Aansturen en Bijsturen: inleiding
Op deze pagina
- Zes componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’
1.1 Valkuil als een van deze componenten ontbreekt - Starten met ‘Aansturen en Bijsturen’ in twee periodes
- In vier situaties een leerling of de groep aanspreken op gedrag en inzet
3.1 Tabel werkvorm / aanspreken op gedrag
3.2 Meerdere opties om non-verbaal te reageren op een leerling - Tijdsinvestering ‘Aansturen en Bijsturen’ voor docent en leerling
- Gebruik kleuren bij het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet
5.1 Kleuren van een stoplicht
5.2 Kleuren kaarten van een scheidsrechter - Instructievideo
- Astrid Boon – Belang van orde
- Voorbeelden
8.1 verkorte vorm aansturen en bijsturen - Samenvatting ‘Aansturen en Bijsturen’
- Credits
Leerlingen zien direct of een docent kan orde houden. Een docent die orde kan houden, handelt weloverwogen: observeert, heeft de les goed voorbereid en beschikt over een strategie om een verstoring van de les op te lossen (Aansturen en Bijsturen). Deze docent spreekt leerlingen efficiënt aan op gedrag en inzet. Vriendelijk Orde Houden (VOH) helpt docenten bij het bepalen van hun strategie.
Met Vriendelijk Orde Houden ((VOH) kan ik geleidelijk de manier waar op ik leerlingen aanstuur (non-verbaal, verbaal) en bijstuur (met een maatregel) steeds vriendelijker en duidelijker maken.
Introductievideo
Voor meer informatie bekijk hier onze overige introductievideo’s.
Huidige aanpak:
Hoe houd ik nu orde?
Toekomstige aanpak:
Hoe spreek ik in de toekomst leerlingen aan op gedrag en inzet?
Inleiding
‘Aansturen en Bijsturen’ is een van de vijf invalshoeken van Vriendelijk Orde Houden (VOH).
Afbeelding 81: Aansturen en Bijsturen (overzicht)
Voordat je start met lesgeven vorm je beeld van hoe je wilt dat je lessen in de toekomst verlopen: vriendelijk en duidelijk (Kader). Je hebt een beeld van wat je van je leerlingen verwacht (Driehoek) en je bepaalt een strategie waarmee je leerlingen gaat aanspreken op gedrag of inzet.
‘Lesgeven’ en ‘leerlingen aanspreken op gedrag en inzet’ zijn met elkaar verbonden. Uit ervaring weten docenten dat orde niet vanzelfsprekend is. Aan orde gaat interactie, samenwerking, gesprekken met leerlingen en denkwerk van de docent vooraf.
Het ontwikkelen van een persoonlijke stijl waarmee je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet, kan een langdurig proces zijn dat gepaard gaat met vallen en opstaan. Als je moeite blijft houden met het aanspreken van leerlingen, is lesgeven een zware taak. In dit hoofdstuk helpen we je dit proces te bespoedigen.
In dit hoofdstuk gaan wij ervan uit dat je al een eigen manier hebt gevonden waarop je non-verbaal of verbaal leerlingen aanstuurt. Ook beschik je vermoedelijk al over een maatregel waarmee je een leerling bijstuurt die niet goed reageert op jouw aansturen. Met dit vijfde hoofdstuk bieden we je de mogelijkheid om de manier waarop je een leerling aanstuurt en bijstuurt geleidelijk steeds vriendelijker te maken. Daarmee voorkom je dat je boos uitroept ‘Ik ben het zat’ en vervolgens overgaat tot het uitdelen van strafwerk of tot het eruit sturen van een leerling. Met ‘Aansturen en Bijsturen’ zorg je ervoor dat je goed met je leerlingen kunt opschieten, dat zij goed opletten als jij iets uitlegt, dat je ongestoord een klassengesprek voert én dat je leerlingen zelfstandig aan het werk gaan.
Bij lesgeven hoort orde houden. Bij het aanspreken van een leerling op gedrag of inzet onderscheidt VOH drie stappen. VOH geeft het advies om de deze drie stappen in de hieronder genoemde volgorde en op een vriendelijke en duidelijke manier te zetten:
Deze drie stappen presenteren wij bij ‘Aansturen‘ en ‘Bijsturen‘ als een voorstel. Door te spreken over een voorstel, geven wij aan dat ook ons voorstel voor verbetering vatbaar is. Je kunt op elk moment een van de drie voorstellen van VOH uitproberen, aanpassen en onderdeel maken van jouw bestaande manier van orde houden.
VOH adviseert om aan het begin van een nieuw schooljaar deze drie stappen (of varianten daarop) als een samenhangend geheel te introduceren bij je leerlingen in de ‘Oefenperiode‘. Als je aan die manier van werken gewend bent, kun je de aanpak nog verder verfijnen door het ‘Telraam‘ te introduceren (Telraam introduceren).
