5.1 Aansturen

Vriendelijk orde houden (VOH) noemt het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet ‘Aansturen en Bijsturen‘. Aansturen begint met ‘Non-verbaal aansturen’ en gaat dan verder met ‘Verbaal aansturen’. De meeste verstoringen lossen docenten op met deze twee stappen. Deze stappen kosten een leerling geen tijd en vragen van een docent weinig inspanning.

Ik spreek een leerling eerst non-verbaal aan gedrag of inzet. Indien nodig spreek ik een leerling daarna verbaal aan. Deze verbale aanwijzingen noteer ik per leerling op een lijst. Hiermee geef ik op een vriendelijke en duidelijke manier per leerling mijn grens aan. Ik maak duidelijk dat ik niet de leerling afwijs maar het gedrag van de leerling. Het resultaat is een les met weinig verstoringen.

Introductievideo

Voor meer informatie bekijk hier onze overige introductievideo’s.

Huidige aanpak:

Hoe spreek ik nu leerlingen aan op gedrag en inzet?

Toekomstige aanpak:

Hoe spreek ik in de toekomst leerlingen aan op gedrag en inzet?

Inleiding

Aansturen’ is één van de twee modules van het invalshoek ‘Aansturen en Bijsturen’ van Vriendelijk Orde Houden (VOH).

Afbeelding: Aansturen en Bijsturen (overzicht)

Bij deze afbeelding zie je:

  1. Links de eerste twee stappen die horen bij ‘Aansturen‘: ‘Non-verbaal aansturen’ (stap 1) en ‘Verbaal aansturen’ (stap 2).
  2. Rechts zie je de stap die hoort bij ‘Bijsturen’. Dan neem je een ‘Bijsturen met maatregel‘ (stap 3).

Met deze drie stappen spreek je een leerling aan op gedrag of inzet. Bij ‘Aansturen‘ is het gedrag  van leerlingen nog binnen de door jouw aangegeven grenzen. Bij ‘Bijsturen’ heeft een leerling jouw grens gepasseerd. In deze module behandelen de eerste twee stappen die horen bij ‘Aansturen’.

Hoe je ook lesgeeft, het zal altijd nodig blijven gedrag of inzet aan of bij te sturen. Met de eerste twee stappen voorkom je meestal dat dat je een maatregel moet nemen (stap 3). Alleen in combinatie met deze derde stap zijn de eerste twee stappen effectief. Door elke keer dat het nodig is een leerling aan te spreken op gedrag of inzet te beginnen met stap 1 en 2, pas je stap 3 minder vaak toe. VOH noemt stap 1 en 2 preventief. Met de eerste twee stappen voorkom je meestal het nemen van een maatregel.

  • De eerste stap (Non-verbaal aansturen) voelt aan als het gebruiken van een afstandsbediening. Je maakt een gebaar of je toont een afbeelding en het gedrag of de inzet van een student verandert.
  • Met de tweede stap (Verbaal aansturen) geef je duidelijk je grens aan.

In dit hoofdstuk gaan wij ervan uit dat je al een eigen manier hebt gevonden waarop je non-verbaal of verbaal aanstuurt. Nu volgt het voorstel van VOH waarmee je jouw manier van non-verbaal en verbaal aansturen geleidelijk vriendelijker en duidelijker maakt. Wij spreken over een voorstel omdat ook dit voorstel voor verbetering vatbaar is en of door jou naar believen aangepast kan worden.

1. Het belang van ‘Aansturen’

Elke docent zal op bepaalde momenten non-verbaal aansturen en op andere momenten verbaal. Nu volgt een voorstel van VOH waarmee je vriendelijk en duidelijk aan kunt sturen.

Voorstel VOH

De twee stappen: ‘Non-verbaal aansturen‘ en ‘Verbaal aansturen‘ kosten jou weinig tijd en energie (omdat je vriendelijk bent en blijft). Deze stappen kosten de leerlingen geen tijd. Met deze eerste twee stappen zorg je ervoor dat alle aandacht naar de les gaat.

Deze twee stappen zijn effectief omdat als een leerling jouw grens passeert, jij een maatregel neemt. Je vraagt een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven). Deze opdracht kost een leerling wel tijd en de leerling levert de opdracht altijd in. Daarom is de opdracht daarom effectief.

1.1 Starten met ‘Aansturen’

  • Probeer eerst verschillende aspecten van VOH uit in je lessen en onderzoek of je manier van aan- en bijsturen (orde houden) verbetert.
  • Aan het begin van een nieuw schooljaar introduceer je de manier van werken van VOH aan je leerlingen als een samenhangend geheel in een serie van acht lessen (Oefenperiode). Bij deze oefenperiode krijg je het advies om indien nodig direct in les 1 een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ te laten schrijven. Als je dat doet weten je leerlingen direct dat jij beschikt over een effectieve maatregel. Als zij weten dat jij hen een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ kunt laten schrijven, nemen zij in volgende lessen jouw non-verbale en verbale  voorboden van de maatregel serieus.

2. Valkuil bij ‘Aansturen’

Welke alternatieven heb je als je niet aanstuurt met lichaamstaal en als je geen ‘Tips‘ geeft?

  1. Je laat alles zijn beloop en accepteert onrust.
  2. Je waarschuwt zonder consequenties.
  3. Je waarschuwt met consequenties.

Voorbeeld 1 – Je laat alles zijn beloop hebben en accepteer onrust.

Je laat je leerlingen de les verstoren. Dit is als een fakir die op een spijkerbed zit. Indrukwekkend, maar is het aan te raden?
Omdat je niet effectief ingrijpt, levert het verstoren van de les een voordeel op voor leerlingen. Iedereen die jouw autoriteit durft uit te dagen, is stoer en krijgt steun van medeleerlingen.

Voorbeeld 2 – Je waarschuwt zonder consequenties.

Als je vaak boos kijkt naar leerlingen en hen waarschuwt, zal de berekenende leerling niet onder de indruk zijn. Je waarschuwt steeds vaker omdat je wilt dat leerlingen opletten, maar je bereikt steeds minder. Met deze manier van handelen creëer je een negatieve spiraal.

Leerlingen merken wel dat je waarschuwt, maar zien ook dat je geen volgende stap zet. Daarom zijn waarschuwingen zonder consequenties niet effectief, leerlingen negeren je waarschuwingen en blijven de les verstoren.

