elke leerling twee Tips per periode.

Kader

Je hangt het kader aan de muur van je klaslokaal. Tijdens een les beoordeel je of wat er gebeurt in overeenstemming is met het kader. Meer informatie

Afbeelding 13: Kader VOH (overzicht)

Driehoek –
V
erwachtings-
management

Van deze pdf vouw je een driehoek zoals getoond in de onderstaande afbeelding. Je toont je leerlingen de kant die correspondeert met de werkvorm van dat moment. Zie ook ‘Map verwachtingsmanagement

Afbeelding 113: Driehoek verwachtingsmanagement

Als het gedrag of de inzet van de leerlingen niet in overeenstemming is met de instructie op de driehoek:

  1. Als je de blauwe afbeelding toont aan je leerlingen gebruik je de Tip : “Graag opletten”.
  2. Als je de groene afbeelding toont aan je leerlingen hoort de Tip: “Graag aan het werk”.

Handelingsladder

Starten met VOH doe je in twee periodes van acht lessen. In de eerste serie van acht lessen – Oefenperiode 1 –  spreek je elke leerling afzonderlijk aan op gedrag en inzet met de ‘Handelingsladder’. In ‘Oefenperiode 2’ spreek je ook de groep als geheel aan op gedrag en inzet.

‘Handelingsladder’ is nieuw woord dat is bedacht door VOH.
De ‘Handelingsladder’ toont vier stappen waarmee je een leerling aanspreekt gedrag en inzet. Bij elke stap krijg een leerling de kans daar goed op te reageren. Lees meer

Afbeelding 96: Handelingsladder

Aansturen en bijsturen

Aansturen en bijsturen‘ is de vijfde invalshoek van VOH. Het aanspreken van een leerling op gedrag of inzet noemt VOH ‘Aansturen en bijsturen’.
Deze invalshoek is verdeeld in ‘Aansturen binnen grenzen’ en ‘Bijsturen buiten grenzen’.
Omdat er altijd een verstoring van de les kan optreden, hoe goed je ook lesgeeft, maakt ‘Aansturen en bijsturen’ deel uit van een positieve leeromgeving. Een leerling die niet reageert op de instructies van het kader of driehoek spreek je aan in twee stappen: Eerste aansturen binnen grenzen (met gebaren of Tip), dan indien nodig bijsturen buiten grenzen (met ‘Brief over toekomstig gedrag).


Afbeelding 110: Aansturen en bijsturen in beeldtaal (overzicht)

Aansturen binnen grenzen

De twee stappen van ‘Aansturen binnen grenzen’ kosten een leerling geen tijd.

  1. Eerst stuur je aan met gebaren (drie series gebaren).
  2. Daarna stuur je aan met een ‘Tip’ (b.v. graag op letten of graag aan het werk).

Als je een leerling aanstuurt, kost dat de leerling geen tijd. Lees meer over aansturen

Afbeelding 109: Aansturen – gebaren + Tip (zie overzicht)

Deze drie series gebaren bestaan elk uit drie gebaren.

  1. Elke serie begint met een gebaar waarmee je om aandacht te vraagt.
  2. Met het middelste gebaar van de serie vraag je een ​​student te stoppen met praten, te stoppen met iets dat anderen stoort of om aan het werk te gaan.
  3. Met het laatste gebaar van een serie bedank je een leerling die doet wij jij vraagt.

Als je een student aanspreekt op gedrag of inzet en de student reageert niet goed (de student past het gedrag of inzet niet aan) reageer je als volgt: Afhankelijk van de stappen die jij daarvoor hebt genomen ga je verder met:

  1. Binnen de grenzen geef je dan een Tip
  2. Buiten de grenzen vraag je dan een student om een ​​’Brief over toekomstig gedrag’ aan jou te schrijven.

Tip

Een ‘Tip’ is de tweede stap waarmee je gedrag of inzet van een leerling aanstuurt.

Oorspronkelijke betekenis
tip – zelfstandig naamwoord 1. kort en handig advies ♢ heb je een tip voor hoe ik dat moet oplossen? 2. extra geld als dank voor iemands goede diensten ♢ hij gaf de ober een flinke tip …
Betekenis die VOH geeft aan het woord Tip:
Een Tip is een positieve aanwijzing (bijvoorbeeld “graag opletten” of “graag aan het werk”). Zo’n positieve aanwijzing komt in de plaats van een waarschuwing (bijvoorbeeld “Dit is je eerste waarschuwing” of “Let op”). Een Tip bij VOH is een niet-vrijblijvende en telbare stap waarmee je gedrag of inzet aanstuurt. Als de leerling het positieve advies niet opvolgt, stuur je bij met een ‘Brief over toekomstig gedrag’. Lees meer

Tipboek + klassenlijsten om Tips te noteren

‘Tipboek’ is een nieuw woord dat is bedacht door cursist van VOH.
Het ‘Tipboek’ gebruik je als je frontaal lesgeeft om ‘Tips’ te noteren én om te noteren wie je een ‘Brief over toekomstig gedrag’ geeft. Deze manier van noteren oogt vriendelijker dan het direct noteren van Tips op een lijst. Na afloop van de lessen verwerk je deze aantekeningen in een klassenlijst voor frontaal lesgeven.