Zowel voor jou als voor je leerlingen is ‘Vriendelijk zijn en blijven’ een streven is, een resultaat van een gezamenlijk leerproces dat tijd kost: een manier van werken waar je je voor in moet zetten en waar jij en de leerlingen aan moeten wennen.
Ketting met schakels
VOH deelt alle aspecten van het onderwijs in in vijf invalshoeken. Bij deze afbeelding is van deze vijf invalshoeken een ketting gemaakt. Met de bovenste schakel van deze ketting (A+B) stuur je aan en stuur je bij. Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel. Elke schakel is onmisbaar in het onderwijs. Bij elke les geef je aandacht aan alle vijf de invalshoeken. Lees meer over de kleuren van de schakels.
De rem
De bovenste schakel (Non-verbaal en verbaal Aansturen en Bijsturen met een maatregel – Orde Houden) is te vergelijken met de rem van een auto. Met die rem kun je geleidelijk afremmen. De bovenste schakel van de ketting is ook te vergelijken met de bovenste twee gekleurde lampen van een stoplicht (oranje en rood). De overige vier groene schakels zijn: Observeren, Lesinhoud, Duidelijk en Vriendelijk.
Weglaten van de rem
Zonder rem kun je niet autorijden. Stel je bent een docent die veel waarschuwt en daar meestal geen consequenties aan verbindt. Bij de zoveelste verstoring krijg je er genoeg van en op een boze manier stuur je een leerling de les uit. Dat moment is te vergelijken met het hard trappen op de rem. Met VOH rem je voorspelbaar en geleidelijk. Dat is prettig voor jou én voor je leerlingen. Zij merken dat je planmatig te werk gaat en niet uit je evenwicht raakt als je een leerling aanspreekt op gedrag of inzet. Zij merken dat je weloverwogen handelt en niet uit boosheid of frustratie. De rust die daardoor ontstaat, zorgt ervoor dat alle aandacht naar de les gaat. Die rust maakt de kans groter dat jij je pensioen haalt.
Bij deze invalshoek draait het om het vriendelijk, duidelijk en consequent aanspreken van een individuele leerling op gedrag en inzet én het effectief aanspreken van de hele groep. De informatie over ‘Aansturen en Bijsturen‘ is op verschillende plaatsen op deze site terug te vinden:
Waar vind je welke informatie over ‘Aansturen en Bijsturen‘?
- In de module ‘Aansturen‘ gaat over hoe je eerste non-verbaal en vervolgens verbaal een leerling aanstuurt.
- In de module ‘Bijsturen‘ gaat het over hoe je met een maatregel een leerling bijstuurt.
- Een pagina met instructievideo’s.
- Een module over hoe je aan het begin van een nieuw schooljaar in acht lessen VOH introduceert bij je leerlingen met de ‘Oefenperiode’. In die periode spreek je elke leerling individueel aan op gedrag. Vanaf dat moment werk je met het kader en de driehoek van VOH.
- Na de ‘Oefenperiode’ kun je er voor kiezen om niet alleen elke leerling individueel aan te spreken, maar ook de groep als geheel aan te spreken met het telraam. Zie ‘Telraam introduceren’.
- Zie ‘Handleiding Aansturen en Bijsturen‘.
Of je nu frontaal lesgeeft ofwel leerlingen zelfstandig laat werken, beide werkvormen vragen om een aanpak waarbij iedereen zich kan concentreren en zich goed kan inzetten. Als de aanpak per werkvorm verschilt, als je op een iets andere manier aanstuurt of bijstuurt dan zie je dat terug in twee kolommen: frontaal lesgeven en zelfstandig werken. Boven de linker kolom staat een afbeelding van een baret en boven de rechterkolom een afbeelding van een pet.
Twee kanttekening bij alles wat nu volgt:
- In het onderwijs krijg je te maken met kinderen die verschillend van aard zijn. Soms is het nodig om je bij bepaalde leerlingen te verdiepen in hun situatie en misschien maak je dan voor die ene leerling een uitzondering. Onderwijs is maatwerk.
- Om goed te kunnen oordelen als docent moet je op het toppunt van je kunnen presteren en zo gezond mogelijk zijn. Start je een les vermoeid, dan raak je sneller geïrriteerd en heb je minder plezier in het lesgeven. Jouw stemming bepaalt het verloop van de les. Zie invloed van een leraar
Oorzaken verstoringen
- De oorzaak van een verstoring van de les kan bij jou liggen: Je ben niet vriendelijk genoeg, je hebt nog geen ‘Kader’ aangegeven, je ben niet duidelijk over wat je per werkvorm van leerlingen vraagt (Driehoek), je lesinhoud is voor verbetering vatbaar: Je legt teveel het accent op ‘Docentgestuurd onderwijs‘ ofwel je legt teveel het accent op ‘Leerlinggestuurd onderwijs‘, je hebt nog geen goede manier gevonden om leerlingen aan te spreken op gedrag en inzet (Aansturen en Bijsturen)
- De oorzaak van een verstoring kan ook bij een leerling liggen: Een leerling heeft dan bijvoorbeeld een leerprobleem of de leerling ervaart de les als te makkelijk of te moeilijk. Ook valt te denken aan persoonlijke omstandigheden zoals verliefdheid, onderlinge conflicten, jaloezie, de manier waarop klasgenoten met elkaar omgaan, spanning thuis, teveel online zijn of tegenvallende prestaties.