Het nadeel waarschuwen: Als je storend gedrag met een waarschuwing stopt, geef je een negatief signaal af. Je benoemt het negatieve gedrag, verbind je met negatief gedrag en je komt bedreigend, dominant of zeurderig over. Je kunt dit effect nog vergroten door er ook bedreigend uit te zien! Je fronst en/of je maakt jezelf groot, je imponeert. Als je dit vaak doet, zonder consequenties daar aan te verbinden, heeft ook fronsen geen effect. Door te dreigen is het mogelijk om tijdelijk iets gedaan te krijgen. Het nadeel is dat je leerlingen je dreigement onaangenaam vinden. Als je vaak dreigt, denken leerlingen al snel dat je een vervelende leraar bent die macht uitoefent (sommige leerlingen kijken zo tegen alle leraren aan). Door leerlingen te waarschuwen, spiegel je hun negatieve gedrag en versterk je daarmee onbewust negatief gedrag. Door te dreigen moedig je onbewust je leerlingen aan om jouw gedrag te spiegelen en de les in negatieve zin te beïnvloeden. Bovendien stoor je met een waarschuwing leerlingen die wel willen opletten.

Ook wanneer je wel werkt met stap 1 en 2 van de Handelingsladder maar de volgende stap niet durft te zetten: het uitdelen van een ‘Brief over toekomstig gedrag’, gaat het mis:

Voorbeeld 3 Je waarschuwt met consequenties

Dit voorbeeld sluit aan bij de module ‘Bijsturen’. Zie de valkuil als je niet  effectief bijstuurt, als je niet beschikt over een effectieve maatregel.

Als je teveel ‘Tips‘ per les geeft creëer je het volgende probleem:

Voorbeeld 4 – Je geeft teveel ‘Tips‘ binnen een les

“Ik geef maximaal twee ‘Tips’ per leerling per les. Als ik een ‘Tip’ geef, zet ik de naam op het bord met een kruis erachter. Bij een tweede verstoring zet ik een tweede kruisje achter de naam. De leerlingen weten dat als ze weer storen, ik daar consequenties aan verbind. Vandaag had ik een klas van 30 leerlingen. Ik gaf deze les elke leerling twee ‘Tips’ (2 x 30 = 60 ‘Tips’ per les) Geen enkele leerling liet ik een ‘Brief over toekomstig gedrag’ schrijven. Ik heb alle ‘Tips’ genoteerd op het bord. Aan lesgeven kwam ik niet meer toe. De volgende les begin ik opnieuw met het noteren van ‘Tips’ en kan elke leerling opnieuw twee keer storen!

Dit probleem los je op door ‘Tipsper periode te tellen.

Voorbeeld 5 – Je geeft alle leerlingen tijdens zelfstandig werken een ‘Tip‘ en je noteert de ‘Tips‘ niet per periode.

Stel dat je jezelf hebt beloofd om per les maximaal één ‘Tip‘ per leerling te geven maar ziet af van de administratie om de tips te noteren:

In deze les gaan de leerlingen voor het eerst zelfstandig aan de slag. Ik gaf elke leerling een ‘Tip’ (30 leerlingen = 30 ‘Tips’). Ik heb de ‘Tips’ op een lijst met namen geschreven. Ik ben zo druk bezig met het geven van de ‘Tips’, dat ik er niet aan toe ben gekomen om leerlingen te begeleiden. Omdat ik ‘Tips’ niet noteer herhaalt dit proces zich elke les als leerlingen zelfstandig werken.

Advies VOH: Dit probleem kan zich voordoen in de ‘Oefenperiode‘. Je lost dit probleem op door ‘Tips‘ te tellen per les met het ‘Telraam‘ (Telraam introduceren). Daarmee maak je de hele klas verantwoordelijk voor het goede verloop van de les, geef je maar weinig ‘Tips’ en houd jij genoeg tijd over om leerlingen te begeleiden.

Voorbeeld 6 – Je gebruikt wel het ‘Telraam‘ maar noteert ‘Tips‘ niet per periode

Het ‘Telraam‘ is onlosmakelijk verbonden aan het noteren op een klassenlijst van ‘Tips‘ per leerling per periode omdat:

Als je bij frontaal lesgeven ‘Tips‘ niet noteer per periode en er is een leerling die steeds de eerste of tweede ‘Tip‘ incasseert, en zich daarna goed gedraagt, zorgt deze leerling ervoor dat de kans groter is dat een andere leerling ‘Brief over toekomstig gedrag‘ moet schrijven. Als je ‘Tips‘ niet noteert op lijsten per periode dan geef je bepaalde leerlingen de gelegenheid elke les in het begin vrijblijvend te storen. Omdat zij andere leerlingen daarmee benadelen is dit op te vatten als een vorm van pesten. Dat zij andere leerlingen kunnen pesten komt omdat jij de ‘Tips‘ niet noteert per periode.

Bij zelfstandig werken speelt hetzelfde: Als je ‘Tips‘ niet noteert per periode kunnen steeds dezelfde drie leerlingen storen zonder dat zij daar verder iets van merken. Jij geeft dan niet duidelijk een grens per leerling aan.

Het bovenstaande vermijd je met ‘Aansturen en Bijsturen‘: door

  1. Eerst ‘Non-verbaal aansturen‘  met ‘Gebaren‘ of door het tonen van afbeeldingen.
  2. Vervolgend ‘Verbaal aansturen’ met  het geven en noteren van ‘Tips‘ per periode. Met dit noteren spreek je elke leerling individueel aan.
  3. Door met het ‘Telraam‘ het aantal ‘Tips‘ per les te tellen. Daarmee spreek je de hele groep aan op gedrag en inzet.

Hiermee is het mogelijk om vriendelijk en duidelijk te blijven als je een leerling aanspreekt op gedrag en inzet.

3. Non-verbaal aansturen – stap 1

Afbeelding: 1e stap – non-verbaal (Overzicht)

Non-verbale signalen zijn in het verleden nogal misbruikt voor kwalijke praktijken. Bovendien is non-verbaal ‘Aansturen’ voor velen een onbekend terrein. Bewust en onbewust heeft wat je non-verbaal uitstraalt of toont, de manier waarop je kijkt, hoe rustig je bent, een effect op je leerlingen.  VOH komt met een voorstel voor non-verbaal ‘Aansturen’. Met dit krachtige middel laat je je lessen beter verlopen. Hopelijk gaat er met de volgende aanwijzingen een nieuwe wereld voor je open.