Afbeelding 82: Tipboek

Het Tipboek gebruik je niet tijdens zelfstandig werken. Dan noteer je Tips direct op een lijst voor zelfstandig werken.

Lees meer

Bijsturen buiten grenzen

Afbeelding 112: Bijsturen – Brief over toekomstig gedrag (overzicht)

Bijsturen bestaat bij VOH uit twee stappen:

  1. Je vraagt een leerling aan jou een brief te schrijven en deze bij jou op een afgesproken moment in te leveren. Lees meer
  2. Levert een leerling de brief niet bij jou in (ook niet na de tweede kans die jij biedt), dan vraag je aan een leidinggevende het inleveren van de brief van jou over te nemen of je spreekt met een leidinggevende een ander manier af die ervoor zorgt dat de leerling gedrag of inzet verbetert. Lees meer

Brief over toekomstig gedrag

Als een leerling gedrag of inzet niet zelf aanpast (zich niet laat aansturen), zorg jij ervoor dat gedrag of inzet toch verandert door bij te sturen met een opdracht, met een ‘Brief over toekomstig gedrag’. Na de brief te hebben geschreven en te hebben ingeleverd, verbetert doorgaans het gedrag of de inzet van de leerling. Zie ‘Bijsturen

De naam ‘Brief over toekomstig gedrag’ is bedacht door VOH. Zie voorbeeld
Het is een opdracht die je geeft aan een leerling met als doel gedrag of de inzet te verbeteren.

Eerder noemde VOH deze opdracht om een brief te schrijven aan de docent ‘Tijdrovende opdracht’.

4 Termen die gebruikt worden in Oefenperiode 2

Oefenperiode 2

Oefenperiode 2‘ is een serie van acht lessen waarin het zesde component van ‘Aansturen en Bijsturen introduceert: ‘het telraam’. Zie ‘Zes componenten van Aansturen en Bijsturen‘.

Jij bepaalt een marge waarbinnen individuele leerlingen én de hele groep fouten kunnen maken wat betreft gedrag en inzet en jouw grenzen kunnen verkennen. Die marge geeft je in oefenperiode 2 als volgt aan:

  • Je geeft (net als in oefenperiode 1) je grens aan door per leerling in een periode Tips te noteren en te tellen. De marge is voor elke leerling- zowel bij frontaal lesgeven als tijdens zelfstandig werken – twee Tips per periode.
  • Daarnaast geef je ook je grens aan met het ’telraam’. Per les ziet de groep aan de afbeelding van het ’telraam’ wanneer jouw grens is bereikt. De marge voor de hele groep is bij frontaal lesgeven twee Tips per les en bij zelfstandig werken vier Tips per les.

Telraam

VOH geeft de volgende betekenis aan de term ’telraam’:
Een dakstandaard (type map die lijkt op een driehoek) waarmee je afbeeldingen toont. Met het ’telraam’ spreek je de groep aan op gedrag of inzet. Met het ’telraam’ laat je aan je leerlingen zien hoeveel ‘Tips’ je binnen één les aan de groep hebt gegeven. Het ’telraam’ is een middel waarmee je het aantal ‘Tips’ per les beperkt waardoor je sneller een de ‘Brief over toekomstig gedag’ door een leerling kunt laten schrijven.

Pas als leerlingen gewend zijn aan ‘Tips’ en de ‘Brief over toekomstig gedrag’ en zich al beter gedragen en zich beter inzetten, heeft het zin om met ’telraam’ je lessen nog beter te laten verlopen.

Afbeelding104: Telraam – Dakstandaard

Je introduceert het ’telraam’ in Oefenperiode 2. Je gebruikt het ’telraam’ zowel bij frontaal lesgeven als tijdens zelfstandig werken.

Hieronder zie je alle afbeeldingen die in het ’telraam’ zijn verzameld en ook wat de consequenties zijn voor leerlingen als je een rode afbeelding toont.

Afbeelding 97: Alle afbeeldingen van het telraam

Lees meer

5 Andere benaming voor een docent

Motivatiecoach

Motivatiecoach is een nieuw woord bedacht door VOH. Met de term ‘Motivatiecoach’ geeft VOH aan dat je als docent niet alleen lesgeeft en leerlingen motiveert, maar ook coacht. Als motivatiecoach verhoog je de intrinsieke motivatie van leerlingen. Lees meer