- Ook externe factoren kunnen zijn de oorzaak zijn van een storing: brandalarm, onverwachte lokaalwisseling, pesten (via internet) een nieuwe leerling bij de groep, een verhuizing, conflicten en oorlogen in landen van herkomst etc.
Hoe goed je ook lesgeeft, altijd kan er een verstoring plaatsvinden. Of de oorzaak nu bij jou ligt, bij de leerlingen of dat de verstoring een externe oorzaak heeft, het is geruststellen als je weet hoe je een verstoring oplost. Vriendelijk Orde Houden adviseert docenten om verstoringen van de les op een vriendelijke,duidelijke en planmatige manier op te lossen (Aansturen en Bijsturen).
1. Zes componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’
Voordat je aan de slag gaat:
- Doe eerst ervaring op in je lessen met de losse componenten ‘Kader’, ‘Driehoek’, ‘Gebaren’, ‘Tips’, ‘Brief over toekomstig gedrag’ van Vriendelijk Orde Houden. Elk afzonderlijk component kan bijdragen bij aan een vriendelijke en duidelijke manier van lesgeven.
- Het begin van een nieuw schooljaar is een goed moment om de eerste vijf componenten in acht lessen te introduceren bij je leerlingen met de ‘Oefenperiode’.
- De zesde component, het ‘Telraam‘ introduceer je in één van de volgende periodes.
Component 1
In het VO adviseert VOH eerst ervaring op te doen met losse componenten van VOH. Als je daarmee vertrouwt bent geraakt, introduceer je vervolgens aan het begin van een nieuw schooljaar de eerste vijf componenten van ‘Aansturen en Bijsturen‘ als een samenhangend geheel aan je leerlingen in een serie van acht lessen (Oefenperiode). Na die oefenperiode blijf je werken in periodes van acht lessen. Afhankelijk van hoeveel uur je een groep per week lesgeeft is die periode waarin je deze acht lessen geeft langer of korter. In die periode beperk je tijdens de ‘Oefenperiode‘ voor elke leerling individueel de mogelijkheid om de les te verstoren. Zie hieronder (ook voor het PO) hoe je de Lengte van een periode bepaalt.
Component 2
Met de ‘Driehoek‘ laat je per werkvorm aan je leerlingen zien wat je van ze verwacht: ‘Graag opletten’ of ‘Graag aan het werk’.
Component 3
Jij houdt je aan het ‘Kader‘ (Vriendelijk + Duidelijk). Je leerlingen nemen na verloop van tijd jouw voorbeeld over. Zij gedragen zich onderling ook vriendelijk. Als je zowel het ‘kader’ als de ‘driehoek’ hebt geïntroduceerd bij je leerlingen heb je daarmee voor een belangrijk deel een positieve leeromgeving gedefinieerd. Daarna spreek je indien nodig een leerling aan op gedrag en inzet: Je observeert of leerlingen zich gedragen volgens het kader en of de leerlingen de instructies die de leerlingen zien op de afbeeldingen van de driehoek opvolgen. Gebeurt dit niet, dan stuur je gedrag eerst non-verbaal aan, dan verbaal. Indien nodig neem je een maatregel (Aansturen en Bijsturen).
Component 4
In vier stappen spreek je leerlingen aan op gedrag en inzet. Met stap 1 en 2 stuur je het gedrag of de inzet van een leerling aan en met stap 3 en 4 stuur je bij. Zie ‘Handleiding Aansturen en Bijsturen‘
- Stap 1 – Non-verbaal. Advies VOH: Gebruik naar keuze een serie ‘Gebaren‘ waarmee je een leerling vraagt te stoppen met praten, te stoppen met storen of een leerling vraagt aan het werk te gaan. Die gebaren zijn onhoorbaar en daardoor blijft alle aandacht bij de les. Je bespreekt deze gebaren met je leerlingen zodat zij deze kennen en herkennen. Zie Non-verbaal aansturen – stap 1
- Stap 2 – Verbaal. Advies VOH: Een leerling die de les verstoort of die een medeleerling stoort geef je een ‘Tip‘, een positieve aanwijzing zoals ‘Graag opletten’, of ‘Graag aan het werk’. Positief betekent hier dat je diens aandacht vestigt op gewenst gedrag (en niet dat je ingaat op het ongewenste gedrag). Met zo’n ‘Tip‘ herinner je een leerling aan wat op dat moment zichtbaar is op een van de twee afbeeldingen van de driehoek. Als je een ‘Tip‘ hebt gegeven, noteer je die op een klassenlijst. Door Tips te noteren, stel je per leerling een dossier op met als doel zo min mogelijk aan en bij te sturen. Met het tellen van ‘Tips‘ geef je per periode per leerling een zekere marge en geef je duidelijk je grens aan. Binnen die marge kan een leerling fouten te maken en om jouw grenzen verkennen. Met de ‘Tips‘ spreek je elke leerling aan op gedrag en inzet. Zie ‘Verbaal aansturen – stap 2‘.