Voorstel VOH

VOH adviseert om dit effect op je leerlingen te vergroten door:
– een aantal gebaren af te spreken met je leerlingen en deze als eerste stap te gebruiken in een reeks van drie stappen waarin je hen aanspreekt op gedrag of inzet.
– afbeeldingen te gebruiken waarmee je duidelijk aangeeft wat je van je leerlingen vraagt. Tijdens het lesgeven kun je zo’n afbeeldingen optillen (Driehoek) of laten zien (Achterkant ‘Tipboek‘ en achterkant plankje met klassenlijst).
– lichaamstaal bewust gebruiken bij het omgaan met je leerlingen.
– in alle situaties vriendelijk en ontspannen te blijven kijken.

Afbeelding: Aansturen Gebaren.

Met drie series gebaren stuur je een leerling aan zonder geluid te maken. Zie uitleg hieronder. Met het gebaar stil vraag je een leerling te stoppen met praten, met het gebaar stop vraag je een leerling ergens mee te stoppen, met het gebaar start vraag je een leerling om ergens mee te beginnen. Het voordeel van deze drie series gebaren is dat het meestal niet nodig is om leerlingen mondeling te waarschuwen of te corrigeren. Deze series gebaren stellen je in staat om je uitleg ongestoord te  geven en deze gebaren stellen je in staat om tijdens zelfstandig werken zo onzichtbaar mogelijk te zijn.


Afbeelding 101: Geest in de fles (overzicht)

Als je iets uitlegt, een klassengesprek voert, oefeningen laat volgen op jouw uitleg (frontaal lesgeven) of leerlingen zelfstandig laat werken, communiceer je op twee manieren:

  1. Non-Verbaal: Enerzijds gebruik je series gebaren om geruisloos leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet. Anderzijds gebruik je gebaren om eenvoudige gesproken aanwijzingen te vervangen. Zie het overzicht van alle ‘Gebaren‘.
  2. Verbaal: je geef uitleg soms geef je verbaal een ‘Tip‘. Let op: stap 2, het geven van een ‘Tip‘ doe je deels non-verbaal. Zie ‘Handleiding Aansturen en Bijsturen

Door zowel non-verbaal als verbaal te communiceren, spreek je twee talen. Je uitleg is daardoor rustiger en expressiever zodat je leerlingen zich beter kunnen concentreren.

3.1 Drie series gebaren

Serie 1: Leerling stoort door te praten

Als je iets uitlegt aan de hele klas gebruik je een van deze series gebaren om gedrag van een leerling aan te sturen. Deze non-verbale aanwijzingen administreer je niet.

Afbeelding 89: Attentie- stil -bedankt.

Met deze serie gebaren vraag je een leerling te stoppen met praten. Als een leerling stopt met praten, geef je een compliment (duim omhoog) om te laten zien dat je de gedragsverbetering waardeert en hervat je uitleg. Dit alles is onhoorbaar (non-verbaal). Als de leerling niet goed reageert, geef je een verbaal ‘Tip‘. Zie ook de toelichting op de serie van drie gebaren:  stil

Serie 2: Leerling doet iets dat stoort

Als je iets aan de hele klas uitlegt of een discussie in de klas voert en een leerling doet iets dat de les verstoort, spreek deze leerling dan aan met deze serie gebaren:

Afbeelding 90: Attentie stop bedankt

Met deze serie gebaren vraag je een leerling ergens mee te stoppen. Als een leerling doet wat je vraagt, geef je een compliment (duim omhoog) om te laten zien dat je de verbetering van gedrag waardeert en hervat je je uitleg. Als de leerling niet goed reageert, geef je een ‘Tip‘. Zie ook toelichting op de serie van drie gebaren:  stop

Serie 3: Leerling doet niet mee aan een oefening of gaat niet aan het werk

Afbeelding 91: Attentie start bedankt.

  • Tijdens oefeningen die volgen op jouw uitleg (onderdeel van frontaal lesgeven) verwacht je dat alle leerlingen meedoen aan de oefeningen. Doet een leerling dat niet dan vraag je de leerling met deze serie gebaren om mee te doen met de oefening. Als een leerling doet wat je vraagt, geef je een compliment (duim omhoog) om te laten zien dat je dat je het waardeert dat de leerling aan het werk gaat.
  • Deze serie gebaren gebruik je ook tijdens zelfstandig werken om een leerling te vragen aan het werk te gaan. Bij zelfstandig werken raadt VOH aan om, als een leerling niets doet maar ook niet stoort, deze leerling geruime tijd de kans te geven om uit eigen beweging te beginnen met werken. Bij zelfstandig werken is het in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid van een leerling om aan het werk te gaan. Door te wachten met aansporen, wijs je de leerling op de eigen verantwoordelijkheid.

Als een leerling niet doet wat je vraagt, geef je een ‘Tip‘. Zie ook de toelichting op de serie van drie gebaren:  stil

3.2 Beslissen hoe je verder gaat nadat je twee gebaren van een serie hebt gemaakt

  1. Meestal reageren leerlingen goed op de eerste twee gebaren van een serie. Als dat zo is gebruik je ook het laatste gebaar van een serie ‘duim omhoog’ om een leerling te bedanken voor de medewerking.
  2. Als een leerling niet goed reageert, geef je een ‘Tip‘.

4. Verbaal aansturen – stap 2

Afbeelding: stap 2 – Verbaal (Overzicht)

Het geven van een waarschuwing is gebruikelijk in het onderwijs. Een waarschuwing gaat doorgaans vooraf aan een maatregel. Je zet een waarschuwing kracht bij door boos te kijken. VOH laat zien dat je waarschuwingen kunt vervangen door het geven van ‘Tips’ en dat je daarbij vriendelijk kunt blijven kijken.

Voorstel VOH

Bij ‘Verbaal aansturen‘ hoort het geven van een ‘Tip‘ De ‘Tips‘ die je geeft, sluiten aan bij de aanwijzingen die je geeft met de ‘Driehoek‘:

  1. Graag opletten (bij frontaal lesgeven)
  2. Graag meedoen aan de oefening (bij frontaal lesgeven)
  3. Graag aan het werk (tijdens zelfstandig werken)

Met het geven van ‘Tips‘ geef je aan hoe vaak een leerling binnen een periode de les kan verstoren of zich niet goed kan inzetten. Met het geven, noteren en tellen van ‘Tips‘ bouw je wat betreft ‘Tips‘ van iedere leerling binnen een serie van acht lessen een dossier op. Met ‘Tips‘ geef je aan en houdt je bij wat zich binnen jouw grenzen afspeelt. Is de afgesproken marge wat betreft ‘Tips‘ verbruikt, dan geef je geen ‘Tip‘ maar vraag je een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ te schrijven.