- Stap 3 – Maatregel. Advies VOH: De maatregel waarmee je gedrag bijstuurt is de ‘Brief over toekomstig gedrag’. Een leerling die stoort of die niet werkt aan een opdracht vraag je aan jou een brief te schrijven. In die brief beschrijft de leerling wat er is gebeurd en hoe dit voortaan beter is op te lossen. Die brief levert de leerling bij jou in. Deze maatregel is effectief omdat:
– het schrijven van de brief een leerling tijd kost.
– de leerling meedenkt bij het oplossen van de verstoring.
– de leerling een handtekening zet onder de brief en jij de brief bewaart. Vanaf dat moment is de brief een afspraak tussen jullie. Op een later moment kun jij de leerling vragen zich te houden aan de gemaakte afspraak.
Zie Bijsturen met maatregel – stap 3
Je geeft een leerling twee kansen de opdracht die jij hebt gegeven bij jou in te leveren. Gebeurt dat niet dan kies je een van deze opties:
- zoekt je een leerling in een tussenuur op
- spreek je met de schoolleiding een vervolgstap af voor als een leerling de opdracht niet inlevert.
Bij deze drie stappen horen drie adviezen:
- Kijk tijdens het maken van een gebaar (Stap 1) ontspannen en vriendelijk. Deze gebaren zijn effectief omdat je leerlingen weten welke twee stappen je vervolgens neemt als een leerling niet goed reageert op deze gebaren: je geeft dan een – verbale – ‘Tip‘. Helpt ook het geven van een ‘Tip‘ niet, dan neem je vervolgens een maatregel.
- Kijk ook tijdens het geven van een ‘Tip’ ontspannen en vriendelijk. Dat laatste is mogelijk omdat je per periode van acht lessen de gegeven ‘Tips’ per leerling noteert op een klassenlijst en telt. Als het maximum van twee ‘Tips’ per leerling binnen een periode is bereikt, volgt voor die leerling een maatregel. Daardoor is het niet nodig om ‘bozer’ te kijken hoe meer ‘Tips’ een leerling krijgt.
- Neem eventuele negativiteit van de leerling niet over. Als je bijstuurt, toon je compassie en begrip voor de zware taak die de leerling wacht door te zeggen: “Ik moet je nu helaas deze opdracht geven”.
Component 5
Advies VOH: Je streeft ernaar om een leerling per les slechts één ‘Tip‘ te geven per les. Om dat voor elkaar te krijgen moet je ook weten wat je doet als een leerling in dezelfde les blijft storen nadat je al een ‘Tip‘ hebt gegeven. Als je een leerling die stoort maximaal één ‘Tip‘ per les geeft én als je pas na twee ‘Tips‘ een maatregel neemt, betekent dat dat deze leerling pas na in twee verschillende lessen een ‘Tip‘ te hebben gekregen voor dezelfde werkvorm (frontaal lesgeven of zelfstandig werken) in een derde les een brief moet schrijven. Door deze aanpak handel je niet meer impulsief (boos) maar weloverwogen (vriendelijk en duidelijk).
Component 6
Met de zesde component ga je pas aan de slag na de ‘Oefenperiode‘. In een volgende periode spreek je met het ‘Telraam‘ de groep per les aan op gedrag. Je beperk daarmee het aantal ‘Tips‘ dat je geeft aan de groep per les. Je bent dan ‘strenger’. Advies van VOH: Begin pas het ‘Telraam‘ te gebruiken als gebaren, ‘Tips‘ en de ‘Brief over toekomstig gedrag‘ hun effect hebben bewezen.
- Bij frontaal lesgeven geef je met het ‘Telraam‘ aan wanneer het maximum aantal ‘Tips‘ per les is bereikt. Bij een rode afbeelding weten leerlingen dat jij een van hen een brief kunt laten schrijven. Om te voorkomen dat zij de opdracht krijgen een brief te schrijven, stoppen doorgaans alle leerlingen met storen.
- Bij zelfstandig werken geef je met het ‘Telraam‘ bij de vierde ‘Tip‘ binnen een les aan dat het te onrustig is om te werken en onderbreek je zelfstandig werken. Je gaat dan verder met frontaal lesgeven. Je doet dit omdat het geen zin heeft om leerlingen zelfstandig te laten werken als zij zich niet kunnen concentreren. Als de groep langer door wil gaan met zelfstandig werken, zullen zij als groep het aantal verstoringen moeten beperken. Door de ‘Tips‘ tijdens zelfstandig werken te tellen met het telraam, help je hen zich te concentreren. ‘Tips‘ die je geeft tijdens zelfstandig werken, noteer je op de lijst voor zelfstandig werken. Door met het ‘Telraam‘ een grens te stellen aan het aantal ‘Tips‘ wijs je de groep erop dat ongeconcentreerd werken niet effectief is. Wijs je leerlingen erop dat dat zelfstandig werken een voorrecht is waar zij van kunnen profiteren en waardoor ze thuis sneller klaar zijn met hun huiswerk
1.1 Valkuil als een van deze componenten ontbreekt
Wat gebeurt er als je één van de componenten van ‘Aansturen en Bijsturen’ weglaat?
Weglaten van component 1 – periodes
Als je niet werkt in periodes, als je per les beslist of je wel of niet een maatregel neemt – bijvoorbeeld na twee waarschuwingen – dan kun je bij een klas van dertig leerlingen zestig keer waarschuwen zonder dat je een maatregel neemt. Je bent dan voortdurend leerlingen aan het aanspreken op gedrag of inzet. De inhoud van de les gaat dan verloren. Om dat te vermijden werk je in (in het VO) periodes van acht lessen.
Weglaten van component 2 – driehoek
Zonder ‘Driehoek‘ is het voor leerlingen onduidelijk of jij van hen verwacht dat ze opletten of dat jij van hen verwacht dat ze aan het werk gaan. Daarom geef je zowel bij frontaal lesgeven als bij zelfstandig werken aan wat je van leerlingen verwacht.
Weglaten van component 3 – kader
Zonder ‘Kader‘ is er niets afgesproken over hoe wij in de les met elkaar omgaan. Onvriendelijk zijn is dan toegestaan. Met een ‘Kader‘ voorkom je een groot deel van onvriendelijk gedrag.
Weglaten van component 4 – stappen
Als je niet non-verbaal, verbaal aanstuurt en niet bijstuurt met een maatregel:
- Stap 1 Als je geen gebaren om leerlingen aan te spreken op gedrag of inzet, zul je al snel terugvallen op verbaal waarschuwen. Je onderbreekt dan je uitleg, of verstoort zelfstandig werken. Verbaal waarschuwen gaat vaak gepaard met fronzen, boos kijken, dreigen, je groot maken of dominant gedrag vertonen. Dit alles maakt de les grimmig en je leerlingen nemen deze manier van communiceren van jou over en voor jou is het vermoeiend. Daarom is het aan te raden om als eerste stap op een vriendelijk manier gebaren te gebruiken bij het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet.
- Stap 2 Als je leerlingen geen positieve aanwijzing geeft (Tips) maar waarschuwt (negatief gedrag benoemt), klinkt er al snel irritatie door in je stem. Je komt ongeduldig of boos over bij de leerling. Dat vermijd je door op een vriendelijke manier ‘Tips‘ te geven in plaats van waarschuwingen.
- Stap 3 Als je in plaats van de ‘Brief over toekomstig gedrag’ akelig strafwerk geeft of een leerling uit de les stuurt, ontstaat er verwijdering tussen jou en de leerling. Daarom gebruik je in plaats van strafwerk de brief.
- Stap 4 Je werkt niet samen met de schoolleiding. Als een leerling de ‘Brief over toekomstig gedrag’ niet inlevert, kun je ervoor kiezen om daar geen werk te maken, je doet of je vergeet dat je de opdracht hebt gegeven. Je kunt er ook op blijven aandringen dat de leerling de brief bij jou inlevert. Als je op deze manieren reageert, ervaart de leerling jou als slap dan wel als een dwingeland. Daarom is het belangrijk dat je samenwerkt met je leidinggevende, dan zijn beide reacties niet nodig.
Weglaten van component 5 – beperking aantal ‘Tips‘
Als je een leerling binnen een les meer dan één ‘Tip‘ per les geeft, bestaat de kans dat de leerling denkt dat jij speciaal op hem of haar let. Een conflict ligt dan op de loer. Dat conflict voorkom je door vanaf de tweede les van de ‘Oefenperiode’ niet meer dan één ‘Tip‘ per leerling per les te geven en door pas in de derde les dat een leerling stoort deze leerling een brief te laten schrijven (Uitzondering: In eerste les van de ‘Oefenperiode‘ deel je wel direct een brief uit). – Door niet meer dan één ‘Tip‘ per les aan een leerling te geven per les, vermijd je conflicten. Als je geen limiet stelt aan het aantal ‘Tips‘ per les, kun je veel ‘Tips‘ geven die dan na die les vervallen en hun effect verliezen. Om dat te vermijden geef je slechts één ‘Tip‘ per leerling per les.
Weglaten van component 6
Als je niet met het ‘Telraam‘ de ‘Tips‘ binnen een les telt, kan het zijn dat je veel ‘Tips‘ moet geven en die allemaal moet administreren. Daarom gebruik introduceer je het ‘Telraam‘ om het aantal ‘Tips‘ per les verder in te perken (Telraam introduceren).
2. Starten met ‘Aansturen en Bijsturen’ in twee periodes
Afbeelding 88: introduceren componenten VOH
In de ‘Oefenperiode‘ gebruik je alleen de eerste vijf componenten. De ‘Oefenperiode‘ is bestemd voor docenten die nog geen ervaring hebben met ‘Aansturen en Bijsturen’.