Voordat je ‘Tips‘ gaat geven, bespreek je eerst met je leerlingen dat zij in een periode van acht lessen maximaal twee ‘Tips‘ krijgen tijdens frontaal lesgeven en maximaal twee ‘Tips‘ krijgen tijdens zelfstandig werken. Je vertelt ook dat jij de ‘Tips‘ bij frontaal lesgeven noteert in je ‘Tipboek‘ en dat je tijdens zelfstandig werken ‘Tips‘ direct noteert op een klassenlijst.

Voordat je een ‘Tip‘ geeft, spreek je een leerling aan met een van de bovenstaande series gebaren. Reageert een leerling niet goed op deze gebaren en ben je van mening dat je het niet op zijn beloop kan laten dan is het tijd om een ‘Tip‘ te geven. De ‘Tip‘ geef je als je het gevoel hebt dat het probleem zal escaleren als je niets doet. Als je merkt dat je boos wordt, adem dan eerst uit of je tel tot 10. Maak steeds een weloverwogen beslissing waar je wel en niet op reageert. Voorkom dat je impulsief handelt.

Bij VOH is een ‘Tip‘ (zie termen VOH) een positief geformuleerde aanwijzing die je geeft als je een leerling aanspreekt op gedrag of inzet. Door ‘Tips‘ te noteren op een lijst, zie je wanneer je een leerling de tweede ‘Tip‘ geeft. Dan is de grens voor die leerling bereikt.

Dossier opbouwen

Verba volent, scripta manent!” (gesproken woorden vliegen weg, geschreven woorden blijven).

Met het noteren van ‘Tips‘ op lijsten bouw je van elke leerling een dossier op.
Het ‘opbouwen van een dossier’ wordt in het onderwijs doorgaans in een andere betekenis gebruikt. Dan is er al veel mis met gedrag of inzet en met het opbouwen van een dossier leg je vanaf een bepaald moment alle overtredingen van een leerling vast om deze gegevens te kunnen gebruiken als het de verkeerde kant op gaat met een leerling. Is er als je een ‘Tip’ geeft  ook al veel mis? Nee!

Met het geven van ‘Tips’ geef je aan dat iedere leerling een marge heeft om fouten te maken en om jouw grenzen te verkennen. Het betreft alle leerlingen en niet alleen de paar leerlingen waar al veel mee mis is. Heeft een leerling bijvoorbeeld twee ‘Tips’ gekregen in een serie van acht lessen en begint de volgende serie van acht lessen, dan vervallen deze ‘Tips’ bij de volgende periode. Bij elke nieuwe serie van acht lessen (periode) begint elke leerling weer met een schone lei. Met ‘Tips’ geven ben je niet rancuneus. In een volgende periode herinner je een leerling er niet aan wat er mis ging in een eerdere periode.

Dossier van ‘Tips‘ bij VOH

Het dossier van ‘Tips‘ dat je aanlegt bij VOH zorgt ervoor dat elke leerling per acht lessen een marge heeft om te storen of zich niet in te zetten, maar die marge is beperkt. Door ‘Tips‘ te noteren zorg je ervoor dat ‘Tips’ niet vervliegen (zie citaat hierboven). Door ‘Tips‘ per periode te noteren op lijsten, beperk je het aantal keren dat je een leerling aanspreekt op zijn/haar eigen gedrag op inzet. De derde keer dat het nodig is een leerling aan te spreken, vraag je de leerling aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ te schrijven. Met deze aanpak geef je geen ‘Waarschuwingen zonder daar consequenties aan te verbinden’ maar een ‘afgepaste hoeveelheid positieve adviezen per periode’ (Tips). Omdat de ‘Tips‘ na acht lessen (een periode)  vervallen, is dit dossier voor een leerling niet belastend:
Het is alsof je een leerling elke periode van acht lessen twee koektrommels geeft met daarin elk twee koekjes.

  1. Een koektrommel met twee koekjes voor frontaal lesgeven
  2. Een koektrommel met twee koekje voor zelfstandig werken.

De vergelijking met een koekje is gemaakt omdat het voor leerlingen in veel situaties leuk is om de les te verstoren. Reageert je adequaat op een verstoring , dan zal een leerling er geen sport van maken de les te verstoren.

Passeert een leerling de door jou aangegeven grens, dan vraag je de leerling aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven. Om dat moment te kunnen bepalen tel je de ‘Tips‘ op twee manieren per periode (van acht lessen).

Het implementeren van Vriendelijk Orde Houden in jouw lespraktijk gaat in twee periodes van acht lessen:

  1. In de ‘Oefenperiode‘  spreek je elke leerling aan op gedrag en inzet (‘Tips‘ tellen per periode per leerling en noteren op lijsten).
  2. Als je het ‘Telraam‘ introduceert spreek je daarnaast ook de groep als geheel aan op gedrag en inzet (Telraam introduceren). Met het ‘Telraam‘ telt ‘Tips‘ per les. De hele groep ziet dat wanneer jij een rode afbeelding laat zien en weet dan dat jij dan een actie onderneemt. Het ‘Telraam‘ is tijdens die les te vergelijken met een stoplicht.

Met het geven en noteren van ‘Tips‘ zorg je ervoor dat alle aandacht naar de les gaat.

  1. Tips‘ komen in de plaats van waarschuwingen.
  2. Door ‘Tips‘ te noteren en te tellen voorkom je dat je veel ‘Tips‘ geeft.

Tips‘ als steekproef

Je geeft ‘Tips‘ op de manier van een steekproef. Een leerling weet niet wanneer de steekproef hem of haar betreft. Daarom letten alle leerlingen op of gaan aan de slag want ze willen geen ‘Tip’ krijgen. Door de ‘Tips‘ over je leerlingen te verdelen, ben je eerlijk.

Tip‘ met hoofdletter

VOH schrijft ‘Tip’ met een hoofdletter om aan te geven het een andere betekenis heeft dan gebruikelijk. Een cursist gebruikte het woord ‘Tip‘ voor het eerst. Zie jargon VOH. Bij VOH is een ‘Tip’ een telbare, niet vrijblijvende stap bij het aansturen van gedrag. Wanneer het maximum aantal ‘Tips‘ is gegeven, vraag je, indien nodig, een leerling aan jou een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven (stap 3). Het schrijven van een brief kost een leerling tijd én vraagt de leerling om na te denken over eigen gedrag en zelf een verandering van gedrag voor te stellen. Door op een voorspelbare manier ‘Tips‘ te geven weet een leerling wanneer jij een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ laat schrijven.