Met het ‘Telraam‘ introduceer je het zesde en laatste component. Deze informatie is bestemd voor docenten die de ‘Oefenperiode‘ achter de rug hebben en die minder tijd willen besteden aan het geven en noteren van ‘Tips‘. Zie ‘Telraam introduceren‘.
3. In vier situaties een leerling of de groep aanspreken op gedrag en inzet
Eerder kwamen twee werkvormen ter sprake:
- Frontaal lesgeven
- Zelfstandig werken
Ook kwamen twee soorten manieren van aanspreken van leerlingen aan de orde:
- Een leerling individueel aanspreken op gedrag per periode
- De groep aanspreken op gedrag per les
Als je deze twee werkvormen en deze twee manieren van aanspreken van leerlingen combineert, ontstaan er vier situaties waarbij je leerlingen aanspreekt op gedrag en inzet.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van deze vier situaties. De tabel laat je in een oogopslag zien hoeveel ‘Tips‘ je maximaal geeft in vier verschillende situaties en welke stappen je na de ‘Tips‘ neemt. In de tabel staat een advies om in verschillende situaties een ‘Brief over toekomstig gedrag’ uit te delen afgedrukt op verschillende kleuren papier.
3.1 Tabel werkvorm / aanspreken op gedrag
- In de ‘Oefenperiode‘ gebruik je alleen het groene deel van de tabel.
- Vanaf het moment dat je het ‘Telraam‘ hebt geïntroduceerd gebruik je zowel het groene als het blauwe deel van de tabel. Je spreekt dan zowel individuele leerlingen aan op gedrag en inzet als de hele groep.
Afbeelding 100: Tips in vier situaties
Advies VOH: deel nooit meer dan twee brieven per les uit.
3.2 Meerdere opties om non-verbaal te reageren op een leerling
Voordat je een ‘Tip‘ geeft, kun je
- de driehoek of het telraam optillen
- de achterkant van je ‘Tipboek‘ te laten zien (daar heb je de blauwe afbeelding van de driehoek op geplakt).
- de achterkant van de lijst waarop je Tips noteert bij zelfstandig werken te laten zien (op de achterkant van het schrijfplankje waar je de lijst onder klemt heb je de groene afbeelding van de driehoek geplakt).
Voordat je een leerling een opdracht geeft:
- pak je de opdracht op. Als een leerling door deze zichtbare handeling stopt met storen, leg je de opdracht weer weg. Met een knikje of een compliment (duim omhoog) bedank je de leerling. Non-verbaal voorkom je dat je een leerling confronteert met een maatregel.
Deze non-verbale signalen hebben meestal al effect.
4. Tijdsinverstering ‘Aansturen en Bijsturen’ voor docent en leerling
- ‘Aansturen en Bijsturen’ kost jou weinig tijd en energie.
- Als je het gedrag van een leerling non-verbaal of verbaal aanstuurt, kost dit de leerling geen tijd.
- Als je het gedrag van een leerling aanspreekt met een ‘maatregel’, kost het maken van de opdracht een leerling wel tijd.
Omdat de maatregel een leerling tijd kost, zijn zijn de non-verbale stap en de verbale stap effectief. Deze effectiviteit merk je pas nadat je een eerste opdracht hebt meegegeven en deze door een leerling is ingeleverd. Daarom geef je een leerling (indien nodig) in de ‘Oefenperiode’ al meteen in de eerste les een opdracht.
Astrid Boon ontdekte dat alleen een opdracht die de leerling tijd kost effectief is. Bij VOH is dit de ‘Brief over toekomstig gedrag’.
5. Gebruik kleuren bij het aanspreken van leerlingen op gedrag en inzet
VOH gebruikt kleuren als signaal naar leerlingen zowel bij de afbeeldingen van het telraam, als bij kleur papier waarop brieven zijn afgedrukt. De ‘Brief over toekomstig gedrag’ print je in de ‘Oefenperiode‘ alleen uit op geel papier. Als je het ‘Telraam introduceert‘, print je de brief af op geel, rood en wit papier. Je ziet dan aan de kleur van de opdracht tijdens welke werkvorm je de opdracht hebt gegeven. Bij frontaal lesgeven zie je ook in welke fase van de les je de ‘Brief over toekomstig gedrag‘ door een leerling hebt laten schrijven.
Telraam
- De kleuren van de afbeeldingen van het ‘Telraam‘ waarmee je ‘Tips‘ telt, zijn afgeleid van de kleuren van een stoplicht: groen, oranje en rood.
- Wanneer de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan, zijn er extra kleuren aan het telraam toegevoegd om een geleidelijke overgang te kunnen maken van groen naar rood: groen, lichtgeel, donkergeel, oranje en rood.