Tips‘ gebruiken in verschillende situaties

Tips‘ kun je geven:

  1. als je lesgeeft aan de hele klas.
  2. wanneer leerlingen zelfstandig aan het werk zijn.
  3. voor het niet maken van huiswerk.

Als je ‘Tips‘ ook geeft om te registreren wanneer een leerling het huiswerk niet maakt, maak je een derde, aparte klassenlijst om de ‘Tips‘ die je geeft voor het niet maken van huiswerk te noteren per periode.

4.1 ‘Tips’ geven, noteren en tellen bij frontaal lesgeven en tijdens zelfstandig werken

Bij frontaal lesgeven vraag je leerlingen op te letten en mee te doen aan oefeningen die volgen op jouw uitleg. Tijdens zelfstandig werken vraag je van leerlingen om aan de slag te gaan met opdrachten.

Per werkvorm (frontaal lesgeven of zelfstandig werken) per periode (van acht weken) kan een leerling twee ‘Tips‘ krijgen. Totaal kan een leerling vier ‘Tips‘ krijgen per periode (twee bij frontaal lesgeven + twee tijdens zelfstandig werken). In de praktijk blijkt dat de meeste leerlingen geen ‘Tips‘ behoeven, sommige leerlingen krijgen één ‘Tip‘, een paar leerlingen krijgen er twee. Leerlingen die moeite hebben met autoriteit zullen vooral ‘Tips‘ krijgen bij frontaal lesgeven. Leerlingen die niet gewend zijn om zelfstandig te werken zullen juist ‘Tips‘ krijgen tijdens zelfstandig werken. In uitzonderlijke gevallen vraag je een leerling een brief te schrijven. De reden waarom je een leerling vroeg aan jou een brief te schrijven, vermeld je in de laatste kolom van een lijst waarop je de ‘Tips‘ noteert.

Bij frontaal lesgeven geef je ‘Tips‘ op een iets andere manier dan tijdens zelfstandig werken:

Frontaal lesgeven

Wie geef jij een ‘Tip‘?

Je geeft een ‘Tip‘ aan een leerling die

  • de les verstoort,
  • een medeleerling stoort,
  • niet oplet tijdens uitleg of tijdens een klassengesprek
  • niet meedoet aan een oefening die volgt op jouw uitleg.

Wat voor ‘Tip‘ geef jij?

Wanneer je de hele klas lesgeeft, geef je met de ‘Driehoek‘ aan dat je wilt dat een leerling oplet.

Afbeelding 17: driehoek – graag opletten (overzicht)

De ‘Tip‘ – Graag opletten – is dan ook bij frontaal lesgeven meestal van toepassing. Als tijdens oefeningen die volgen op jouw uitleg  een leerling die niet niet goed meedoet met de oefening geef je deze ‘Tip‘: Graag meedoen met de oefening.

Voor wie is de Tip bedoeld?

  1. Enerzijds is de ‘Tip‘ bedoeld voor een leerling die stoort.
  2. Anderzijds maak je met het voor iedereen verstaanbaar uitspreken van de ‘Tip‘ aan alle leerlingen duidelijk hoe je wilt dat de les verloopt. De ‘Tip‘ is daarmee niet alleen een aanwijzing voor de ene leerling die je aanspreekt maar ook voor de overige leerlingen.

Tips‘ noteren in je ‘Tipboek

Als je frontaal lesgeeft, noteer je ‘Tipseerst in je ‘Tipboek‘, dat is een klein notitieboekje waarin je de naam noteert van een leerling die de les verstoort of van een leerling die niet meedoet aan een oefening. In het ‘Tipboek‘ noteer je ook de naam van een leerling die je een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven.

Afbeelding 82: Tipboek

Het voordeel van het eerst noteren van ‘Tips‘ in een ‘Tipboek‘ wanneer je frontaal lesgeeft, is dat het minder tijd kost en dat deze manier van noteren minder nauwkeurigheid vereist dan het noteren van ‘Tips‘ op een lijst. In je ‘Tipboek‘ schrijf je alleen de naam van de leerling en de ‘Tip’ die je deze leerling geeft. In een drukke klas verlies je daarmee minder tijd, dan met het nauwkeurig noteren van een ‘Tip‘ op een klassenlijst. Je voorkom dan dat je per ongeluk een ‘Tip‘ bij een andere naam noteert. Omdat het ‘Tipboek‘ klein is, kun je het altijd bij je dragen. Het opschrijven van een ‘Tip‘ in een boekje ziet er bovendien vriendelijker uit dan het opschrijven van een ‘Tip‘ in een alfabetische lijst.

Op de achterkant van je ‘Tipboek’ plak je een verkleinde blauwe afbeelding van de ‘Driehoek’. Nog voor je een Tip geeft kun je een leerling deze afbeelding laten zien.

Na een dag lesgeven, noteer je de ‘Tips’ die je eerst in je ‘Tipboek’ schreef, op een klassenlijst voor frontaal lesgeven. Als je dan de tweede ‘Tip’ noteert bij een leerling, dan schrijf je de naam van die leerling voor het begin van de volgende les op het bord. Je vraagt deze leerling bij binnenkomst voorzichtig te zijn, anders volgt een brief.

Afbeelding 63: frontaal lesgeven H3a

Zelfstandig werken

Wie geef je een ‘Tip‘?

Je geeft een ‘Tip‘ als een leerling niet aan het werk gaat.

N.B. Als een leerling tijdens het zelfstandig werken het eerste deel van een periode niet aan de slag gaat EN niemand stoort, kun je deze leerling met rust laten. Als een leerling in het eerste deel van een periode rustig rondkijkt, kan dit een belangrijke voorbereiding zijn bij het zelf nemen van initiatief. Dit lijkt in tegenspraak met je instructie van de ‘Driehoek’ waarmee je leerlingen vraagt ​​hun tijd te besteden aan de opdrachten. Vanaf halverwege een periode onderneem je wel actie en ga je in gesprek met een leerling die nog niet aan het werk is.

Als je alle leerlingen voortdurend aan het werk te houdt, beperk voor hun de mogelijkheid om te na te denken over hun volgende stappen. Een leerling die besluit uit eigen beweging te gaan werken, is door zelf te starten intrinsiek gemotiveerd en kan dan een eventuele achterstand snel inhalen

Wat voor ‘Tip‘ geef jij?