Brief over toekomstig gedrag
- De kleur van de ‘Brief over toekomstig gedrag’ is geel (Vergelijk de gele kaart van een scheidsrechter). Als je werkt met het ‘Telraam‘ geeft je tijdens frontaal lesgeven eerst een brief afgedrukt op geel papier en dan een brief afgedrukt op rood papier. Ook deze kleuren zijn afgeleid van de kleuren van kaarten die een scheidsrechter uitdeelt bij voetbal (geel en rood). N.B. op oranje papier is de opdracht beter te lezen dan op rood papier.
- Als leerlingen zelfstandig werken, geef je een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ afgedrukt op wit papier.
5.1 Kleuren van een stoplicht
Kees de Heus zag dat leerkrachten op de basisschool de kleuren van een stoplicht gebruiken als signaal naar hun leerlingen. VOH neemt dit concept over met het ‘Telraam‘.
Waarom is de werking van het ‘Telraam‘ te vergelijken met een stoplicht?
Door de ‘Tips’ te tellen met het ‘Telraam‘ geef je voor de hele groep jouw grens aan. Leerlingen zien aan de kleur van een afbeelding van het ‘Telraam‘ dat jij de ruimte om te storen of zich niet goed in te zetten beperkt. Doorgaans stoppen leerlingen met storen bij het zien van een rode afbeelding. Met het ‘Telraam‘ spreek je de groep als geheel aan op gedrag en inzet.
Kleurenketting
Alle vijf de perspectieven van VOH zijn van vitaal belang voor het onderwijs. Bij de afbeelding rechts zie je een ketting met de kleuren van een stoplicht. De onderste vier schakels zijn groen. De bovenste schakel heeft twee kleuren:
- geel (oranje – A) wat staat voor ‘Aansturen‘.
- rood (B) staat voor het ‘Bijsturen‘.
5.2 Kleuren kaarten scheidsrechter
In de ‘Oefenperiode’ gebruik je alleen brieven afgedrukt op geel papier. Als je het ‘Telraam’ hebt geïntroduceerd, gebruik je brieven afgedrukt op geel, rood en wit papier.
Een gele of een rode kaart is bij voetbal een duidelijk signaal. Als je bijstuurt tijdens frontaal lesgeven, gebruik je deze kleuren om een duidelijk signaal af te geven en leerlingen aan te spreken op gedrag of inzet:
- Een gele kaart bij voetbal, is te vergelijken met het laten schrijven van een ‘Brief over toekomstig gedrag‘ laat schrijven. Deze brief is afgedrukt op geel papier.
- Een rode kaart bij voetbal, is te vergelijken met de tweede keer binnen een les dat je binnen een les een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laat schrijven. Deze brief is afgedrukt op rood (oranje i.v.m. leesbaarheid) papier. Na het laten schrijven van de rode brief onderbreek je de les.
6. Instructievideo
7. Astrid Boon – Belang van orde
Als orthopedagoog was Astrid Boon zich zeer bewust van de problemen die ontstaan als een leraar de orde niet kan handhaven en wat de gevolgen zijn voor leraar en leerling. Astrid merkte op dat een leraar vaak maar twee manieren heeft om storend gedrag aan te sturen of bij te sturen: een leerling waarschuwen of een leerling uit de les verwijderen. Astrid gaf aan dat er een aantal tussenstappen ontbreken. In haar boeken beschrijft Astrid Boon het belang van orde en legt ze uit waarom zij aanbeveelt om haar ‘Reflectieve schrijfopdracht’ te gebruiken. VOH heeft haar idee om tussenstappen te maken uitgewerkt in met de driedeling: Non-verbaal, Verbaal en Maatregel. VOH adviseert om eerst bij te sturen met een ‘Brief over toekomstig gedrag‘. Als het nodig is om in een volgende periode de leerling nogmaals bij te sturen, dan adviseert VOH een van de alternatieve maatregelen waaronder het reflectieverslag van Astrid Boon.
8. Voorbeelden
In deze video vergelijken leerlingen van het Pieter Nieuwland College twee manieren waarop docenten omgaan met verstoringen:
- Een leerling uit de les sturen.
- Een leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ laten schrijven. Zij spreken over een ‘reflectieverslag’. Dat was de naam die de opdracht toen had.
Hun conclusie is dat hen eruit sturen niet werkt en laten het schrijven van een ‘Brief over toekomstig gedrag’ (De twee leerlingen noemen de brief in deze video een reflectieverslag) wel effectief is. Om te voorkomen dat ze een brief moeten schrijven zijn ze genoodzaakt zijn om op te letten.
8.1 Verkorte vorm Aansturen en Bijsturen
Karin ontvangt haar diploma op het Maerlantlyceum. Zie ook dit blog over hoe je een diploma kunt krijgen
Karin Seijdell vertelt hoe zij als docent levensbeschouwing ‘Aansturen en Bijsturen’ aanpakt.
Zij heeft zich toegelegd op helder communiceren en om deze communicatie af te maken. Voor Karin staat voorop dat als zij uitleg geeft de leerlingen ook echt luisteren.
- Als een leerling niet luistert maakt zij het zachter gebaar met één arm. Reageert een leerling goed dan maak je met je duim omhoog een compliment.