Voordat de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, geeft je met de “Driehoek’ aan dat het de bedoeling is dat zij aan de slag gaan met de opdrachten.

Afbeelding 30: driehoek – graag aan het werk (overzicht)

Daarom kun je bij zelfstandig werken altijd de ‘Tip‘ geven ‘Graag aan het werk’ of ‘Concentreer je op de opdracht’.

Hoe geef je een ‘Tip‘ en voor wie is een ‘Tip‘ bedoeld?

Voordat je tijdens zelfstandig werk een ‘Tip‘ geeft, loopt je naar de leerling toe en zeg je zachtjes de ‘Tip‘. Deze ‘Tip‘ heeft namelijk alleen betrekking op de leerling die jij op dat moment aanspreekt. De rest van de groep heeft hier niets mee te maken. Om te voorkomen dat je de andere leerlingen stoort, spreek je de ‘Tip‘ zacht uit.

Tips‘ noteren

Tijdens zelfstandig werken noteert je ‘Tips‘ direct op een klassenlijst voor zelfstandig werken. Door rond te lopen met een lijst merken je leerlingen dat jij zorgt voor een rustige omgeving waarbij iedereen zich kan concentreren.

Afbeelding 64: zelfstandig werken H3a

Op de achterkant van het plankje waarop je de lijst vastzet, plak je de groene afbeelding van de ‘Driehoek’. Voordat je een ‘Tip’ geeft kun je een leerling deze afbeelding laten zien. Reageert een leerling goed dan is het niet nodig een ‘Tip’ te geven.

Je geeft ‘Tips‘ per periode (van acht lessen). Gedurende die periode noteer je ‘Tips‘ op lijsten. Een lijst voor frontaal lesgeven en een lijst voor zelfstandig werken. Elke leerling kan in een periode maximaal twee ‘Tips‘ krijgen per lijst. Overweeg om ook een lijst toe te voegen voor het niet maken van huiswerk. Met lijsten, geef je leerlingen wel de ruimte om af en toe de les te verstoren of zich niet goed in te zetten of hun huiswerk een keer niet te maken, maar je perkt die ruimte direct in.

4.2 ‘Tips’ tellen per groep per les – De groep aanspreken op gedrag en inzet

Telraam

Het ‘Telraam‘ gebruik je pas als je ervaring hebt opgedaan met de ‘Oefenperiode‘. Met het ‘Telraam‘ spreek je de groep per les aan op gedrag en inzet. Met het ‘Telraam‘ betrek je alle leerlingen bij de les (Telraam introduceren).

Voordat je met het ‘Telraam‘ gaat werken, vertel je je leerlingen dat je het aantal ‘Tips’ dat je geeft aan de hele groep per les beperkt. Je laat zien dat je bij elke ‘Tip’ die je geeft je het’ Telraam‘ een afbeelding verder zet. Daardoor verandert de afbeelding steeds de kleur.  Als je de rode afbeelding toont is jouw grens bereikt. De werking van het ‘Telraam‘ is te vergelijken met een stoplicht met drie kleuren: groen oranje rood.

Uiterlijk van het ‘Telraam

Het ‘Telraam‘ is een ‘dakstandaard’ (type map) met daarin afbeeldingen die je aan de leerlingen laat zien. Deze afbeeldingen hebben verschillende kleuren. Die kleuren zijn gebaseerd op een stoplicht. Gebruik deze PowerPoint om de afbeeldingen voor het ‘Telraam‘ af te drukken.

Afbeelding 92: telraam

Doel van het ‘Telraam

Met het ‘Telraam‘ beperk je het aantal ‘Tips‘ dat je binnen een les geeft aan de hele groep. Met het ‘Telraam‘ spreek je de groep aan op gedrag en inzet.

Telraam‘ als klasassistent

Bij regelmatig gebruik van het ‘Telraam‘ functioneert deze als assistent bij het orde houden en als assistent bij het op weg helpen van leerlingen. Als jij naar de map kijkt, naar de map toeloopt of deze oppakt, stoppen leerlingen al met storen of gaan ze aan het werk. Doordat jij zichtbaar handelt, kan een leerling zichzelf tijdig corrigeren en voorkomen dat jij een ‘Tip‘ geeft. Ook kan een leerling van voorkomen dat jij een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven.

Waarom werkt een ‘Telraam‘?

De leerlingen kunnen zowel bij frontaal lesgeven als bij zelfstandig werken op elk moment van de les zien hoeveel ‘Tips‘ jij aan de groep hebt gegeven. Elke keer als je een ‘Tip‘ geeft, laat je de volgende afbeelding van het ‘Telraam‘ aan je leerlingen zien en verandert de kleur van de afbeelding. Elke verandering wordt veroorzaakt door een andere leerling (Advies: Geef niet één leerling de kans alle veranderingen voor zijn of haar rekening te nemen). Met een rode afbeelding geef je je grens aan. Leerlingen kunnen aan de ‘Telraam‘ zien of je het maximale aantal gratis ‘Tips’: Gratis in de zin dat deze ‘Tips‘ nog geen gevolgen voor de groep hebben. Bij de rode afbeelding onderneem je actie. De actie die je neemt bij frontaal lesgeven verschilt van de actie die je neemt bij zelfstandig werken. Zie de twee kolommen hieronder:

Hoe gebruik je het ‘Telraam’ bij frontaal lesgeven?

Vertel je leerlingen dat je bij frontaal lesgeven maximaal twee ‘Tips‘ per les geeft aan de hele groep en dat je na de tweede ‘Tip‘ een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven. Laat de leerlingen zien dat bij elke ‘Tip‘ de ‘kleur’ van het ‘Telraam‘ verandert. Elke leerling ziet dan wanneer jouw grens is bereikt: Dan is de afbeelding van het ‘Telraam’ rood. Als de rode afbeelding zichtbaar is kan elke leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ krijgen, ook een leerling die nog nooit een ‘Tip‘ kreeg.

Afbeelding 66: Telraam – twee kleurveranderingen bij frontaal lesgeven

Het idee om de kleuren van een stoplicht te gebruiken om gedrag van leerlingen aan te sturen is afkomstig uit in het basisonderwijs.

Als er nog geen ‘Tips‘ zijn gegeven staat het ‘Telraam‘ op de kleur groen. Het ‘Telraam‘ verandert bij frontaal lesgeven twee keer van kleur.