- Reageert de leerling niet goed, dan vraagt zij de leerling vooraan te komen zitten.
- Blijft de leerling ook daar storen, dan vraagt zij de leerling een ‘Brief over toekomstig gedrag’ te schrijven.
Met haar aanpak slaat zij het geven van een ‘Tip’ over en is in staat zonder hulp van de schoolleiding bij te sturen. Zij gebruikt de techniek ‘cold calling’ waarbij je niet vingers op laat steken maar als docent een leerling aanwijst om het antwoord te geven of aan te vullen.
9. Samenvatting ‘Aansturen en Bijsturen’
- Doe er alles aan om zelf geen onrust te veroorzaken (Orde Maken – Reflecteren op jouw manier van lesgeven).
- Spreek leerlingen consequent aan op gedrag en inzet en geef je professionele grens aan. Dan is het niet meer nodig om boos te worden.
‘Aansturen en Bijsturen‘ bestaat uit deze vier stappen:
- Non-verbaal aansturen met lichaamstaal en gebaren kun je zo vaak doen als nodig is, je houdt hier geen administratie van bij.
- Verbaal stuur je aan met ‘Tips‘ die je noteert op lijsten voor frontaal lesgeven en zelfstandig werken. Door ‘Tips‘ te noteren, zie je wanneer je het maximum aantal ‘Tips‘ voor die periode wat betreft een leerling hebt bereikt. Door ‘Tips‘ te noteren, beperk je het aantal ‘Tips‘ dat je geeft per leerling per periode (VO – van acht lessen). Door ‘Tips‘ te tellen met het ‘Telraam‘, beperk je het aantal ‘Tips‘ per les.
- Bijsturen met een maatregel zoals de ‘Brief over toekomstig gedrag’.
- Als een leerling ‘Brief over toekomstig gedrag‘ ook bij een tweede kans niet bij jou inlevert, zorg je ervoor dat de opdracht toch wordt ingeleverd.
Met stap 1 en 2 voorkom je te vaak een maatregel neemt (stap 3). Stap 1 en 2 werken als een buffer voor stap 3.
Tenslotte
Misschien krijg je de indruk dat je met ‘Aansturen en Bijsturen’ veel moet administreren. De ervaring leert dat je in het begin moet wennen aan deze manier van werken maar dat al snel het aantal verstoringen afneemt en dan vermindert ook het aantal keren dat je iets moet noteren. Je krijgt in de praktijk ook goed werkende groepen waarbij ‘Aansturen en Bijsturen’ niet of nauwelijks nodig is. Als je te maken krijgt met een onrustige groep, dan is juist dit noteren een manier om ook met die groep een goede band te krijgen, je geeft les met minder ordeverstoringen, je leerlingen letten beter op en presteren beter. Hoe mooi is het als je met elke groep waarmee je werkt een goede band krijgt?
Door vriendelijk aan te sturen en bij te sturen blijft de relatie met leerlingen goed. Sterker nog, na het bespreken van de opdracht met een leerling, verbetert jullie relatie (omdenken).
Als je op een school gaat werken waar leerlingen gewend zijn aan de aanpak van VOH, dan is het voor jou eenvoudig om ook op deze manier te gaan werken.
10. Credits
Rense Houwing -Redacteur Vriendelijk Orde Houden
Rense heeft het onderscheid gemaakt tussen ‘Aansturen’ en ‘Bijsturen’. Sindsdien gebruiken we ‘Aansturen en Bijsturen’ als naam voor het hoofdstuk over orde houden. Dankzij Rense is ‘Observeren’ nu een aparte, op waarneming gerichte, invalshoek van Vriendelijk Orde Houden. ‘Observeren’ gaat vooraf aan ‘Aansturen en Bijsturen’.
Astrid Boon – Orthopedagoog
Als orthopedagoog heeft Astrid op basis van talloze gesprekken met leerlingen ontdekt wat de meest effectieve maatregelen zijn om gedrag bij te sturen. Zij ontdekte dat leerlingen een opdracht die hun tijd kost serieus nemen en een ‘goed gesprek’ of ‘waarschuwen en een leerling uit de les verwijderen’ doorgaans niet. Zij schreef hierover twee boeken: ‘Straf/Regels’ en ‘Te gezellig in de les’. Zij maakte ook duidelijk dat een leerling uit de les sturen een uiterst middel is. Zij adviseerde een aantal kleinere stappen te nemen voorafgaande aan de inzet van dit uiterste middel. In samenspraak met Astrid Boon heeft VOH haar suggestie vormgegeven met de vier stappen die docenten nemen om aan- en bij te sturen. Het werkzame bestanddeel is de maatregel (de opdracht die je een leerling geeft). Zie hierboven ‘Astrid Boon – Het belang van orde‘. Zie ook ‘Alternatieve maatregelen‘ met daarbij een beschrijving van haar ‘reflectieve schrijfopdracht’ en een video over toepassing van haar aanpak op meerdere scholen.