  1. groen naar oranje (leerling 1 die stoort of die niet aan het werk gaat)
  2. oranje naar rood (leerling 2 die stoort of die niet aan het werk gaat)

De kwaliteit van de les vermindert als veel leerlingen storen of niet aan het werk gaan. Als je twee ‘Tips‘ hebt gegeven zijn er al twee leerlingen die jou uitleg verstoren of die niet mee willen doen aan oefeningen die op jouw uitleg volgen, dan is jouw grens bereikt. Als een derde leerling de les verstoort of niet meedoet, vraag je die leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ te schrijven.

Betekenis van de drie afbeeldingen

  1. Met de groene afbeelding geef je aan dat je nog geen ‘Tip‘ hebt gegeven (‘Tip‘ nul). Aan het begin van de les vraag je je leerlingen om je te helpen de ‘Tipsin het groen te houden.
  2. Met de kleur oranje (1) geeft je aan: ‘We naderen de grens’.
  3. Met de kleur rood (2) geeft je impliciet aan: ‘Stop nu met het verstoren van de les’ of ‘doe mee’, wie ik nu nu moet aanspreken op gedrag of inzet, vraag ik een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven. Met een rode afbeelding van het ‘Telraam’ geef je je grens aan. Leerlingen passen er dan voor op om de les te verstoren of om niet mee te doen met oefeningen.

Met het ‘Telraam‘ geef je bij frontaal lesgeven aan de hele klas maximaal twee ‘Tips‘.

  • In de praktijk blijkt dat je per les doorgaans minder dan twee ‘Tips‘ geeft.
  • Door je bij frontaal lesgeven te beperken tot twee ‘Tips‘, verlies je geen tijd met het eindeloos geven van ‘Tips‘ zoals genoemd bij het vierde voorbeeld bij valkuil.
  • In de praktijk vraag je een leerling slechts sporadisch een ‘Brief over toekomstig gedrag’ aan jou te schrijven.

Hoe gebruik je het ‘Telraam’ als leerlingen zelfstandig werken

Leerlingen die goed zelfstandig werken en daardoor minder thuis minder tijd aan huiswerk besteden, zullen zelfstandig werken als een voorrecht zien. Zij kunnen tijdens zelfstandig werken aan hun huiswerk maken of werken andere zelfgekozen taken: zij kunnen een eigen koers uitzetten. Bovendien, op school kunnen zij jou of andere leerlingen raadplegen. Dat kan thuis niet. Bespreek deze voordelen met je leerlingen.
Met het ‘Telraam‘ zorg jij ervoor dat zij geconcentreerd aan opdrachten kunnen werken en dat jij tijd hebt om individuele leerlingen te begeleiden. Door met het ‘Telraam‘ het aantal  ‘Tips’ per les te tellen tijdens zelfstandig werken, zien je leerlingen hoeveel ‘Tips‘ (positieve adviezen) jij al hebt gegeven. Als de groep zelfstandig wil blijven werken, zullen ze binnen de marge van drie ‘Tips‘ moeten blijven.

Afbeelding 67: Telraam – vier kleurveranderingen bij zelfstandig werken

Als je nog geen ‘Tip‘ hebt gegeven deze les, staat het ‘Telraam‘ op de kleur groen. Het ‘Telraam‘ verandert tijdens zelfstandig werken vier keer van kleur

  1. groen naar lichtgroen (leerling 1 die een medeleerling stoort of die niet aan het werk gaat).
  2. lichtgroen naar geel (leerling 2 die een medeleerling stoort of die niet aan het werk gaat).
  3. geel naar oranje (leerling 3 die een medeleerling stoort of die niet aan het werk gaat).
  4. oranje naar rood (leerling 4 die een medeleerling stoort of die niet aan het werk gaat).

Als vier leerlingen elk een medeleerling storen of niet aan het werk gaan, zijn er al acht leerlingen bij onrust betrokken. Als leerlingen de rode afbeelding zien is, het te onrustig om te kunnen werken. Jij onderbreekt dan zelfstandig werken. Je leerlingen kunnen zich dan niet meer concentreren. Je gaat dan verder met frontaal lesgeven. Zie voorbeeld 5 bij valkuil.

Voordat je met het ‘Telraam‘ gaat werken bij zelfstandig werken, vertel je leerlingen dat je maximaal vier ‘Tips‘ geeft als zij zelfstandig werken.

Betekenis afbeeldingen

  • Groen wil zeggen, het gaat goed, ga zo door.
  • Met de kleuren lichtgroen, geel en oranje (1+2+3) geef je aan dat de groep de grens nadert.
  • Met de kleur rood (4) geef je aan: Ik heb nu vier Tips gegeven, het is nu te onrustig om zelfstandig te kunnen werken. Er is nu teveel onrust waardoor jullie niet meer geconcentreerd kunnen werken.

N.B. Als je merkt dat je leerlingen doorgaans geconcentreerd zelfstandig werken, kun je het tellen van de ‘Tips‘ met het ‘Telraam‘ achterwege laten. Gaat het een keer slechter, dan gebruik je het ‘Telraam‘ de volgende les weer wel.

4.3 Collectieve verstoring door meerdere leerlingen

Een collectieve verstoring treedt doorgaans op tijdens frontaal lesgeven. Het is minder voor de hand liggend dat een groepje leerlingen zelfstandig werken zal verstoren.

Als een kleine groep leerlingen besluit de les te verstoren terwijl je frontaal lesgeeft, reageer dan als volgt:

  1. Gebruik eerst een gebaar om stilte te vragen
    Als de groep niet goed reageert, schrijf je op het bord: ‘Algemene ‘Tip‘: Graag opletten. Daarmee geef je aan dat je de hele groep een ‘Tip‘ geeft. Met het ‘Telraam‘ laat je de volgende afbeelding zien.
  2. Als de groep niet goed reageert, vraag je met hetzelfde gebaar opnieuw om stilte. Als leerlingen blijven storen, schrijf dan op het bord: ‘Tweede algemene ‘Tip’: Graag opletten’. Je laat nu met het ‘Telraam‘ de rode afbeelding zien.
  3. Voor de derde keer vraag je met hetzelfde gebaar om stilte. Als de groep niet goed reageert, kies je willekeurig een leerling en zeg je tegen deze leerling: ‘Helaas moet ik je nu een ‘Brief over toekomstig gedrag’ geven. Als deze leerling protesteert tegen de opdracht, geef je aan dat hij of zij dit gedrag nu kan stoppen, anders zul je helaas een grotere opdracht moeten geven. De leerling overweegt nu of het nog loont om de les te blijven verstoren. De ervaring leert dat een leerling die hierover een beslissing moet nemen er meestal voor kiest om de kleinere opdracht te aanvaarden.

Voorbereiding: Maak vooraf een grotere opdracht of gebruik één van deze voorbeelden.

5. Voorbeelden

‘Tips’ geven in het PO

In het basisonderwijs geef je de hele dag les aan dezelfde klas. Verdeel de dag daarom in delen en bepaal per onderdeel het maximale aantal ‘Tips‘. Bijvoorbeeld per les (taal/wiskunde/Engels) of per dagdeel (voor de kleine pauze, na de kleine pauze en de middag). Sluit de periode duidelijk af, bijvoorbeeld door een compliment te geven als je leerlingen eerst druk waren en daarna goed werkten. Bij elke periode van een halve dag zet je het ‘Telraam‘ terug in de uitgangspositie (nul ‘Tips‘). In een volgende periode van een halve dag vraagt ​​je je leerlingen weer om je te helpen de ‘Tips’ in het groen te houden.

‘Tips’ geven in het VO

In het voortgezet onderwijs duurt een les meestal één of twee uur. Na elke les ga je uit elkaar. De volgende les begin je dan weer positief met het ‘Telraam‘ in de uitgangspositie (groen).

Stephanie – docent Nederlands aan het Pieter Nieuwland College. Stephanie heeft de Cursus Vriendelijk Orde Houden gevolgd én een Diploma Vriendelijk Orde Houden ontvangen:

“Waarschuwingen zijn vrij negatief. Vandaar dat wij ‘Tips’ zijn gaan geven”.

6. Samenvatting aansturen

Gedrag aansturen doe je met een glimlach. Met ‘Gebaren’ en ‘Tips’ stuur je gedrag aan op een vriendelijke en duidelijke manier. ‘Tips’ zijn effectief als je :

  1. vooraf met de klas een maximaal aantal ‘Tips‘ afspreekt. Zowel bij frontaal lesgeven als bij zelfstandig werken geef je de grens aan.
  2. de ‘Tips‘ noteert op lijsten (bij frontaal lesgeven eerst in je ‘Tipboek‘ en tijdens zelfstandig werken direct de lijst).
  3. bij de derde verstoring een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ aan jou laat schrijven (‘Bijsturen‘ – jouw grens is overschreden).
  4. ze telt met ‘Telraam‘. Met het ‘Telraam‘ voeg je een extra beperking toe van het aantal verstoringen per les. Zou je al direct in de ‘Oefenperiode‘ het ‘Telraam’ gebruiken, dan zijn je leerlingen nog niet gewend aan jouw aanpak en is de kans groot dat het ‘Telraam‘ zorgt voor misverstanden.

Een oorzaak van storend gedrag kan bijziendheid zijn. Als een leerling zich schaamt voor het dragen van een bril, zal deze leerling de bril niet dragen. Zonder bril kan de leerling niet lezen wat er op het bord staat. Om dat te maskeren, kan een leerling de les verstoren. Als je de indruk krijgt dat een leerling de informatie op het bord niet kan lezen, test dan tijdens een persoonlijk gesprek in hoeverre een leerling in staat is te lezen wat er op het bord staat. Als je merkt dat de leerling niet scherp genoeg ziet om het bord te lezen, geef je de leerling een plek vooraan in de klas. Breng de mentor en de schoolleiding ervan op de hoogte dat de leerling niet goed ziet.

7. Credits

Stephanie Heeren – Docent Nederlands

Oorsprong van de term ‘Tip’

Stephanie gaf les op dezelfde school waar Johan ’t Hart destijds muziekles gaf (Pieter Nieuwland College Amsterdam). Ze volgde de cursus VOH waarbij zij het advies kreeg om een beperkt aantal positieve aanwijzingen te geven. Stephanie gebruikte deze manier van werken in haar eigen lessen. Aan het begin van het jaar kreeg zij een voor haar nieuwe groep leerlingen. Deze leerlingen kenden de manier van werken van Johan. Stephanie besloot de positieve aanwijzingen ‘Tips’ te noemen. Dit maakte ze haar leerlingen als volgt duidelijk: Jongens en meisjes: ik ga dit jaar ‘Tips’ geven! De eerste twee zijn gratis, de derde kost je tijd! De leerlingen vroegen haar of zij op de manier van Johan ’t Hart ging werken. Nadat Stephanie dit had bevestigd, kon ze ongestoord lesgeven. Haar introductie van het geven van ‘Tips’ en van het bijsturen met een ‘Brief over toekomstig gedrag’ is kort en effectief.

 

Linda Timmermans – Linda heeft de cursus Vriendelijk Orde Houden gevolgd en geeft muziekles in het voortgezet onderwijs.

Oorsprong van de term ‘Tipboek’.

Als je frontaal lesgeeft, schrijf je in een notitieboekje de namen van leerlingen die je een ‘Tip’ geeft en de namen van leerlingen die je een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven. Linda heeft dit notitieboekje de naam ‘Tipboek’ gegeven. Als je de hele klas lesgeeft, ziet het opschrijven van ‘Tips’ in een ‘Tipboek’ er vriendelijker uit dan wanneer je de ‘Tips’ direct op een lijst te schrijft.

Let op: Bij zelfstandig werken noteer je ‘Tips’ wel direct op een lijst, daarmee geef je (impliciet) aan dat het jou taak is te zorgen voor een rustige omgeving waarin iedereen zich goed kan concentreren.

 

Kees de Heus – Voormalig docent aan de lerarenopleiding aardrijkskunde. Hij is maker van toetsvragen en toetsen voor het hbo.

Kees de Heus vertelde Johan ’t Hart over het gebruik van de kleuren van een stoplicht op de basisschool. VOH nam dit idee over door een ‘Telraam’ te maken met de kleuren van een stoplicht.

Maurits de Lange – Jazz pianist en muziekleraar

Als leerlingen zelfstandig werken, adviseert VOH docenten om maximaal vier ‘Tips’ te geven. Maurits nam dit idee van vier Tips over van VOH. Hij vertelde dat hij bij het geven van ‘Tips’ een geleidelijke kleurovergang hanteerde. VOH nam zijn idee over. Bij het ‘Telraam’, als leerlingen zelfstandig werken, verandert de kleur van de afbeeldingen geleidelijk van groen naar rood: groen lichtgroen, geel, oranje rood.